Beatrice de Graaf – geschiedwetenschap in deze crisistijd
De traditie van Wopke Hoekstra
Van de week moest ik even met mijn ogen knipperen toen ik de kop las in Der Spiegel, die ik per ongeluk dit keer Engelstalig had gedownload: „Will Holland’s Looser Corona Policies Pay Off?” Zo zie je maar dat het altijd beter is Duitse tijdschriften niet in Engelse vertaling te lezen. Begonnen na de Italianen de Duitsers nu ook al te schelden? Nee, het ging natuurlijk om de ‘lossere’, liberale aanpak van Nederland ten opzichte van op veel plaatsen in Duitsland genomen draconische lockdownmaatregelen. Toch was de kritiek niet van de lucht. Nederland wordt gezien als een free rider, die meelift op de maatregelen van omringende landen, zelf daar de vruchten van plukt, Zuid-Europese landen ook nog eens de les leest, maar zelf onverantwoord de deuren open laat staan en zich solipsistisch in z’n gelijk wentelt.
Terecht werden daarover harde noten gekraakt, en minister Hoekstra moest alweer wat inbinden. Nederland was toch heus echt wel een solidair landje, soms.
auteur: Beatrice de Graaf
datum: 3 april 2020
website: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/04/03/de-traditie-van-wopke-hoekstra-a3995793
Steevast een ‘free rider’
Helaas geeft de geschiedenis onze minister niet gelijk. Als we de geschiedenisboeken er eens bij pakken, doemt er een karakteristiek beeld op. Nederland – als we tenminste de regering bedoelen nu – was nooit solidair, en gedroeg zich steevast als een ‘free rider’.
Elke grote oorlog gedurende de laatste twee eeuwen ging in Europa gepaard met de verspreiding van infectieziektes, soms ook uitlopend op een pandemie. Dat was zo na 1815, toen de duizenden heerscharen vanuit de Russische en Habsburgische rijken West-Europa kwamen bevrijden, maar vanuit het Midden-Oosten, het Middellandse Zeegebied en zelfs met omwegen uit India en Azië diverse plagen in Europa herintroduceerden. De cholera raasde weer over het continent. Eenzelfde patroon herhaalde zich tijdens en na de Krimoorlog, in de jaren vijftig van de 19de eeuw. En over de verspreiding van de Spaanse griep hebben we inmiddels ook genoeg kunnen lezen.
Die extreme verspreiding heeft te maken met het beruchte stapeleffect waar de Franse historicus Devroey in La nature et le roi (2019) al over schreef: pandemieën ontstaan wanneer de uitbraak van een infectieziekte gekoppeld wordt aan intensievere verplaatsingen van mensen, slechte leefomstandigheden, gebrekkige hygiëne en mogelijk nog andere (klimaat)veranderingen. Oorlogen scheppen daarmee bij uitstek de condities voor een verergerde uitbraak en verspreiding van diverse plagen.
Gevrijwaard van de destructie
Maar Nederland dan? Interessant is wat die naoorlogse uitbraken met Nederland deden, en wat Nederland ermee deed. Namelijk niks tot heel weinig. Nederland was de netto profiteur van veel van de oorlogen van de 19de en de 20de eeuw (de Tweede Wereldoorlog uitgezonderd). Het land bleef dankzij de steun van enkele bevriende grote mogendheden neutraal, kon nog enigszins handel blijven drijven, en bleef tegelijkertijd meestal gevrijwaard van de destructieve plagen die met de vele displaced persons en gemobiliseerde en gedemobiliseerde soldaten meereisden. Na 1815 woedde de cholera in heel Europa, maar Nederland bleef gespaard en werd pas bij de tweede en derde golf later in de 19de eeuw getroffen. Ook na 1918 werd Nederland dankzij de neutraliteit minder geraakt, waar in België 300.000 mensen door de Spaanse griep omkwamen, was dat in Nederland 20 tot 40.000 (de cijfers zijn onduidelijk). Dat had dus ook met dat stapeleffect te maken, in België en Frankrijk waren gezondheidszorg en leefomstandigheden door de oorlogsuitputting al erbarmelijk. Toen de ziekte via de gedemobiliseerde Nederlandse soldaten uit de garnizoenssteden aan de grens, en via Limburg, waar veel mensen familieleden in België hadden, het land in kwam, deed de regering niet veel. De bevolking moest de lasten maar opvangen.
Toen de voorloper van de WHO in 1923 werd opgericht, deed Nederland moeilijk over de kosten, en wilde pas twee jaar later wat bijdragen toen de Volkenbond in het Verre Oosten een bureau opzette, waarvan de Nederlanders in Indonesië direct profiteerden.
Geen boogje om ons land
Tijdens de Tweede Wereldoorlog spraken de geallieerde mogendheden af dat ze na de oorlog meer aandacht en geld zouden investeren in het ‘vrijwaren van gebrek’, de ‘freedom from want’, door de links-liberale Sir William Beverigde uitgewerkt in een grootschalig programma voor de vernieuwing van gezondheidszorg en sociale zekerheid. De Nederlandse SDAP-minister en zijn hoge ambtenaar Aat van Rhijn gingen eveneens, al in ballingschap in Londen, met een soortgelijk plan aan de slag, dat in 1945 en 1946 in een dik rapport uitmondde. Maar minister-president Gerbrandy vond het allemaal maar onzin, gezondheid en pensioen waren de verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Internationale samenwerking was al helemaal niet nodig. Een te grote rol, en te grote investeringen vanuit de staat waren ‘on-Nederlands’.
Zo bezien staat Hoekstra in een lange Nederlandse traditie. De vraag is of Nederland die traditie van afzijdigheid kan volhouden nu oorlogen en pandemieën niet langer meer een boogje om ons land maken. Gelukkig begrepen Nederlandse artsen al twee eeuwen lang dat isolement de wetenschap niet verder helpt. Zij waren het dan ook die in de jaren twintig, vijftig en nu opnieuw, de fakkel van Nederlandse kennis, kunde en internationale solidariteit hooghouden – de echte ‘winners’ van de geschiedenis.Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.
Ad Verbrugge in gesprek met Beatrice de Graaf, historicus en terrorisme-expert, over haar boek ‘Radicale verlossing.’ “Mensen willen altijd weten: ‘wat drijft de misdadiger?’ Mijn vraag was vooral: ‘wat stopt hem?’”
