Leiders of wijzers
Zo, in de laatste maand van het jaar, komen er tussen de drukten door wel eens bezinningsvragen boven. Één van die vragen is: wie zijn onze leiders/onze idolen? In gesprekken met mensen, op verjaardagen en bijeenkomsten verdedigen wij (on/bewust) onze leiders. Met verve wordt door dik en dun voor hem/haar opgekomen. Onze standpunten en argumenten worden bij deze leiders vandaan gehaald; het is zo en niet anders. Maar wie zijn onze leiders?
Gepubliceerd in ‘Gereformeerd Weekblad’
datum: november 1996 (10)
auteur: Dineke van Kooten
Door de eeuwen heen zien we dat in elke tijd de maatschappij haar leiders heeft. Bijvoorbeeld in het begin van deze eeuw waren het de dominee, de dokter en de bovenmeester. Iedereen keek tegen deze beroepscategorieën op. Ze werden met veel eerbied en respect behandeld. Wat zij zeiden, werd aangenomen, doorgegeven en als voorbeeld gesteld. In de loop der tijd werden – door de ontwikkeling en vooruitgang – politieke leiders belangrijk. Wat Drees zei, was van groot belang. Na deze periode namen de columnisten deze rol op zich. Hun commentaar op politiek en maatschappij, op uitspraken van politici en op politieke handelingen werd met veel belangstelling gelezen of gehoord. Moest die kruisraket nu in de tuin of moest de Rus in de keuken. G.B.J. Hiltermann was één van die favorieten; maar ook de belangstelling voor hem is afgenomen. Daarna zagen we een belangrijke rol weggelegd voor cabaretiers. Wat Gaaykema e.a. zeiden dáár werd overgepraat, hun uitspraken werden verdedigd. En nu? Is er nog sprake van een leider?
De belangstelling voor de politiek loopt terug. We voelen ons bekocht, we schijnen geen invloed te hebben op politieke besluiten. Paars is paars niet meer en het CDA probeert oppositie te voeren, maar maakt zichzelf ongeloofwaardig. Wat nu? Wie leert ons nu de waarheid? Wie zegt ons nu: hoe het is, waar het heen moet, wat er gaat gebeuren?
Hoe maakbaarder de wereld lijkt, hoe onzekerder we worden. Nu we in deze tijd geen echte leiders kunnen aanwijzen, lijken we richtingloos voort te rennen. We putten alles uit: de natuur en onszelf. Ons bestaansrecht ontlenen we aan wat we doen, wat we presteren. Maar het is nooit genoeg.
We zoeken het nu of bij de aura-lezers, de paranormale wereld, de bomen-praters, de indianen-cultuur of we storten ons in ons werk en moeten zoveel: we moeten gezond zijn, hard werken, sporten; we moeten heel wat hebben: een eigen huis, merkkleding, een mooie auto, een perfect gezin, een goede vakantie, een perfecte relatie, een perfecte gemeente. We laten ons helemaal in beslag nemen door ons gevoel of door ons verstand. Maar is dit nu echt wat we willen? Is dit nu het doel van ons leven? Is dit de bedoeling van God met ons?
Wij zouden moeten handelen, niet omdat dit dogma bestaat of die predikant het zegt, niet omdat Wim Kok het voorbeeld geeft of Clinton ons waarschuwt, niet omdat de kaarten het aanwijzen, maar omdat de Geest in ons ons leidt. We zouden geen leiders moeten zoeken die we navolgen, maar richtingaanwijzers die verwijzen.
Dat leert de Bijbel ons. God heeft ons als mens gemaakt. Adam en Eva hebben zich van God afgekeerd. Maar God heeft ons een nieuwe kans gegeven, de weg weer geopend door Zijn Zoon. Maar wat hebben wij als christenen daarmee gedaan? Wat merken niet-christenen van ons anders-zijn? Zien zij ons anders-zijn aan de manier waarop wij omgaan met ons lichaam, met ons verstand èn met ons gevoel?
Wie zijn onze leiders? Voor wie zijn wij bang? Wat melden die ons? Zijn het leiders of richtingaanwijzers, verplichten ze ons of wijzen ze ons door?
We weten hoe moeilijk het is voor een christen, en ook voor de kerk, te leven zonder slaafse afhankelijkheid van algemeen aanvaarde en conventionele waarden. We zullen moeten gaan beseffen dat we ‘vastzitten’ aan deze omgeving. Vaak blijkt de moed te ontbreken om zo eens in de spiegel te kijken en onszelf af te vragen wat we met ons leven doen. We geven elkaar vaak het geruststellende gevoel dat in ‘ons christelijke’ leven in werkelijkheid andere waarden tellen dan alleen het uiterlijk, de maatschappelijke positie en het geld. Maar ook wij doen heel wat voor ons groeiend en onbegrensd verlangen naar bevestiging. ‘Wie denken de mensen dat ik ben?’ ‘Wat vinden ze van mij?’ Wij zijn bang om te worden ontgoocheld en verlangen dan ook meer werk, aanzien en vrienden. Dit zoeken van ons is de bron van de twee grote vijanden in het geestelijk leven: de toorn en de hebzucht. Zij zijn de pijlers van een verburgerlijkt leven, de wrange vruchten van ons afhankelijk-zijn van de wereld.
Maar als we het lef hebben in de eenzaamheid alles te laten vallen wat we overeind proberen te houden: onze vrienden, onze telefoon, onze vergaderingen, onze muziek of boeken. Blijven enkel wijzelf over: ons naakte ik, – kwetsbaar, zwak, onzuiver, ontwricht en gebroken. Niets anders. En we staan oog in oog met deze leegte. Zij is zo verschrikkelijk, dat we haar onmiddellijk willen vergeten bij onze vrienden, in ons werk en verstrooiing. We willen ze niet zien en hardnekkig blijven we geloven dat we toch nog een goed mens zijn. We luisteren naar en verschuilen ons achter de stem die zegt dat wij het leven hebben àls we dit of dat doen.
Maar wij zijn verantwoordelijk voor onze daden. Laten we God vergeving vragen omdat we onszelf zo zijn voorbijgelopen. Laten we onze verantwoordelijkheid voor onze daden nemen en ons afvragen: waarom doen we dit nu? En de Vader zegt: kom maar zoals je bent. Hij wil het beeld van Jezus in ons leggen en zo waarlijk mens van ons maken, zoals Hij het heeft bedoeld toen Hij ons schiep en Hij zag dat het goed was.
Hij wil ons leren ons onze gaven en beperkingen te leren kennen en er vrede mee te hebben. Op die manier komen we bij wie we werkelijk zijn, bij onze ware aard en letten we op wat God van ons wil maken. Dan behandelen we onszelf, onze naaste en de natuur met eerbied, dan putten we niet onszelf en anderen uit, dan verheffen we onszelf niet boven de ander, dan zien we niet zijn prestaties, dan letten we niet op wat we allemaal (zouden) moeten, maar dan zien we de mens. Dan kan God in ons Zijn werk doen en het beeld van Jezus daarin maken. Dan gebruiken we al onze zintuigen, ons gevoel en ons verstand en laten wij ze vallen onder de zegen van de Geest. Dan is ons leven vervuld met de rust en worden we richtingaanwijzers voor anderen in onze maatschappij.