03 – onderkoning Jozef (c)
Geplaatst door Dineke van Kooten op 8 mei 2011
Praktijkvoorbeelden
Zij die het goed hebben komen zelden om begeleiding, omdat ze tevreden zijn over hun leventje. Ze voelen zich de meerderen en zijn geslaagd. Zij kijken makkelijk neer op anderen. Ze komen vaak alleen als ze door hun meerdere gestuurd worden, omdat ze niet om kunnen gaan met de losers in hun werkomgeving.
De minderbedeelden zie ik vaker in mijn praktijk. Zij zuchten onder wat de ander hen aandoet en voelen zich het slachtoffer. Ze vergeten daarbij dat ze zich afhankelijk hebben gemaakt van het oordeel en de veroordeling van de ander en daar als het waren naar (en van) leven. Ze willen gered worden door de ander en wachten daar jaar en dag op, want dan zullen ze gelukkig worden. Zelf denken ze niets te kunnen doen aan hun verdrietige situatie en wachten passief af.
Maar zelfs in ongelijkwaardige situaties mag je jezelf blijven en mag je jezelf gelijkwaardig aan de ander zien. Wat we meestal doen, is: schieten in de dramadriehoek (figuur 1):
Een minderbedeelde Peter is een slachtoffer en vindt dat de ander (zijn beter bedeelde) broeder Jan hem (Peter) van zijn (Jan’s) overvloed moet geven, want dan zal Peter zich ook gelukkig gaan voelen. Jan is dan Peter’s redder.. Echter Jan heeft daar helemaal geen zin in en zegt botweg: “Nee, dank je.”
Op dat moment voelt Peter zich oneerlijk behandeld, waardoor Peter de ander (Jan) gaat aanklagen. Peter – als aanklager – gaat iedereen vertellen hoe erg Jan is. Vervolgens schiet Jan in de slachtofferrol en wil dat Peter hem gaat redden en stopt met hem aan te klagen, want toen en toen heeft Jan wel geholpen, maar dat werd ook niet in dank aanvaard, etc.,etc.. Peter voelt zich prima in die positie en wenst Jan niet te redden. Waardoor Jan zich bij iedereen gaat beklagen.
Wat er eigenlijk in de dramadriehoek gebeurd is dat we regelmatig verwisselen van rol en de ene keer de ander achterna zitten en de andere keer achterna gezeten worden. We klagen en beschuldigen of we verdedigen ons. Of we proberen dit te voorkomen en doen – tegen onze wil in – precies wat de ander van ons vraagt.
Het kan ook anders: Marie is ziek en Ellen vindt dat zij Marie moet gaan helpen, omdat Ellen dat nodig vindt. Ellen ziet Marie als slachtoffer. Vaak helpen mensen als Ellen anderen, om zichzelf beter te voelen. Maar wat we als Ellen’s vergeten is dat Marie verantwoordelijk is voor haar eigen leven.
Dus als Marie zegt: “vandaag heb ik geen hulp nodig!” Dan voelt Ellen zich afgewezen, want zij heeft bedacht dat Marie wel hulp nodig heeft. Daarom wordt Ellen aanklager en vertelt iedereen dat zij zo goed is om Ellen te helpen, maar dat Marie dat niet wil. Marie wordt daar door anderen weer op aangesproken: “Ellen voelt zich zo verdrietig, want Ellen wilde je laatst helpen, maar dat wilde je niet. Terwijl zij toch het goede met je voor heeft!” Nu wordt van Marie verwacht, dat zij Ellen (nu slachtoffer) opbelt om haar van haar ongeluksgevoel af te helpen. En zo rennen zij ook weer achter elkaar aan. Of Marie zegt bij voorbaat “ja” tegen Ellen, echter tegen haar eigen zin in, want ze was misschien liever gewoon eens een middag alleen geweest.
Kenmerkend voor het dramadriehoek is dat we ons afhankelijk opstellen van de ander. We voelen ons ongelijkwaardig ten opzichte van de ander. Eigenlijk voelen we ons niet oké en vinden we de ander diep in ons hart veel beter, omdat hij meer bereikt heeft. En degene die redder is, die voelt zich beter dan de ander. Hij neemt vaak de verantwoordelijkheid van de ander over.
Jozef had zich heel makkelijk als de redder van het volk Egypte kunnen gaan gedragen. De Egyptenaren konden zich als slachtoffer opstellen. Als Jozef dat had gedaan, dan was hij ook regelmatig aangeklaagd door de hongerige en in een steeds lagere positie verkerende Egyptenaren. Alle energie zou van Jozef zijn weggelekt naar het overeind houden van zijn positie. Bij deze Egyptenaren zou hun energie gaan zitten in het aanklagen van Jozefs beleid. Wat Jozef – God dank – niet gedaan heeft!