Psychologen, sociologen en antropologen hebben zich al uitgelaten over het fenomeen van de radicalisering. Wat in hun werk echter onderbelicht blijft, aldus terrorisme-expert Beatrice de Graaff, is de rol van religieuze motieven. “Hoe hebben transcendente drijfveren een rol in radicalisering? Daar vond ik in al mijn onderzoek te weinig over terug.” Zij besloot een boek aan deze vraag te wijden. Wat voor rol spelen begrippen als schuld, verlossing en zelfopoffering in de metamorfose van verwarde jongeling tot terrorist? De Graaff biedt conceptuele duiding met haar ‘drieluik van radicale verlossing’: “Mensen voelen een tekort, ze voelen zich geroepen, en ze geven zich aan de strijd.” Ditzelfde traject doorloopt iedere terrorist. Met dit inzicht biedt De Graaff tevens de handvaten om als maatschappij het hoofd te bieden aan radicalisering: “We moeten vragen: waar kunnen mensen met schuldgevoelens naartoe onze samenleving? Hoe vind je rituelen die mensen troost geven?” Voorkomen is beter dan genezen, met Beatrice de Graaff.
—
0:00 intro
0:20 Wanneer heb je besloten het boek vanuit deze invalshoek te schrijven?
4:58 Je brengt het motief van verlossing in. Speelt jouw religieuze vorming een rol dit boek?
11:15 Je schrijft verschillende portretten, beginnende bij Auguste Vaillant. Wat kan je daar over zeggen?
13:52 Is terrorisme een individualistisch verschijnsel, denk je?
22:05 Je beschrijft ook het effect van de media op deze dynamiek. Kan je daar meer over zeggen?
29:24 Speelt cultuur een rol in deze dynamieken?
33:51 Zien we hier niet een klassiek geval van de Puer dynamiek zoals beschreven door James Hillman in ‘Senex and Puer’?
44:08 Wordt de rol van schuld in onze maatschappij onderschat?
49:19 Is er in de mens een diepe behoefte aan het maken van offers?
Historici zijn onmisbaar tijdens corona
Een militair ziekenhuis in Kansas tijdens de uitbraak van de Spaanse griep (1918-1919). Bron: Wikimedia/ courtesy of the National Museum of Health and Medicine, Armed Forces Institute of Pathology, Washington, D.C., United States
auteur: Prof. dr. Beatrice de Graaf
datum: 4 mei 2020
website: https://www.uu.nl/in-de-media/historici-zijn-onmisbaar-tijdens-corona
Om te begrijpen wat voor voetafdruk de coronacrisis in onze geschiedenis zal achterlaten, zijn historici nodig. Prof. dr. Beatrice de Graaf (Geschiedenis en Kunstgeschiedenis) pleitte met drie collega-geesteswetenschappers in het NRC externe link voor een meer toegepaste geschiedwetenschap.
Een wicked problem
De vier geesteswetenschappers leggen uit dat de coronacrisis een wicked problem is: zo ingewikkeld dat oplossingen vaak onderdeel van het probleem worden. “Bij deze crisis worden niet alleen de volksgezondheid maar allerlei aspecten van het menselijk bestaan geraakt,” schrijven ze. Daar zijn allerlei oplossingen voor nodig, waaronder het stellen van de juist kritische vragen. “Daarom pleiten wij ervoor om een beroepsgroep te mobiliseren die als geen andere die bron van onze beschaving, die ‘citizen’s resource’, de geschiedenis, begrijpt: de historici.”
Culturele verbeelding
De vier wetenschappers pleiten onder andere voor meer aandacht voor culturele verbeelding van deze crisis. “Wat geeft mensen houvast, hoe versterken we via historische verhalen, historiserende beschrijvingen van wat ons nu overkomt, de veerkracht in de samenleving? Historici doen daar al jaren onderzoek naar, gebruik die resultaten!” Andere manieren waarop historici kunnen worden ingezet zijn bijvoorbeeld door gebruik te maken van hun kennis van eerdere mislukkingen en continuïteit en verandering.
Historici moeten ook meedenken, juist nu
Pleidooi Welke diepe sporen in de geschiedenis gaat deze crisis nog trekken? Voor zo’n diepe blik in tijd en ruimte zijn historici nodig, schrijven vier geesteswetenschappers.
Op 12 maart maakte premier Rutte in een persconferentie de nieuwe coronamaatregelen bekend. Hij wees toen op de RIVM-deskundigen en merkte op dat de Covid-19-crisis een gespecialiseerd probleem is en dat „je moet oppassen dat niet een jurist of een historicus daar uiteindelijk alle besluiten nemen”.
auteur: Beatrice de Graaf, Lotte Jensen, Catrien Santing, Rina Knoeff
datum: 1 mei 2020
website: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/01/historici-moeten-ook-meedenken-juist-nu-a3998484
Op 12 maart maakte premier Rutte in een persconferentie de nieuwe coronamaatregelen bekend. Hij wees toen op de RIVM-deskundigen en merkte op dat de Covid-19-crisis een gespecialiseerd probleem is en dat „je moet oppassen dat niet een jurist of een historicus daar uiteindelijk alle besluiten nemen”.
In principe sluiten wij ons daar bij aan. Elk gespecialiseerd probleem verdient de beste experts en specialisten om bij de oplossing ervan dienstbaar te zijn. Tegelijkertijd is de Covid-19-crisis niet alleen een ‘hoog specialistisch probleem’ maar ook een speciaal probleem, een zogeheten wicked problem – zo ingewikkeld dat oplossingen vaak onderdeel van het probleem worden. Bij deze crisis worden niet alleen de volksgezondheid maar allerlei aspecten van het menselijk bestaan geraakt: de economie, onderwijs, psychologisch welbevinden, veiligheid, enzovoort.
Bovendien gaat het niet alleen om het vinden van een oplossing voor het onmiddellijke probleem zelf (het bestrijden van de infectieziekte), maar is het ook belangrijk oog te hebben voor de effecten van de bestrijdingsmaatregelen op land en bevolking. De maatregelen werpen soms net zo’n lange schaduw over het land als het onderliggende probleem van de infectieziekte.
Bij het oplossen van ‘wicked problems’ gaat het om een brede blik op probleemvelden en onderliggende conflicterende waarden (zoals volksgezondheid versus economie), maar het gaat ook om een diepe blik in de tijd. Je moet ver achteruit en ver vooruit kijken: op welke dieperliggende medische én maatschappelijke oorzaken en ontwikkelingen is de coronacrisis terug te voeren? Welke diepe sporen in de geschiedenis gaat deze crisis nog trekken? Voor zo’n diepe blik in tijd en ruimte zijn geesteswetenschappers nodig, in het bijzonder historici.
