Als geloven een omweg of vluchtweg wordt
Schreef ik het artikel ‘God, mijn Moeder. God, mijn Vader’ over de leven kracht van God in ons leven.
In dit artikel wil ik schrijven over de valkuil van deze kracht.
Soms gebruiken we ons geloof, zonder dat we het doorhebben, als een manier om het leven te ontwijken.
Het klinkt dan vroom, gelovig, zelfs moedig: “Ik leg het in Gods handen”, “God zal wel zorgen”, of “Het is niet aan mij om dit op te lossen.”
Maar ergens, diep vanbinnen, weten we: ik wacht niet echt op God — ik wacht om niet te hoeven bewegen. Ik laat het God voor mij doen en Jezus heeft het voor mij gedaan.
Dit noemen we wel een spirituele bypass: wanneer we onze spiritualiteit gebruiken als een omweg om niet te hoeven voelen, niet te hoeven kiezen, niet te hoeven veranderen. We verpakken vermijding in geloofstaal. Niet bewust, meestal. Maar het effect is voelbaar: we stijgen op, maar landen nergens.
En terwijl we zo wachten op een wonder, gebeurt er… niets.
Want God is geen ontsnapping. God is aanwezigheid. En die aanwezigheid wil niet alleen boven ons zijn, maar ín ons proces komen. Hij nodigt ons niet uit om te blijven zitten als kinderen die wachten, maar om op te staan als zonen en dochters die leren lopen. Niet om het leven te ontwijken, maar om het werkelijk aan te gaan — met Hem.
Deze valkuil van de spirituele bypass, bespreek ik niet om te (ver)oordelen, maar om te onderscheiden. Ik kijk naar hoe ons geloof een bedding kan zijn voor groei, of juist een dekentje om ons achter te verschuilen. En ik zoek naar een weg waarop God niet alleen ‘het antwoord’ is, maar ook de Weg zelf — een weg die wij, stap voor stap, met Hem mogen gaan.
Een kind dat blijft zitten
Vanuit psychologisch perspectief is het beeld van “het kind dat blijft zitten” treffend voor wat in de ontwikkelingspsychologie een onvoltooide separatie-individuatie wordt genoemd. Het is de fase waarin een kind leert zichzelf te ervaren als een zelfstandig ‘ik’ in relatie tot anderen, met name tot de primaire verzorgers.
Wanneer een kind in deze ontwikkeling te weinig veiligheid of bevestiging ontvangt, kan het later geneigd zijn om te blijven hangen in afhankelijk gedrag — ook in zijn of haar geloof. Dan wordt God onbewust een vervangende ouderfiguur, die moet geven wat ooit ontbrak, zonder dat de volwassene in ons leert om zelf keuzes te maken en verantwoordelijkheid te dragen.
In spirituele contexten kan dat leiden tot een regressieve vorm van geloven: God als de grote ouder, ik als het afhankelijke kind. Er is dan geen sprake van relationeel geloof, maar van kinderlijke afhankelijkheid in een religieus jasje.
Er zit een diepe waarheid in het beeld van het kind dat gaat zitten en blijft zitten – een metafoor voor hoe we soms in ons geloof blijven steken. Niet in het vertrouwen van het kind, maar in een kinderlijke afhankelijkheid die de volwassen verantwoordelijkheid uit de weg gaat.
Wanneer we zeggen:
“God moet het doen…”
“Ik wacht op Zijn timing…”
“Ik leg het in Zijn handen…”
…zonder bereidheid om zelf het proces in te stappen, dan is er niet langer sprake van overgave, maar van ontwijking. Dit is wat in de psychospirituele literatuur een spirituele bypass genoemd wordt: het gebruiken van geloof of spiritualiteit om psychologische pijn, conflicten of groeiopgaven te vermijden.
De spirituele bypass is subtiel en vaak goed verpakt. Ze klinkt als overgave, maar is feitelijk een vorm van stilstand. Ze beroept zich op God, maar zonder innerlijke beweging. Ze noemt zich vertrouwen, maar is vaak angst.
Als we alleen van God verwachten, stijgen we op… en gebeurt er niets
Wanneer we het leven alleen van buitenaf verwachten — van God, van mensen, van ‘het lot’ — dan missen we een gevoel van interne focus of control. In de psychologie verwijst dit naar het vermogen om invloed te ervaren op ons eigen leven.
Mensen met een zwakke innerlijke focus voelen zich overgeleverd aan omstandigheden of machten buiten zichzelf. In religieuze context kan dit leiden tot passief slachtofferschap, verpakt als vroomheid. Het geloof wordt dan niet transformerend, maar bevriezend: men hoopt, bidt en wacht, maar komt niet tot handelen.
