07 – burgerlijke ongehoorzaamheid (a)
Geplaatst door Dineke van Kooten op 6 oktober 2011
Burgerlijke ongehoorzaamheid
De Israëlische geleerde Nechama Leibowitz [i] klaagt de Israëlieten aan omdat ze niet hebben geprotesteerd tegen het besluit van de Farao hen tot slaven te maken. Zij stelt dat de Joden geen helden hebben op dat moment. Er zijn geen mensen die moedig genoeg zijn om hun mannetje te staan tegenover de Farao en die “nee” durven te zeggen tegen de onderdrukking. Er is geen verzet, geen strijd voor hun rechten. Het gevolg is dat de Farao hen met het grootste gemak (met de juiste argumenten en van lieverlee) van hun vrijheid en rechten berooft en hen tot slaven maakt.[ii]
Toch blijft het volk (onbedoeld) ook nu irritatie bij zijn overheersers wekken. Niet omdat het weerstand biedt, maar omdat het blijft groeien ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen.[iii] De Israëlieten zijn niet alleen slaven, maar worden ook vernederd, uitgescholden en (zowel lichamelijk, als emotioneel) mishandeld. De tirannie gaat nog verder en de maatregelen worden nog drastischer.[iv]
De Farao krijgt de smaak te pakken. Of laat dit juist zien dat hij in paniek raakt? De verloskundigen krijgen de opdracht de jongentjes die worden geboren te doden. De vroedvrouwen Sjifra en Poea[v] werken echter niet mee![vi] Dat is ongebruikelijk. Het bevel kan gemakkelijk worden uitgevoerd, want iedere vrouw die net moeder is geworden is na de geboorte van haar kind zwak en weerloos. Door ‘nee’ te zeggen brachten de verloskundigen hun eigen leven in gevaar.
De verklaarder-filosoof Philo[vii] en de historicus-generaal Flavius Joséfus[viii] stelden dat Sjifra en Poea Egyptische waren. De motivatie van hun ‘nee’ zeggen is dat zij God vrezen.[ix] Zij geloven – zo zeggen de verklaarders – in de heiligheid van het leven van de mens.[x] Voor hen is elk mens heilig en toegerust met het vermogen tot creativiteit en goedheid. Zij handelen uit de overtuiging dat er een “Hogere Macht” is, een macht hoger dan de Farao, “die van de mens moreel gedrag eist” zodat het leven behouden blijft. Hun geloof – aldus de uitleg van professor N.M. Sarna[xi] – bracht hen ertoe het bevel van de Egyptische heerser om de pasgeboren baby’s van de Hebreeërs[xii] te vermoorden, te trotseren. “Dit is het eerste in de geschiedenis bekende geval van burgerlijke ongehoorzaamheid inzake een morele kwestie.”[xiii]
Rabbi Peli[xiv] zegt dat het geval van de Hebreeuwse[xv] vroedvrouwen het bewijs levert dat andersdenkende individuen het kwaad kunnen weerstaan en daarmee de aanzet kunnen geven voor een proces van bevrijding. [xvi] Wat een bemoediging en les!
Sir Winston L.S. Churchill[xvii] zei eens: “Moed is de hoogste van alle menselijke eigenschappen, want het is de eigenschap die alle andere eigenschappen mogelijk maakt.”
De verloskundigen hadden allerlei excuses kunnen aanvoeren om het bevel wèl uit te voeren:
1 wij voeren slechts de bevelen uit;
2 als goede burger leven wij de wet na, ook al zijn wij van mening dat deze onrechtvaardig is;
3 wat kunnen wij nu met ons tweeën doen tegen zo’n groot heerser? Dat heeft geen enkele zin!
4 ons leven staat op het spel!