De noodzaak van de inbreng van economen en gedragswetenschappers bij het Outbreak Management Team (OMT) is inmiddels erkend, maar Nederland loopt internationaal ver achter bij het betrekken van de geesteswetenschappen in beleid en bestuur. Duitsland loopt juist voorop: de politiek vaart op een groep van 26 experts, samengesteld door de Nationale Akademie der Wissenschaften/Leopoldina, die naast een handvol virologen en natuurwetenschappers voornamelijk bestaat uit filosofen, wetenschapshistorici, theologen en juristen.
Waar we in Nederland nog worstelen met het vraagstuk van noodverordeningen en burgerrechten, heeft deze groep al in een vroeg stadium uitgewerkt hoe de balans tussen inperkingen van grondrechten en veiligheid eruit zou kunnen zien. Maar ook hoe je een systeem van testen met draagvlak onder de bevolking kan inrichten, en wat er nodig is aan extra onderwijsmateriaal .
Opstaan na een klap
Maar minstens zo belangrijk is het stellen van de juiste kritische vragen. Volgens Jürgen Renn, directeur van Max Planck Institute for the History of Science, en hoofdauteur van het Leopoldina-rapport, is de Covid-19-crisis een crisis van het hele systeem. Voor een reconstructie post-corona moeten daarom systemische vragen worden gesteld: hoe bevorder je veerkracht en adaptief vermogen in de samenleving na zo’n klap? Welke systeemveranderingen zijn nodig?
Volgens Renn, die onlangs het standaarwerk Rethinking Science in the Anthropocene schreef, hebben bestuurders en technocraten te weinig oog voor de geschiedenis als citizen’s resource, zeg maar als ‘burgerarchief’. Bij rampen en crises schieten neoliberale bestuurders in reflexen: eerst de volksgezondheid, maar daarna moet meteen de economie gered worden. En wel door grote bedrijven een bail-out te geven. Ook in Nederland zien we dit.
Dat is ook begrijpelijk, beleidsmakers zijn er niet om een nationaal langetermijngeheugen in stand te houden. Virologen zijn er om vaccins te ontwikkelen en spreidingsgraden te modelleren, niet om de dieperliggende oorzaken en effecten van die ziekten te onderzoeken.
Daarom pleiten wij ervoor om een beroepsgroep te mobiliseren die als geen andere die bron van onze beschaving, die ‘citizen’s resource’, de geschiedenis, begrijpt: de historici.
Dit is geen nieuw pleidooi dat wij hebben verzonnen. In Duitsland verloopt het werk van de Leopoldina al langs deze lijnen, en in de Verenigde Staten hebben de historici David Armitage en Jo Guldi met The History Manifesto in 2014 al iets soortgelijks in gang gezet.
Waarom is het zo belangrijk om juist in crisistijden historici aan tafel te hebben? Ten eerste doen historici onderzoek naar betekenisgeving. In tijden van crisis grijpen mensen graag terug op oude verhalen die hen helpen hedendaagse onbegrijpelijke of heftige gebeurtenissen in een breder perspectief te plaatsen.
Minder stress na ‘11 september’
Net voor en net na ‘9/11’ onderzocht Marshall Duke met zijn team wat jongeren in de VS wisten van hun geschiedenis, met name van hun familiegeschiedenis. Degenen die meer wisten, rapporteerden na ‘9/11’ meer zelfvertrouwen, minder angst en minder stress. Zij waren in staat zichzelf te zien als deel van een groter geheel – een familie, een gemeenschap die eerdere crises had doorstaan – en als meer dan een los stofje dat door de winden van de geschiedenis werd rondgeblazen.
Cultureel zelfbesef van veerkracht geeft mensen houvast in bange tijden. ‘Ik worstel en kom boven’, zo’n motto, verbeeld in kunst en cultuur, biedt een raamwerk waarin mensen hun psychologische en sociale weerbaarheid beter op kunnen spannen.
De coronacrisis blinkt al niet uit in crisiscommunicatie. Het is daarom tijd dat er meer en professioneler wordt nagedacht over de culturele verbeelding van deze crisis. Wat geeft mensen houvast, hoe versterken we via historische verhalen, historiserende beschrijvingen van wat ons nu overkomt, de veerkracht in de samenleving? Historici doen daar al jaren onderzoek naar, gebruik die resultaten!
Mislukkingen uit het verleden
Ten tweede hebben historici kennis van zogeheten failure paths, zaken die in het verleden zijn misgelopen. Geschiedenis kan ook inzichten leveren voor het vinden van de juiste uitweg uit een crisis. Maar dan moet de geschiedenis niet simplistisch als grabbelton worden gebruikt. Het gevaar daarvan is dat iedereen wel iets van zijn gading vindt. De Jort Kelders van Nederland wijzen naar de Grote Depressie van na 1929 om voor onmiddellijke liberaliseringen van de maatregelen voor de economie te pleiten. Andere alarmisten wijzen naar China en vervallen in zondebok-argumenten.
Het is veel effectiever, en slimmer, om te leren van zaken uit het verleden die misgingen, en die we precies daarom zijn vergeten. Zoals: waarom werkte ‘social distancing’ ten tijde van de pokkenepidemie in de achttiende eeuw niet? Omdat de mensen te arm en te ongeletterd waren; ze konden zich niet aan zelf-isolatie houden, ze woonden te dicht op elkaar, en zouden verhongeren als ze niet konden werken.
We moeten bij de toepassing van maatregelen dus ook differentiëren naar sociaal-economische omstandigheden. In de premoderne periode, voordat besmettelijke ziekten werden begrepen in termen van bacteriën en virussen, besefte men dat veel beter, en werd de oorzaak van ziekten juist vooral gezocht in leefomgeving en gewoontes.
Nu zien we alles door de bril van de moderne biogeneeskunde, wachten we op uitslagen van specialistische laboratoria en denken we er nauwelijks aan dat veel van die uitslagen en richtlijnen niet aan zullen komen bij bevolkingsgroepen die amper een bijsluiter kunnen lezen. Met andere woorden, de geschiedenis helpt ons om Covid-19 niet alleen als ‘hoog-specialistisch probleem’ maar ook als een maatschappelijke kwestie te beschouwen.