In trauma-psychologie zien we dit ook: trauma’s kunnen de ervaring van invloed en autonomie aantasten. Geloof kan dan een veilige plek worden om te overleven, in plaats van te leven. Maar de ziel hunkert naar meer: naar incarnatie, naar belichaamde heling.Wanneer we alleen maar omhoog kijken – naar God ‘daarboven’, als een externe kracht die ons leven moet fixen – dan ontstaat een geloof dat opstijgt, maar geen wortel heeft. We stijgen op, maar we komen nergens. Want het leven speelt zich niet af in de hoogte, maar in de diepte, de breedte, het hier-en-nu.
In zulke momenten is God geen bedding, maar projectie. Geen partner, maar ontsnappingsroute. Het is het geloof van afwachten, van over-spiritualiseren, van schuilen zonder bewegen. En het gevolg is vaak frustratie, teleurstelling, geloofscrisis – omdat ‘God niets doet’.
Maar God is geen magiër. Hij is geen kosmische curlingouder die onze verantwoordelijkheden overneemt. Hij is Immanuël – God met ons. En dat ‘met’ betekent dat Hij in het proces aanwezig is, niet in plaats van het proces.
Als we God in ons proces uitnodigen, daalt Hij af – en gaan wij op weg
Wanneer we God niet buiten ons houden, maar in het proces toelaten, verschuift er iets wezenlijks in onze psychische dynamiek. We gaan van projectie naar internalisatie.
God is dan niet langer de ‘oplosser van problemen’, maar een diep aanwezige bron van kracht in onszelf. Dit is verwant aan wat Carl Jung het Zelf noemt: het diepste centrum van heelheid in ons bestaan, waar psyche en geest elkaar raken.
Psychologisch gezien betekent dit: we nemen eigenaarschap over onze ervaring, en nodigen het goddelijke uit als medespeler en bedding in onze groei. We herkennen dat heling, verandering en verantwoordelijkheid een samenspel zijn van aanraking van boven en beweging van binnenuit.
De omkering is deze: niet wij die opstijgen, maar God die afdaalt.
Dit is het mysterie van de incarnatie: God komt niet buiten het leven om tot ons, maar middenín het leven. In de chaos, de keuzes, de conflicten. In het lichaam. In de stof. In de ziel die twijfelt, strijdt, groeit. God is geen afwezige hemelkoning, maar een nabije metgezel in onze wording.
Wanneer wij Hem uitnodigen om in het proces te komen, gebeurt er iets anders: we blijven niet zitten, maar we komen in beweging. Want God als bedding is geen hangmat, maar een bron van levenskracht. Zijn aanwezigheid bemoedigt én bevraagt, troost én transformeert.
Zoals Jezus niet zei: “Blijf waar je bent, Ik los het wel op”,
maar telkens: “Sta op. Neem je bed op. Ga heen en zondig niet meer.”
Dat is de God die afdaalt – om ons op te richten.
Linker- en rechtervoet: ‘Je mag er zijn’ en ‘Je kunt het!’
God, mijn Moeder en God, Mijn Vader raken samen aan wat in de psychologie de balans tussen containment en challenge wordt genoemd: tussen veiligheid en uitdaging, tussen bevestiging en ontwikkeling.
Beide zijn nodig voor een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling:
=> Zonder containment (de moederlijke bedding) ontwikkelen we onvoldoende zelfwaarde of veerkracht.
=> Zonder challenge (de vaderlijke aanmoediging) blijven we klein, afhankelijk en angstig voor het leven.
In opvoeding én spiritualiteit is het belangrijk dat deze beide bewegingen samen aanwezig zijn. Ze vormen het ritme van groei: rust en actie, ontvangen en geven, koestering en confrontatie. Geloof dat deze balans mist, raakt óf uitgeput, óf verstard.Op onze weg naar heelwording lopen we niet op één been. Wie alleen maar ‘mag zijn’ zonder ooit ‘te worden’, blijft in stilstand. Wie alleen maar ‘moet worden’ zonder te weten dat hij ‘mag zijn’, brandt op.
Daarom zijn die twee stemmen onmisbaar, als linker- en rechtervoet:
- “Je mag er zijn” – de stem van liefde, koestering, bestaansrecht.
- “Je kunt het!” – de stem van vertrouwen, verantwoordelijkheid, daadkracht.
God spreekt beide woorden tot ons – in perfecte afstemming op wat onze ziel nodig heeft. Soms nodigt Hij ons uit tot rust, herstel, innerlijke verzachting. En soms roept Hij ons op tot lef, keuze, actie.