Opvallend is dat deze vrouwen als één van de weinige met naam en toenaam worden genoemd in dit gedeelte van Exodus. De schrijver van de tekst maakt er duidelijk een punt van om de vroedvrouwen bij hun naam te noemen, terwijl de schrijver in het volgende hoofdstuk spreekt over een man, een vrouw, een zuster en de dochter van Farao. Namen symboliseren in de Tenach[xviii] persoonlijkheid, de identiteit van de persoon. Daarom begint het hoofdstuk ook met de namen van de kinderen van Jacob. Ook leren we uit de Bijbel dat een verandering van naam, een verandering van iemand zijn persoonlijkheid betekent.[xix]
Deze vrouwen krijgen namen omdat ze geen slaven zijn! Ze staan ergens voor.[xx] Ze zeggen “nee!” en daardoor heeft ook deze maatregel van Farao geen effect op het Joodse volk. Hun “nee” heeft echter wel een positieve uitwerking op henzelf: ze worden persoonlijk gezegend, maar ook door hen ontvangt ook hun gezin een zegen.[xxi]
Ook al heeft deze opdracht aan de verloskundigen geen (voor de Farao gewenst) effect, door al deze maatregelen weten en ervaren de Israëlieten wat het is om begrensd, gebonden, gekweld en beperkt te zijn.
[i] Nechama Leibowitz (geboren in 1905 te Duitsland –overleden in 1997 te Jeruzalem) was hoogleraar Tenach aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Door haar wekelijkse studiepakketten (onderwijs-jezelf-Tora) verwierf ze een grote aanhang van studenten in Israël en de rest van de wereld. Haar uitgangspunt is dat de Tora propvol zit met mogelijke betekenissen en dat het aan de studenten is ze allemaal te ontdekken.
[ii] Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd”, ill. door Giora Carmi: Deel 2 Sjemot (Exodus) en Wajikra (Leviticus) / [vert.: Tamarah Benima ; eindred.: D. Lilienthal] , 2003, ISBN 9076935173, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar, VII, 190 p 28 cm ill, Met lit. opg, Vert. van Exodus and Leviticus. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1991. – (A Torah commentary for our times ; vol. 2), p. 12
[iii] Exodus 1: 12
12 Maar hoe meer de Israëlieten onderdrukt werden, des te talrijker werden ze. Ze breidden zich zo sterk uit dat de Egyptenaren een afkeer van hen kregen. (NBV-2004)
[iv] Exodus 1: 13 t/m 14
13-14 Daarom beulden ze hen af en maakten ze hun het leven ondraaglijk met zwaar werk: ze moesten stenen maken van klei en op het land werken, en ze werden voortdurend mishandeld. (NBV-2004)
[v] Sifra = stralende helderheid en Pua = schitterend.
Z’ev ben Shimon Halevi, “KabbalaenExodus” [vert. uit het Engels door Magda van der Ende], Den Haag [etc.] : East-West Publications, 1999, ISBN 9053400605, 272 p., 21 cm ill., met index , Vert. van “Kaballa and Exodus” – Bath : Gateway, 1988. – Oorspr. uitg.: 1980, p. 40.
[vi] Het is heel goed mogelijk dat – gezien het aantal Israëlieten – er onder Sifra en Pua nog andere vroedvrouwen zijn, die dit werk doen..
[vii] Philo van Alexandrië (20 v.Chr – 40 n.Chr) was een gehelleniseerde Joodsfilosoof, afkomstig uit Alexandrië in Egypte. Zijn werk bevat zowel elementen van het joodse denken als van het Griekse denken en het doel dat hij vooropstelde was het verzoenen van beide tradities. Hierbij maakte hij gebruik van allegorische verhalen.
[viii] De Joodse geschiedschrijver Flavius Joséfus (ca. 37 – na 100 na Chr.) leefde evenals de Here Jezus in de eerste eeuw. Hij was in dienst van Romeinse keizers uit de eerste eeuw.
[ix] Exodus 1:17
De vroedvrouwen echter vreesden God en deden niet wat de koning van Egypte haar gezegd had, maar lieten de jongens in leven. (NBG-51)
[x] Dit is de derde van één van De zeven Noachidische Wetten (universele wetten, basisprincipes waaraan iedere niet-jood zich volgens de Thora dient te houden): “3. Respecteer mensenlevens. Ieder mens is een hele wereld. Wie een leven redt, redt een hele wereld. Wie een leven vernietigt, vernietigt een hele wereld. Anderen helpen te leven is het logische gevolg van dit principe.“ De ‘De Zeven Noachidische Wetten’ zijn, volgens de Joden, een heilige erfenis voor al de nakomelingen van Noach.