Continuïteit en verandering
Ten derde kunnen historici ons helpen ontwikkelingen over een lange termijn te zien. Lessen trekken door het bestuderen van continuïteiten en veranderingen, van succes en falen in al hun complexiteit. Menselijk gedrag verloopt langs bepaalde patronen, maar de omstandigheden verschillen wezenlijk.
Corona is vele malen minder dodelijk dan de pest, tegelijkertijd ervaren veel mensen de huidige pandemie misschien nog wel als bedreigender omdat zij niet met onzekerheden en noodlot om weten te gaan.
Dat heeft enerzijds te maken met de hyperemotionele, individualistische en alarmistische mediacultuur van de 21ste eeuw . Er is veel meer inspanning nodig op het vlak van communicatie en dialoog om alle eigenwijze burgers mee te krijgen en gerust te stellen.
Anderzijds worden gezondheid en ziekte vooral ervaren als een specifiek medisch vraagstuk, waarop alleen medische professionals geacht worden het antwoord te weten. Maatregelen worden vaak als top-down ervaren; de individuele burger verliest regie.
Neem burger serieus
De geschiedenis laat echter zien dat op medische problemen nooit een eenduidig antwoord gegeven kan worden, juist omdat medische problemen vooral ook maatschappelijke problemen zijn. De leden van de samenleving moeten dan ook serieus genomen worden.
De Visconti’s, de leiders van Milaan in de veertiende eeuw, wisten in samenwerking met stedelijke organisaties zo’n slimme en radicale quarantainepolitiek op te tuigen dat het aantal pestslachtoffers in hun regio onder de vijftien procent bleef. Ook gaven burgers beproefde recepten tegen de pest aan elkaar door – een soort wisdom of the crowds. Bij analyse van op het eerste gezicht vreemde ingrediënten als bevergeil, blijkt het om salicylzuur te gaan, nu het hoofdingrediënt van aspirine.
Zo demonstreert het verleden dat crises slechts duurzaam kunnen worden opgelost als mensen mee kunnen denken en de kans krijgen verschillende maatregelen en remedies te beproeven. Zie ook het onderzoek van historicus Bas van Bavel, die heeft aangetoond hoe belangrijk zelforganisatie van burgers (in gildes of vakbonden) is bij herstel na crises.
Microverkaveling
Hoe komt het dat historici, alleen of samen met andere geesteswetenschappers, niet veel eerder zo’n vuist hebben gemaakt als in Duitsland of in de VS? Dat heeft te maken met de hyperprofessionalisering en de ‘microverkaveling’ van het vak in subspecialismes en tijdvakken.
Academische historici hebben nog wel eens de neiging kwesties kapot te deconstrueren en alleen uitspraken te doen over hun eigen onmiddellijke onderwerp, dat ze tot drie cijfers achter de komma hebben uitgepluisd. Daardoor valt het conceptuele denken weg, blijven grote vragen onbeantwoord en dreigt hun hoogspecialistische vakwerk irrelevant te worden.
Dat kan en moet anders.
Laten we met elkaar nadenken over de manieren waarop we wel lessen kunnen trekken uit de geschiedenis – en over de manieren waarop dat niet kan. Dat betekent dat we met behulp van de geschiedenis, als ‘citizen’s resource’, de juiste vragen stellen, en die ook bij de juiste gremia neer durven leggen.
En dat betekent tot slot ook dat we onszelf bereid verklaren om, met alle academische en professionele middelen en methoden die we ter beschikking hebben, mee te denken over antwoorden die dieper de tijd in reiken. Op die manier kunnen historici – zowel specialisten (de medisch historici) als generalisten (politieke historici) op gelijkwaardige wijze samenwerken met andere deskundigen aan de ‘wicked problems’ waar we in 2020 mee te kampen hebben.
————————–
Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar aan de faculteit geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht en doet onderzoek naar de ontwikkeling van veiligheidsculturen in Europa vanaf de negentiende eeuw tot heden.
Lotte Jensen is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze doet onderzoek naar rampen, culturele verbeelding en identiteitsvorming.
Rina Knoeff is universitair hoofddocent medische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Aan de Aletta Jacobs School for Public Health denkt zij vanuit historisch perspectief mee over healthy ageing.
Catrien Santing is hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de RuG. Zij werkt aan een boek over en leefstijl-regimes in de vijftiende eeuw.
Corona-uitbraak te lang alleen vanuit medisch perspectief benaderd. In gesprek met Beatrice de Graaf
Ad Verbrugge in gesprek met hoogleraar en historicus Beatrice de Graaf over de coronacrisis en ons gevoel van veiligheid. “Geschiedenis is niet een toverdoos: u vraagt, wij draaien.”
De Graaf heeft samen met een aantal collega’s een manifest geschreven. Hierin pleiten ze voor een meer expliciete toepassing van de geschiedwetenschap in deze crisistijd.
De Graaf ziet dat er de afgelopen periode allerlei vergelijkingen met eerdere pandemieën werden gemaakt. “Ik vond het opvallend dat er zoveel historische parallellen werden getrokken.” Over de wijze waarop dat gebeurt, heeft ze zo haar twijfels. “Wij vroegen ons af: is dit nou precies hoe wij willen dat geschiedenis gehanteerd wordt?”
De Graaf: “Het is heel mooi dat geschiedenis een rol speelt in het hart van de samenleving in tijden van crisis [..] maar dat moet wel op een goede manier gebeuren.” Wat gaat er nu mis? “Geschiedenis is niet een soort toverdoos: u vraagt, wij draaien.” Het manifest dat zij met een aantal collega’s heeft geschreven is, zoals ze zelf aangeeft “om aan te geven hoe het dan wel zou kunnen.”
Eén van de problemen is volgens De Graaf dat nu alles om statistiek draait. Een andere toepassing van de geschiedenis had kunnen laten zien dat een pandemie ook altijd een sociale crisis is. En dat er in het ergste geval meer armoede en ongelijkheid ontstaat. De Graaf pleit ervoor om economie en gezondheid, openheid en lockdown niet radicaal tegenover elkaar te stellen. “Dat kan intelligent samengevoegd worden.”
Het belangrijkste is dat een historisch perspectief de verbeelding kan prikkelen. De Graaf: “zodat niet iedereen als er wat gebeurt toververhalen uit de lucht gaat halen”. De diepte van de geschiedenis kan het eigen leven en de paniek die nu heerst in een betekenisvol verband plaatsen. Dergelijke verhalen maken mensen weerbaarder, zowel op kleine als op grotere schaal. De Graaf: “Uiteindelijk gaat dat om ‘sense making’”. —
1:30 Kun jij het stuk dat je recentelijk met collega’s hebt geschreven toelichten?