Wanneer we die stemmen allebei leren horen en ontvangen, ontstaat er balans. Een dynamisch, levend geloof. Geen vastzitten in kinderlijke afhankelijkheid, maar ook geen krampachtig volwassen-doen. We mogen leven als geliefde zonen en dochters die leren lopen – soms wankel, maar steeds krachtiger.
De paradox van genade en verantwoordelijkheid
Een volwassen geloof omvat wat in de psychologie bekendstaat als authentieke autonomie: de vrijheid om te kiezen, geworteld in verbinding. Dat vraagt niet om onafhankelijkheid (de illusie dat je niemand nodig hebt), maar om zelfstandigheid in verbondenheid.
De spirituele paradox tussen genade en verantwoordelijkheid weerspiegelt deze psychologische realiteit:
=> Genade: het besef dat je gedragen wordt, dat je waardevol bent los van prestaties (basisveiligheid).
=> Verantwoordelijkheid: het vermogen om zelf richting te geven, ook als het moeilijk is (zelfsturing).
Als één van de twee ontbreekt, ontstaat er disbalans: óf passiviteit, óf prestatiedwang. Maar in hun samenspel wordt de mens volwassen in zijn geloof – autonoom én verbonden.Dit hele proces vraagt om een volwassen spiritualiteit. Een geloof dat niet vlucht in het geestelijke, maar zich laat incarneren in het gewone leven. Een geloof dat weet: Alles is genade, maar niet zonder dat ik iets te doen heb.
Genade is de bedding – de grond onder onze voeten.
Verantwoordelijkheid is de stap – de beweging van onze ziel.
Zonder genade wordt geloof hard.
Zonder verantwoordelijkheid wordt geloof leeg.
God wil niet dat we ons verstoppen achter Zijn almacht. Hij nodigt ons uit om samen met Hem het leven aan te gaan. Niet als marionetten, maar als partners. Als mensen in wie Zijn Geest woont.
De uitnodiging tot incarnatie
De neiging om te ‘vluchten naar boven’ is ook psychologisch herkenbaar: het is een vorm van dissociatie, een mechanisme waarmee we onszelf losmaken van pijnlijke emoties, lichaamservaringen of werkelijkheid. Echte spiritualiteit vraagt om een afdaling in het leven zelf. Dat is incarnatie. Incarnatie is wanneer geloof werkelijkheid wordt in ons lichaam, ons handelen, ons zijn.
In spirituele vluchtvorm kan dat eruitzien als ‘altijd in het hoofd zitten’, verheven taal gebruiken, maar geen contact meer hebben met de diepte van het eigen gevoel, lichaam of geschiedenis. Transpersoonlijke psychologie wijst erop dat ware spiritualiteit altijd belichaamd is. Het gaat niet om ontsnappen aan de realiteit, maar om dieper in de realiteit landen — met alles erop en eraan.
Werkelijke incarnatie betekent: het mysterie van het geloof toelaten tot in je lichaam, je keuzes, je relaties, je geschiedenis. Werkelijk geloof is het brood eten en de wijn drinken, waardoor het wezen in elke cel van mij wordt opgenomen. Dan komt God niet alleen ‘aan het woord’, maar aan het werk — in ons.De verleiding van spirituele bypass is begrijpelijk – het leven is moeilijk, en we verlangen naar rust, naar licht, naar zekerheid. Maar waar God ons roept, daar is ook genade genoeg om te gaan. Zijn liefde is bedding én brandstof.
Niet omhoogvluchten, maar afdalen. Niet wachten op wonderen, maar meebewegen met en verantwoordelijkheid nemen voor het wonder dat leven heet. Niet stilzitten als een kind dat alles verwacht en zijn armpjes uitstrekt naar zijn vader of moeder, maar opstaan als een volwassen mens die gelooft:
“Ik mag er zijn. En ik kan dit. Met en door God.”
Een gebed voor onderweg
God van nabij,
red mij van de neiging om te blijven zitten,
om het leven te ontwijken in Uw naam.
Kom in mijn proces, daal af in mijn bestaan.
Leer mij rusten in Uw liefde
én wandelen in Uw vertrouwen.
Geef mij de moed om te zijn,
en de kracht om te worden.
Om zo bedoeld te leven!
Zodat ik niet omhoogvlucht,
maar afdaal –
en U daar ontmoet.
Amen
Lees verder:
* ‘God, mijn Moeder. God, mijn Vader’
* Fasen-van-geloven/
* spirituele-bypass/
* god-god-laten/