Deze 7 Noachidische Geboden zijn niet als zodanig in de Bijbel te vinden, maar ze zijn volgens de Encyclopaedia Judaica slechts exegetisch ontleend aan opdrachten die de Eeuwige heeft gegeven aan Adam en Noach (zie oa Genesis Raba 34 en Sanhedrin 59b), want doordat deze twee mannen de eerstelingen der mensheid waren, hebben die opdrachten een universeel en algemeen karakter. Zie ook: http://www.Noachieden.nl
[xi] Hoogleraar Tenach Nahum M. Sarna (geboren in 1923) probeert de boodschap van de Tora bloot te leggen door hem te bestuderen in de contaxt van zijn tijd en cultuur. Hij vergelijkt religieuze praktijken, mythologieën en juridische procedures van de volkeren uit het Nabije Oosten met degenen die worden beschreven in de Tora.
[xii] Joden worden ook wel Hebreeërs genoemd. Volgens de joden zelf: “Onze volksnaam duidt op ons karakter: joden worden Iwriem of Hebreeën genoemd naar Abraham, de Iwrie. De taal heet Iwriet. De stam van deze woorden is IWR, hetgeen ‘andere kant’ betekent. Abraham stond ‘aan de andere kant van de wereld’, in oppositie tegenover de afgodencultuur van zijn tijd. Hij proclameerde als eerste het zuivere monotheïsme in een hem vijandig gezinde wereld. De Joden worden ook wel Israëlieten genoemd. Deze naam verwijst naar de aartsvader Jacob – die van God de naam Israël krijgt (Genesis 32:29).
[xiii] Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd”, ill. door Giora Carmi: Deel 2 Sjemot (Exodus) en Wajikra (Leviticus) / [vert.: Tamarah Benima ; eindred.: D. Lilienthal] , 2003, ISBN 9076935173, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar, VII, 190 p 28 cm ill, Met lit. opg, Vert. van Exodus and Leviticus. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1991. – (A Torah commentary for our times ; vol. 2), p. 14; citerend Exploring Exodus, p. 24-26.
[xiv] Pincha Hacohen Peli, (20ste eeuw) is geleerde, dichter en rabbijn. Hij is geboren in Jeruzalem. Zijn ‘Torah Today’- column in de Jerusalem Post probeert een hedendaagse visie te geven op de betekenis van de Torah.
[xv] Hebreeuw of Egyptisch
[xvi] Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd”, ill. door Giora Carmi: Deel 2 Sjemot (Exodus) en Wajikra (Leviticus) / [vert.: Tamarah Benima ; eindred.: D. Lilienthal] , 2003, ISBN 9076935173, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar, VII, 190 p 28 cm ill, Met lit. opg, Vert. van Exodus and Leviticus. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1991. – (A Torah commentary for our times ; vol. 2), p. 14.
[xvii] Sir Winston L.S. Churchill (Woodstock, 30-11-1874 t/m London, 24-01-1965); Engels staatsman, leider van het Britse oorlogskabinet in de jaren 1940-45
[xviii] De Tenach [תנ״ך] is het voornaamste boek in het Jodendom. Tenach is een Hebreeuws acroniem dat is gevormd uit de eerste letters van de drie onderdelen waaruit het is opgebouwd: T van Thora (Wet); N van Neviiem (Profeten); en de CH van Ketoeviem (Geschriften). Ook wel genoemd de Hebreeuwse bijbel.
[xix] Zo werd Abram –> Abraham (Genesis 17: 5: zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want ik maak je de vader van vele volken. (NBG-2004))
Zo werd Saraï –> Sara (Genesis 17:15: “Verder zei God tegen Abraham: ‘Wat je vrouw Sarai betreft, voortaan moet je haar niet Sarai noemen maar Sara. (NBG-2004))
Zo werd Jakob –> Israël (Genesis 32: 29: Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ (NBG-2004))
[xx] Esther Lapian in het Thoracommentaar voor de Sjabbat 21 januari 2006/ 21 tewet 5766
Sidra Sjemot, Sjemot [Exodus] 1:1-6:1; voor het Levisson instituut; zie: http://www.levisson.nl/ – archief 5766
[xxi] Exodus 2: 20 en 21
20 God zegende het werk van de vroedvrouwen, zodat het volk zich sterk uitbreidde.
21 En omdat de vroedvrouwen ontzag voor God hadden, schonk hij ook aan hen nakomelingen.