6:46 Wat hadden we aan de goede toepassing van geschiedenis kunnen hebben?
11:37 Over hoe ziektes toeslaan in de samenleving, vanuit historisch perspectief.
15:34 Hoe kan het dat we zulke radicale maatregelen massaal geaccepteerd hebben?
25:44 Dit zeg jij eigenlijk niet meer als historica toch? Dit zeg je als ontwikkeld mens!
33:38 Is jullie manifest ook een pleidooi voor een andere wetenschapsbeoefening als zodanig?
38:23 Over het ontwikkelen van veerkracht door een (gedeeld) historisch verhaal en het belang van ‘sense making’
Gedoemd om te herhalen
Er staan ons komend jaar weer een aantal historische herdenkingen te wachten, inclusief de bijbehorende oproepen om niet te vergeten, maar de lessen uit het verleden ter harte te nemen. Tegelijkertijd ontkennen veel historici glashard dat je van de geschiedenis iets kunt leren. Het is een prachtig vak, maar om er lessen uit te kunnen trekken, moet je wetmatigheden kunnen aanwijzen in patronen van menselijk gedrag door de eeuwen heen. En daar geloven die historici niet in. Hun argument is dat elk mens en elke situatie zo uniek is, dat je er geen deterministische modellen op kunt loslaten. Bovendien: leren uit de geschiedenis? Kijk maar naar Syrië, Irak of de Verenigde Staten – veel leerbereidheid lijkt daar niet te zitten.
auteur: Beatrice de Graaf
datum: 15 november 2019
website: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/11/15/gedoemd-om-te-herhalen-a3980450
Toch dachten de eerste historici uit de 18de en 19de eeuw daar heel anders over. De vermaarde Britse historicus Edward Gibbon maakte furore met zijn standaardwerk Verval en ondergang van het Romeinse Rijk (gepubliceerd tussen 1776 en 1789). Voor de verlichte schrijver Gibbon was verval onvermijdelijk wanneer de krachten van het barbarisme en bijgeloof de vrije loop kregen. Het was zo bezien een wonder dat het Romeinse Rijk zijn ineenstorting nog zo lang had kunnen opschorten. Historici en politici ontleenden aan zijn werk de meeslepende stelling dat wereldrijken opgaan, blinken en verzinken en dat de geschiedenis zich voltrekt in cycli van verval als we niet uitkijken voor die klamme greep van obscurantisme en (religieus) machtsmisbruik. Jacob Burckhardt nam het stokje in de 19de eeuw van Gibbon over en kwam met een andere waarschuwing: niet barbarisme en religie, maar handel en commercie en het moderne liberalisme legden de bijl aan de wortel van de organische ontwikkeling van landen en volken (Die Zeit Constantins des Grossen, 1853). Weer een halve eeuw later voltooide Oswald Spengler (Der Untergang des Abendlandes, 1918-1922) deze conservatieve mythologie met zijn mystieke klaagzang over de teloorgang van de westerse beschaving. Algemeen kiesrecht, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, gelijke rechten voor vrouwen waren voor Burckhardt al een gruwel, Spengler voegde daar de industriële revolutie en de rationalisatie van economie en samenleving aan toe.
Ondergang van de beschaving
De kracht van de cyclische (en cultuurpessimistische) kijk op de geschiedenis zit hem in de politieke agenda die ermee gediend is. Verlichte geesten kunnen hun alarmisme op de ondergang van de beschaving loslaten (Marx, Engels of de klimaatactivisten) en aanhangers van de vermeende conservatieve revolutie kunnen er ook hun voordeel mee doen (De Gobineau, Nietzsche of de FvD). De tegenwoordig vaak terugkerende waarschuwingen over de jaren dertig en het herlevend fascisme zijn eveneens voorbeelden van gepolitiseerd cyclisch denken.
Wetenschappelijke historici hebben aan dit soort theorieën de afgelopen decennia hun vingers nauwelijks gebrand. Geschiedschrijving is een specialistisch l’art pour l’art-genre geworden; bijgelovige mystiek hoort daarin niet thuis.
Nu heeft een bioloog de wetenschappelijke handschoen van de cyclische geschiedschrijving echter weer opgepakt. Peter Turchin publiceerde in 2003 zijn boek Historical Dynamics, waarin hij de opkomst en neergang van staatssystemen in Frankrijk en Rusland in de vroegmoderne tijd onderzocht. Gebaseerd op zijn onderzoek naar patronen in het gedrag en voortplanting van roofdieren en hun prooien, ontwikkelde hij wiskundige modellen om wetmatigheden van systemen van menselijk samenleven na te bootsen.
Instabiliteit en vooruitgang
Sindsdien heeft Turchin zijn nieuwe vakgebied stevig neergezet. Hij heeft een gemeenschap bijeengebracht van historici, natuurkundigen, biologen en anderen, geeft een tijdschrift uit (Cliodynamics, zie het laatste buitengewoon interessante nummer) en heeft een database gebouwd met gegevens over 450 historische samenlevingen. Met die database, Seshat (genoemd naar de Egyptische godin van archivering), probeert hij samenlevingen door tijd en ruimte heen te vergelijken op het punt van instabiliteit en vooruitgang – om daar vervolgens ook predictieve uitspraken over te kunnen doen.
Voor veel historici is dit een gotspe. Hoe kun je Gandhi, Hitler of Florence Nightingale in een systeem stoppen, laat staan voorspellen? De rol van menselijk handelen is grillig en onvoorspelbaar. Bigdatageschiedenis is leuk in de marge, maar grootschalige filosofische of politieke uitspraken over neergang, verval of revoluties in het staatssysteem kun je er niet op baseren. Niemand had kunnen voorspellen dat Egon Krenz de Oost-Duitse grens zou openen, dat Mandela de ANC vleugels zou geven, of dat Bin Laden een wereldwijde War on Terror zou triggeren. Turchins antwoord daarop is even ambitieus als eenvoudig: ook dat unieke samenspel tussen systemische ontevredenheid, structurele factoren zoals bevolkingsoverschotten en incidentele ‘shocks’ of triggermomenten (of ‘triggermensen’) kun je programmeren – als je maar genoeg data hebt. Het Centre for the Study of Existential Risk in Cambridge is er al volop mee bezig. Net als het U.S. Army Engineer Research and Development Center.
