Recensie van ‘Niet zonder hoop’ van Tomáš Halík
Opnieuw is een boek van de Tsjechische priester en theoloog Tomáš Halík in het Nederlands verschenen. Hij blijkt een bestseller te zijn, met meer dan 30.000 verkochte boeken in de laatste jaren, wat voor de theologische markt best bijzonder is.
auteur: Bert Altena
datum: 3 januari 2020
website: https://www.nieuwwij.nl/
In Niet zonder hoop, dat de ietwat jeukerige ondertitel: religieuze crisis als kans, heeft, komen we de inmiddels bekende Halík-thema’s tegen. Zo benadrukt hij de heilzame functie van een kritisch atheïsme, waardoor het geloof wordt uitgezuiverd van onhoudbare standpunten. Het geloof is voor hem iets fundamenteel anders dan het aanhangen van een aantal opvattingen. Hij zoekt een weg voorbij het theïsme, maar begeeft zich daarbij wel nadrukkelijk op het terrein van de katholieke traditie.
Als altijd wordt hij fel als hij het heeft over bepaalde evangelische stromingen, die een oppervlakkige boodschap verspreiden (vgl. p. 99). Het is een open zenuw bij Halík, verklaarbaar uit zijn eigen biografie. Hij groeide op achter het IJzeren Gordijn, in een religievijandig klimaat. Hij maakte deel uit van de ondergrondse kerk, maar moest na de omwenteling ervaren dat in zijn eigen katholieke kerk vele reactionaire krachten te voorschijn kwamen. Tegelijkertijd probeerden door westers donorgeld gedreven evangelische kerken het geestelijk vacuüm met hun populaire boodschap op te vullen. Tegen de oppervlakkigheid verzet hij zich, als hij pleit voor meer diepgang: “God is de diepte van onze werkelijkheid. Ik ben het met Tillich (protestants theoloog uit de 20ste eeuw) eens dat wie ‘weet heeft van de diepte, weet heeft van God’. Diepte vormt in dit geval geen tegenstelling met hoogte, maar is het tegenovergestelde van gebrek aan diepgang en oppervlakkigheid. In zoverre wij in ons leven en bij ons begrijpen van het leven en in het verstaan van de wereld de verleiding tot oppervlakkigheid overstijgen, bevinden we ons op ‘de weg naar de woonplaats van het licht’.” (p. 159).
Het laatste gedeelte is een verwijzing naar een vers uit het bijbelboek Job.
Aan de figuur van Job zijn een paar van de hoofdstukken in dit boek gewijd. Job verzet zich tegen het leed dat hem overkomt en klaagt God aan. Hij neemt geen genoegen met de vrome verklaringen van zijn vrienden. In lange monologen komen Job en zijn vrienden aan het woord, zonder dat er een oplossing wordt gevonden. Uiteindelijk neemt God het woord en onderwerpt Job aan een spervuur van vragen. God wijst op de grootsheid van de schepping. Is Job in staat om dat geheim te doorgronden?
De interpretaties van het boek Job lopen uiteen. Is Job de morele winnaar, omdat God zichzelf overschreeuwt zonder op Jobs gerechtvaardigde vragen in te gaan, omdat Hij geen gewag maakt van de weddenschap met de duivel die aan Jobs ellende ten grondslag ligt? Een interpretatie die gesteund wordt door de mededeling aan het slot, dat God Job gelijk geeft tegenover zijn vrienden? Of is het juist zo, dat God met zijn vragen, die onbeantwoordbaar zijn, ook voor God zelf, wijst op de onbegrijpelijkheid van het geheel van de schepping: “God komt niet om het raadsel op te lossen, maar om nog een ander raadsel voor te leggen (…) Job ondervraagt God en God antwoordt met een uitroepteken. In plaats van te verklaren dat de wereld onverklaarbaar is, laat God zien dat hij nog geheimzinniger is dan Job denkt” (p. 129).
Een conclusie die Halik hieruit trekt is dat “God, die geheimzinnige context van ons leven, ons alleen als voorwerp van hoop is gegeven” (p. 141), waarmee we bij het thema zijn dat de beschouwingen in deze bundel met elkaar verbindt, de hoop.
Hoop is wat anders dan optimisme, maar gaat volgens Halik boven de simpele tegenstelling optimisme – pessimisme uit. Hoop als theologische deugd is in de moderne tijd vooral verbonden geraakt met een verwachting van een leven na dit leven, persoonlijk gekleurd, maar ook dat is niet wat Halik bedoelt. In de hoop gaat het om de moed het ‘terrein van het onmogelijke’ te betreden. Een voorbeeld daarvan is de belofte die mensen elkaar doen. Je neemt een voorschot op de toekomst, waarbij wij “iets doen wat onze krachten werkelijk te boven gaat, want de toekomst overstijgt immers radicaal ons ‘krachtenveld’, het terrein waarop wij invloed kunnen uitoefenen. Daarom zijn God en toekomst onlosmakelijk met elkaar verbonden (…) God is onze toekomst. In onderscheid van ons is Hij haar Heer; wij daarentegen ‘hebben’ onze toekomst alleen in hoop, op de manier van de hoop. Wij hebben haar en hebben haar niet, precies zoals wij God hebben en niet hebben. God is onze hoop, niet ons ‘bezit’” (p. 111).
Halik is een productief schrijver. Zijn teksten zijn bedrieglijk toegankelijk, omdat bij herlezing blijkt, zeker in groepsverband, is mijn eigen ervaring, dat er vaak veel meer in verborgen ligt dan je in eerste instantie denkt. Hij put uit de rijke traditie van het christendom en weet op een aansprekende manier diepe inzichten te verbinden met een eigentijdse spiritualiteit.