Bemediteren van een evangelieverhaal: heb je lief?
Jezus zegt tegen ons: ‘Kom, eet iets.’ Ik ga in stilte zitten. Ik weet niet hoe ik moet kijken. Ik weet met mijn ongemak geen raad. Jezus neemt het brood en geeft het, en Hij geeft ons ook vis. We kunnen ruimschoots eten, naast alles waar Jezus zelf voor gezorgd heeft.
En ik? Ik heb het koud tot op mijn bot. De brokken blijven in mijn keel steken.
datum: 10 februari 2014
vervolg van: 02 november 2013
Als we klaar met eten zijn, spreekt Jezus mij aan, te midden van de anderen: ‘Judith, dochter van Adam, heb je mij lief, meer dan je werk hier?’
Wat moet ik antwoorden? Mijn werk heeft mijn passie, maar betekent het echt alles voor mij? Ik kijk Jezus aan. Ik zie hoe Zijn blik tot in mijn ziel kijkt. Ik zie Zijn ogen en denk: ‘zonder maat is Gods erbarmen weidser dan de oceaan; zo vol mildheid is zijn oordeel, meer dan vrijheid bieden kan.’ Mijn opvattingen en prestaties doen er niet toe, die ben ik bij dat andere kampvuur kwijt geraakt.
Ik antwoord stamelend: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zegt: ‘Weid mijn lammeren.’
Dan vraagt Jezus nog eens: ‘Judith, dochter van Adam, heb je me lief?’ Opnieuw kijk ik stilzwijgend in Zijn ogen. Opnieuw denk ik: ‘mijn zorgen, mijn zonden vallen juist Jezus zwaar; nergens is het oordeel milder en genadiger dan bij hem.’ Ik antwoord: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’
Ik blijf in gepeins zitten. Opnieuw hoor ik zijn stem voor de derde maal vraagt Hij mij: ‘Judith, dochter van Adam, houd je van me?’ Ik word verdrietig. Ik voel mijn onvermogen, mijn kwetsbaarheid tot in mijn ziel. Ik word verdrietig omdat Hij voor de derde keer vraagt of ik van Hem houd. Ineens besef ik: ‘met de maat waarmee ik meet en Hem meen trouw te zijn doe ik Hem te kort; ik denk van Zijn liefde veel te klein. Ik besef dat de mate van Jezus liefde mijn mensenmaat overstijgt. Niemand is zo ruim van harte. Niemand kent zo’n milde overdaad.’ Dit is dus genade. Zo kan ik mij overgeven aan zijn erbarmen.
Ik zeg: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen.’
Daarna zegt Hij: ‘Volg mij.’ Ik sta op en we lopen langs het meer. Jezus en ik. Ja, ik wil nog even met Hem praten. ‘Heer,’ zeg ik als vanzelf, ‘u kijkt zo op de bodem van mijn hart. U weet welke veroordeling van mensen daar nog ligt, hoe het mij verlamt. Hoe het gif mij doortrekt alsof ik door slangen gebeten ben.’
Jezus blijft stil staan en kijkt mij aan. ‘Weet je, Mozes heeft een koperen slang gemaakt en een ieder die er naar keek, werd genezen. Denk niet eerst verlost te worden van het gif, voordat je mag kijken. Denk niet dat je jezelf kunt verwijten dat je gebeten bent. Denk niet dat je veroordeeld bent om als dode te leven, omdat anderen je het leven van je ziel wilden ontnemen.
Je weet toch, dat ik zo veroordeeld moest worden, zo op de meest schandelijke plek moest hangen, zo op de meest vernietigende manier besproken moest worden, zo buiten de tempel gezet moest worden, zulke striemen moest lijden, zodat jij hier ook door heen zou komen?’
Jesaja 53 zegt van mij:
3 Hij werd veracht, door mensen gemeden,
hij was een man die het lijden kende
en met ziekte vertrouwd was,
een man die zijn gelaat voor ons verborg,
veracht, door ons verguisd en geminacht.
4 Maar hij was het die onze ziekten droeg,
die ons lijden op zich nam.
Wij echter zagen hem als een verstoteling,
door God geslagen en vernederd.
5 Om onze zonden werd hij doorboord,
om onze wandaden gebroken.
Voor ons welzijn werd hij getuchtigd,
zijn striemen brachten ons genezing.
6 Wij dwaalden rond als schapen,
ieder zocht zijn eigen weg;
maar de wandaden van ons allen
liet de HEER op hem neerkomen.
7 Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet
en deed zijn mond niet open.
Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid,
als een ooi die stil is bij haar scheerders
deed hij zijn mond niet open.
8 Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen.
Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad?
Hij werd verbannen uit het land der levenden,
om de zonden van mijn volk werd hij geslagen.
9 Hij kreeg een graf bij misdadigers,
zijn laatste rustplaats was bij de rijken;
toch had hij nooit enig onrecht begaan,
nooit bedrieglijke taal gesproken.
Je weet dat ik werkelijk werd gedood, zodat jij mag leven in overvloed.
Je weet toch, dat jij mag leven vanuit mijn opstandingskracht!
Kijk mij aan!
Laat Mijn genade, Mijn liefde door je heen stromen. Alleen op die manier zal het gif uit je leven verdwijnen. Alleen op die manier kun je in het leven staan en zullen sterren en stippen, windsels en boeien van je afglijden.’
‘Geef ouders en broers, verwanten en vrienden niet de macht die alleen mij toekomt, Judith!’ gaat Hij onverwachts verder. ‘Want heb ik het je niet gezegd toen we in de tempel waren: eerst zullen jullie worden mishandeld en vervolgd en uitgeleverd aan de synagogen, jullie zullen worden opgesloten in de gevangenis en worden voorgeleid aan koningen en gouverneurs omwille van mijn naam. Dan zullen jullie moeten getuigen. Bedenk wel dat jullie je verdediging niet moeten voorbereiden. Want ik zal jullie woorden van wijsheid schenken die door geen van je tegenstanders kunnen worden weerstaan of weersproken. Zelfs je ouders en broers, verwanten en vrienden zullen je uitleveren, sommigen van jullie zullen worden terechtgesteld, en jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam.
Judith, geen haar van je hoofd zal verloren gaan. Red je leven door standvastigheid!
Hij legt zijn handen op mij en zegent mij!
11 Na het lijden dat hij moest doorstaan,
zag hij het licht en werd met kennis verzadigd.
Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht,
‘Daarom zeg ik ook tegen jou: ‘weid mijn schapen, voedt mijn lammeren!’ vertel ze van Mijn liefde, vertel ze van Mijn genade, van Mijn zonder maat zijn van Mijn erbarmen, van Mijn opstandingskracht!
Ga, je kunt het!!’
Hij legt Zijn hand op mij.
Zijn kracht doorstroomt mij.
Ik hou mijn adem in en laat het tot in mijn ziel doordringen: Zijn opstandingskracht.
Ik denk aan onze ontmoeting van zeven jaar geleden.
Zo kan ik gaan, zo kan ik leven, zo kan getuigen zijn.
Dank u, Jezus, voor zoveel genade, voor zoveel erbarmen.