Ik weet het nog zo net niet. Zeker, aan big data valt niet te ontkomen. Mathematische voorspellingen over onrust en instabiliteit worden accurater. Historici zullen moeten leren rekenen om zo patronen aan het verleden te kunnen ontfutselen. Maar of politici dan ook beter naar die lessen zullen luisteren, ligt niet voor de hand. Dat is ook een wetmatigheid.Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 16 november 2019
Beatrice de Graaf: ‘Aan het begin van de coronacrisis nam ik mij voor om iedere dag iets moois te ervaren’
Welke kunst bood ons het afgelopen jaar troost? Welk boek of schilderij, welke plaat of film gaf inspiratie? Historicus en terrorisme-onderzoeker Beatrice de Graaf geeft antwoorden.
auteur: Rimme Mastebroek
datum: 18 december 2020
website: https://www.nd.nl/cultuur/cultuur/1008610/beatrice-de-graaf-aan-het-begin-van-de-coronacrisis-nam-ik-mij-
naam: Beatrice de Graaf
leeftijd: 44
plaats: Utrecht
functie: faculteitshoogleraar, historicus en terrorisme-onderzoeker aan de Universiteit Utrecht
Een boek dat mij dit jaar troost bood, is Feuer der Freiheit: Die Rettung der Philosophie in finsteren Zeiten (1933-1943) van de Duitse filosoof Wolfram Eilenberger. Het boek verscheen dit jaar en is nog niet naar het Nederlands vertaald, maar in Duitstalig Europa heeft Eilenberger ongeveer iedere talkshow gehaald.
Eilenberger schrijft over vier vrouwelijke filosofen: Simone de Beauvoir, Ayn Rand, Hannah Arendt en Simone Weil. Zij hebben ten opzichte van grote, mannelijke denkers te weinig ruimte en aandacht gehad, schrijft Eilenberger. Dat vind ik sowieso al een mooi uitgangspunt.
Zoals je aan de titel kunt zien, leefden de vrouwen in een heel dreigende, beangstigende tijd. Drie van de vier vrouwen hadden een Joodse achtergrond, waardoor ze op de vlucht moesten voor het naziregime en familieleden vermoord werden tijdens de Holocaust. Toch hebben ze alles op alles gezet om hun gedachten op papier te zetten. De rode draad in het boek is dat alle vier de vrouwen schrijven over vrijheid – zowel voor zichzelf als voor de ander. Mannelijke filosofen hadden een heel masculien idee bij vrijheid: sterke mannen die ruimte voor zichzelf bevochten. Dit was volgens Eilenberger een andere insteek dan bij hun mannelijke collega’s. Deze vrouwen dachten over vrijheid ook ten opzichte van de ander: je kunt alleen vrij zijn, als de ander dat ook is. Arendt schrijft dat ze alleen vrij is, als haar volk, haar gemeenschap, dat ook is. Zelfs de radicaal-libertaire Rand ziet in het verdedigen van de vrijheid van de ander haar eigenbelang besloten.
Maar Simone Weil gaat het verst: voor haar zit vrijheid in totale opoffering voor en met die ander. Ze wil vechten tegen de Duitsers, maar heeft haar hele leven al een slechte gezondheid en kan, tenger en verzwakt als ze is, nog geen wapen vasthouden. In 1943 lijdt ze zo aan de gedachte dat mensen elders op de wereld aan honger en onderdrukking sterven, dat ze weigert nog voedsel en medicijnen te nemen. Ze hongert zich dood. Heel heftig.
De kracht van deze autonome denkers troost mij. Zij leefden in jaren van ongeëvenaarde duisternis en toch vonden ze de kracht om aan de ander te blijven denken en om over hoop te kunnen schrijven. Het is ook een ode aan de scheppingskracht van de mens: het vermogen om uit chaos, orde te creëren. Soms denk ik dat we in deze tijd niet meer in staat zijn zo groots te denken als De Beauvoir, Rand, Arendt en Weil. Misschien kun je pas groots gaan denken wanneer je wordt geconfronteerd met eindigheid. Dat zou een pandemie kunnen doen.
Tijdens de eerste lockdown zag je nog wel hoopvolle, empathische dingen gebeuren, maar dat is nu naar de achtergrond verdwenen. De lontjes zijn aanzienlijk korter. Er komt een langverwacht vaccin en mensen reageren sceptisch, zelfs boos, terwijl het een zegen is dat dokters en wetenschappers dit voor elkaar krijgen. De vier filosofen van Eilensberger zouden zeggen: “Je laten vaccineren is opkomen voor de vrijheid – van de ander, en daardoor ook voor jezelf.” Maar wij verwende consumenten denken niet verder dan onze neus lang is. Aan het begin van de coronacrisis nam ik mij voor om iedere dag iets moois te ervaren. Ik lees graag boeken over de negentiende eeuw, een heerlijke eeuw voor escapisten. Het is lastig uitleggen waarom die eeuw mij zo boeit. Schoonheid grijpt je, je weet niet altijd precies waarom. De negentiende eeuw staat dichtbij genoeg bij ons om nog te begrijpen. Aan de andere kant is het dermate ver terug in de tijd dat er geen bewegende beelden van zijn. Er was nog geen grootschalige industrie, paard en wagen waren nog de norm en het was nog voor de grote oorlogen, de massavernietigingen. Dat maakt de negentiende eeuw de eeuw van de verbeelding. Soms zie ik nog glimpen uit die tijd. Laatst liep ik ’s avonds door Den Haag. Het was stil op straat. Een paar mensen veegden hun stoepjes schoon. Op het Noordeinde maakte de eigenaar van een hoedenzaak nog even zijn winkel netjes voordat hij ging sluiten. Het deed mij even voelen alsof ik door een negentiende-eeuws tafereel liep. Al ben ik blij dat ik toen niet leefde, hoor.’
‘Van zondaar tot engel der wrake’
Terrorisme-expert Beatrice de Graaf daagt de kerk bij de opening van het academisch jaar van de PThU uit om er te zijn voor mensen die wanhopig op zoek zijn naar verlossing.
De Protestants Theologische Universiteit (PThU) opent vandaag het academisch jaar in de Groningse Martinikerk. Eredoctor Beatrice de Graaf spreekt over Radicale Verlossing, haar nieuwe boek waarin ze onderzoekt welke rol de motieven van opoffering en verlossing spelen bij terrorismeveroordeelden.
auteur: Rick Moeliker
datum:2 september 2020
website: https://www.nd.nl/reader/2020-09-02
▶ Groningen
De opening van het academisch jaar is voor de Protestants Theologische Universiteit (PThU) een kwestie van stuivertje wisselen. Vorig jaar begonnen de academici in Amsterdam, dit jaar is Groningen weer aan de beurt, het logische gevolg van een universiteit met vestigingen in twee steden.
