917: Ga in het schip
Liedboek 917 – voorheen gezang 56
Muziek: Jaap F.M. Geraedts
Tekst: Muus Jacobse (dr. Klaas Hanzen Heeroma)
1) Ga in het schip, zegt Gij,
steek van het strand.
Vaar tegen wind en tij,
vaar naar de overkant,
wacht daar op Mij.
2) Geeft Gij ons nu een steen,
Meester, voor brood?
Laat Gij ons nu alleen?
Laat Gij ons in de nood?
Zendt Gij ons heen?
3) Wij zien alleen nog maar
wateren wind.
Zegt Gij dan: wacht Mij daar?
Wij, nu de nacht begint,
weten niet waar.
4) Wandelt Gij als een schim
over het meer?
Werd Gij een verre glimp?
Heer, zijt Gij onze Heer,
kom van de kim!
5) Kom met uw scheppingswoord
in onze ziel!
Spreek dat de wind het hoort!
Kom, dat het water knielt,
bij ons aan boord!
6) Ik ben het, zegt Gij dan.
Kom maar met Mij
mee naar de overkant.
Wees maar niet bang, zegt Gij,
hier is mijn hand.
Liedboek voor de Kerken 1973
Een prachtige liedpreek, die hier te luisteren/bekijken is van Ds. Jan van Baardwijk (Bergkerk Amersfoort), met dit lied als rode lijn voor de uitleg van
Marcus 6: 45-52:
45 En meteen dwong Hij Zijn discipelen in het schip te gaan en vooruit te varen naar de overkant, naar Bethsaïda, terwijl Hijzelf de menigte weg zou sturen.
46 En toen Hij afscheid van hen genomen had, ging Hij naar de berg om te bidden.
47 En toen het avond was geworden, was het schip midden op de zee en Hijzelf was alleen op het land.
48 En Hij zag dat zij veel moeite moesten doen om het schip vooruit te krijgen, want zij hadden de wind tegen; en omstreeks de vierde nachtwake kwam Hij, lopend op de zee, naar hen toe en wilde hun voorbijgaan.
49 En toen zij Hem zagen lopen op de zee, dachten zij dat het een spook was en schreeuwden luid,
50 want allen zagen Hem en raakten in verwarring; en meteen sprak Hij met hen en zei tegen hen: Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd.
51 En Hij klom bij hen in het schip en de wind ging liggen; en zij waren innerlijk volkomen buiten zichzelf en zij verwonderden zich,
52 want zij hadden bij het wonder van de broden niets begrepen, omdat hun hart verhard was.