Beatrice de Graaf, terrorismeonderzoeker aan de Universiteit Utrecht en sinds 2017 eredoctor van de PThU, houdt hierbij een lezing over haar nieuwe boek Radicale Verlossing, dat binnenkort verschijnt.
Een onderwerp waar ze eigenlijk niet aan wilde, omdat er ‘een wereld van geloof, emotie en controverse achter schuilgaat’ en het lastig objectief te onderzoeken is. ‘Maar toch kon en kan ik er niet meer omheen om te concluderen, op basis van onderzoek dat ik de laatste jaren onder radicale jongeren en terrorismeveroordeelden heb uitgevoerd, dat er talloze jongeren zijn die worden gegrepen door noties van opoffering en verlossing. Veel van hen worden geen terrorist en houden het bij radicale ideeën. Maar een aantal kiest, voortgedreven door de notie van radicale verlossing, weloverwogen voor de weg van aanslagen en geweld.’
verdrinkingsdood
De motieven van opoffering en verlossing zijn niet alleen bij deze groep te zien, concludeert De Graaf. Een Poolse seizoensarbeider die drie kinderen van de verdrinkingsdood probeerde te redden en daarbij zelf verdronk, het zorgpersoneel dat zich opoffert om corona te bestrijden, opoffering en verlossing zijn vaak dicht bij huis te vinden. Beide begrippen horen bij elkaar, vindt De Graaf. ‘Je offert je immers niet zomaar op, voor niets. Het idee is dat je met het offer iets bereikt, het is instrumenteel voor een doel: het moet leiden tot redding, bevrijding of in ieder geval aflossing van een schuld, verzoening
zelfs.’ Verlossing is een motief dat zich niet beperkt tot religie, al neemt het in zowel het christendom, het jodendom als de islam een belangrijke plaats in. Het zoeken naar een doel dat boven het normale leven uitstijgt, hoort bij de mens, denkt De Graaf. ‘Waar een onvolmaakt en gebroken beeld van het hier en nu wordt waargenomen en er een ideaal achter de horizon wordt geprojecteerd, moet er gewerkt, betaald en geleden worden om dat ideaal dichterbij te halen. Verlossing, het aflossen van een schuld om die toekomst veilig te stellen, komt op die manier in vrijwel alle ideologieën terug.’
beloning
Religie kan hierbij een versterkende factor zijn. ‘Als concrete ethische praktijken vanuit heilige schriften kunnen worden gedicteerd, of wanneer daders beloningen in het hiernamaals in het vooruitzicht worden gesteld, geeft dat meer kleur en betekenis aan het motief van verlossing.’
Het is precies dit wat De Graaf zag bij terrorismeveroordeelden met wie ze sprak. Zij zochten de verlossing door zich op te offeren als martelaar.
Wetenschappers die enkel naar psychologische of sociaal-economische verklaringen zoeken wanneer ze willen begrijpen waarom deze jongeren hiervoor kiezen, zien iets over het hoofd, net als politici die dit wijten aan de aard van de islam of de inhoud van de Koran. ‘Het gaat deze jongeren om een verlangen naar zin, en naar radicaal ongeduld om een tekort op te vullen en die zin in het hier en nu te voelen, te beleven. Ik duid dat aan met radicale verlossing: dat is een begrip dat zowel psychologisch, sociaal, maar ook religieus en ideologisch van aard is.’
Islamitische predikers die jongeren stimuleren naar het kalifaat af te reizen spelen hierop in: ze benadrukken dat wie dit doet, in één keer alles goed kan maken. ‘Het transponeert het leven van banale genoegens, of zelfs kleine criminaliteit, in één keer naar de toonsoort van volstrekte overgave en heiligheid. Van loser tot
held, van zondaar tot engel der wrake in één sprong.’ Een dergelijk patroon is niet voorbehouden aan islamitische terroristen, benadrukt De Graaf. Ze ziet het ook bij rechtsextremisten of andere terroristische groeperingen uit het verleden. ‘Het gaat hierbij om een zeer aanschouwelijk en aantrekkelijk drieluik van gevoeld tekort, zelfgekozen overgave en strijd, leidend tot verlossing en beloning.’
teleurstellingen
Desondanks leidt de stap naar het kalifaat vaak tot teleurstellingen, ziet De Graaf. De radicale verlossing bleek een illusie te zijn. Maar juist door zulke frustraties ontstaat er ruimte voor het verlangen naar ware verlossing. De kerk kan hier uitdrukking aan geven, door te benoemen dat er een tekort is en dat mensen soms radeloos zoeken naar vervulling. ‘Zouden theologen en voorgangers, en uiteraard ook ‘gewone’ christenen, niet kunnen bedenken wat we als kerken hierbij nog meer kunnen betekenen? Mensen lijden aan hun tekort, ze verlangen naar herstel. Hoe kunnen we als kerk dichter bij dit lijden komen, en er nog meer voor die mensen zijn? Hoe kunnen we dat diffuse verlangen naar verlossing beter begrijpen, in kaart brengen, en er aan tegemoet komen met onze boodschap?’
▶▶▶ De opening van het academisch jaar is vanaf 11.30 uur live te volgen via het YouTube-kanaal van de PThU.
Rellen horen bij wereldwijde protestgolf
…De rellen van zondagavond vallen samen met een wereldwijde golf van protest tegen corona-maatregelen.
…‘Er stonden daar ook mensen met, in ieder geval voor hun gevoel, legitieme redenen.’
auteur: Rimme Mastebroek, Petra Noordhuis
datum: 26 januari 2021
website: https://www.nd.nl/reader/2021-01-26
▶ Utrecht
‘In Duitsland, Italië, Griekenland en Amerika hebben al eerder protesten tegen de corona-maatregelen plaatsgevonden’, zegt Beatrice de Graaf, hoogleraar geschiedenis en veiligheidsonderzoeker aan de Universiteit Utrecht. ‘In Nederland zijn de protesten veelkleurig, waardoor ze lastig te duiden zijn. Hooligans en reljongeren, extreemrechts en antifa doen eraan mee en mensen die in complottheorieën geloven.’
Het is niet alleen geweld om het geweld, er zit een politieke boodschap achter: mensen slikken de coronamaatregelen niet, zegt De Graaf. De rellen zijn volgens haar enigszins georganiseerd, waardoor ze in verschillende plaatsen tegelijk plaatsvonden.
‘In Nijmegen waren groepen ‘Nederland in Opstand’ en Viruswaarheid aanwezig. Ze hebben plakkaten verspreid, waarin ze mensen vragen om ‘een kopje koffie’ te drinken, wat neerkomt op een oproep om te demonstreren. Landelijk en lokaal riepen politici op tot verzet tegen de avondklok. Dat geeft de relschoppers slagkracht. Ze voelen zich gedragen door hun achterban.’
Of ze die steun blijven krijgen, is volgens haar de vraag. ‘Er zijn winkels geplunderd, politiepaarden onderuit gegaan. Geweld wordt door een merendeel van de bevolking afgekeurd.
Toen de krakers in de jaren tachtig grof geweld gingen gebruiken, nam de sympathie voor hen onder de bevolking ook af.’ De rellen komen voor De Graaf niet onverwacht. ‘Het zijn herkenbare, historische cycli. Bij epidemieën zijn mensen vaak even solidair, maar ze komen daarna ook vaak in protest wanneer ze de maatregelen te zwaar vinden of oneerlijk verspreid. Dan bestaat de kans dat ze gaan protesteren of rellen. De nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid (NCTV) had hiervoor al in oktober gewaarschuwd.’
Er is volgens haar al enkele maanden sprake van corona-radicalisatie.
‘Mensen zijn in toenemende mate bereid voor complottheorieën met geweld in actie te komen. Het begon in oktober met politici uitschelden en intimideren op het Binnenhof. Nu gaat het een stap verder en worden gezagsdragers en journalisten aangevallen en winkels geplunderd.’
Het valt haar verder op dat er ‘gamificatie’ plaatsvindt. De plunderingen in Eindhoven werden gefilmd en live uitgezonden via internet. Mensen reageerden er enthousiast op, alsof er punten werden gescoord bij een computergame. ‘In 2012 werden bij project X via sociale media mensen opgeroepen om naar Haren te komen voor een feestje. Nu worden ook tijdens de rellen filmpjes gedeeld via sociale media om elkaar ermee op te jutten.’
dictatuur
Tom Postmes waakt ervoor om de verschillende aanwezige groepen over één kam te scheren. Hij is hoogleraar sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en gespecialiseerd in sociale onrust, zoals de avondklokrellen van de afgelopen dagen. ‘Het is altijd zaak om mensen die de wet overtreden hard aan te pakken. Maar er stonden daar ook mensen met, in ieder geval voor hun gevoel, legitieme redenen. Op beelden uit Eindhoven zag en hoorde je veel mensen scanderen over een dictatuur. Je vindt hen misschien niet wijs, maar op hun manier laten ze zien dat ze zich zorgen maken. Niet iedereen op straat heeft het slechte met de maatschappij voor en het zou dom zijn om al deze mensen als verloren te beschouwen. Daarom snap ik de burgemeester van Eindhoven niet, die over het “schuim der aarde” sprak. Ik zou de mogelijkheid openhouden dat deze mensen kunnen nadenken. Met wie je kunt praten, moet je praten. Is het niet met henzelf, dan met hun ouders of anderen in hun netwerk.’ De verkettering van de groep als geheel herstelt de openbare orde niet, zegt Postmes.
Jacquelien van Stekelenburg, hoogleraar sociale verandering en conflict aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, vindt het ook te kort door de bocht om de mensen die nu rellen weg te zetten als tuig.
‘Soms vinden er rellen plaats waarvan de oorzaak onduidelijk is. Dat was bijvoorbeeld afgelopen zomer het geval, toen jongeren in Utrecht en Den Haag de straat op gingen om vernielingen aan te richten. Afgelopen weekend zijn ‘symbolische’ doelen aangevallen: een GGD-testlocatie en een ziekenhuis. Dat is een aanwijzing dat deze rellen ergens over gaan.’
Door corona is een opeenstapeling van woede en irritatie ontstaan:
‘Mensen voelen zich steeds meer in geperkt in hun normale leven. De avondklok is een concrete maatregel, waar je je ook heel concreet tegen kunt verzetten. Terwijl anderen gauw naar huis gaan, kun jij die regel breken en met anderen ergens gaan verzamelen.’ De Graaf verwacht meer rellen en demonstraties die uit de hand lopen. ‘Je ziet vaak een ritme ontstaan. Vorige week was er ook al een illegale demonstratie op het Museumplein in Amsterdam, nadat een demonstratie in het Westerpark was verboden.’ fun Dergelijke onrust heeft vaak een grote aantrekkingskracht op mensen, weet Postmes. ‘In Groningen is het vooralsnog rustig gebleven, maar anders was ik ook gaan kijken. Uit professionele interesse, maar het is sowieso fascinerend.’ Hij wil maar zeggen: er komen allerlei soorten mensen op onrust af. ‘Het begint met verwachting, bijvoorbeeld gecreëerd op sociale media. De wetenschap dat er in jouw dorp, jouw stad, iets gaat gebeuren. Mensen verzamelen zich. Als je om 21.00 uur nog met genoeg mensen bent, gaat de groep niet zomaar weg. Dat is een scenario voor escalatie. Het kan ook dat groepen raddraaiers zich heel bewust verzamelden, wetende dat er politie zou zijn om stenen naartoe te gooien.’ Dat de politie het zwaar te verduren krijgt, komt volgens Postmes deels door de directe lijn tussen het overheidsbeleid en de politie die dit moet handhaven. ‘De politie wordt zo het gezicht van die avondklok. Vaak is die relatie tussen de politie en overheidsbeleid niet zo duidelijk. Bij de boerenprotesten, rond de stikstofmaatregelen, is de politie niet de uitvoerder van het beleid.’ De lokale context verschilt bovendien vaak enorm. ‘Je kunt Eindhoven niet vergelijken met Urk. Urk heeft een langdurige voorgeschiedenis van conflicten tussen jongeren en het gezag. Daarnaast heb je jongeren die toe zijn aan een verzetje. Onderschat de rol van verveling in deze tijd niet. Het kat-en-muisspel met de ME, wegrennen voor politiepaarden: het heeft voor jongeren ook iets van ‘fun’ in zich.’ <
Wil je meer weten over dit onderwerp?
Kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/tag/politiek/
Voor een overzicht kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/archief/overzicht-great-reset-corona/