01 – primaire bestemming (c)
Geplaatst door Dineke van Kooten op 30 januari 2011
Wat zegt dit Bijbelgedeelte mij?
Daarnaast valt in het Bijbelgedeelte van Genesis 3 op dat Adam bij het eten van de vrucht, zijn taak niet op zich neemt en daarin niet zorgt voor zichzelf en Eva niet beschermt tegen het kwaad. God heeft de opdracht zelf aan Adam gegeven: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’[i]
Adam had deze boodschap moeten herhalen aan Eva en deze vrucht moeten weigeren. Adam had in contact moeten blijven met Eva en de dialoog aangaan en zeggen: Eva, kunnen we even praten? Is dit wel de bedoeling? Zouden we hiermee echt doen wat God van ons vraagt?
Maar dat doet hij niet. Hij zwijgt! Hij neemt en eet ook.
Rabbi Salomo Jitschaki (Rasji[ii]) meent dat de slang misbruik maakt van Eva’s verkeerde formulering. Een groot gevaar dat ook ons vaak bedreigt! Eva maakt van de boodschap van God aan Adam: ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten, behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’[iii]
Volgens Rasji duwt de slang Eva op dat moment tegen de boom, zodat zij de boom aanraakt, om vervolgens tegen haar te zeggen: “Zie je wel, je hebt hem aangeraakt en bent niet gestorven. Er is niets met je gebeurd. En je zult niet sterven als je van zijn vruchten eet.” Volgens de theorie van Rasji is de slang heel erg slim en gebruikt hij Eva’s verkeerde voorstelling van zaken van wat God tegen Adam[iv] heeft gezegd om haar zover te krijgen dat zij van de vruchten eet.[v] Of Rasji nu wel of niet gelijk heeft, het is wel iets wat wij in ieder geval in ons dagelijks leven vaak tegenkomen. Bovendien waarschuwt Spreuken ons daar ook voor: ‘Voeg niets aan Zijn woorden toe, anders straft Hij je en blijk je een leugenaar.’[vi] Later zegt de profeet Hosea: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis;’[vii]
Daarnaast laten we ons leiden door onze verlangens naar altijd meer te willen hebben, ook al is er overvloed.
De veelheid van kerken is mijns inziens één van de oorzaken van onze verkeerde voorstelling van zaken, te weinig kennis en onze eigen verlangens[viii]. Wij krijgen een boodschap van God – voor onszelf of voor iemand anders – maar we brengen die niet in exact dezelfde bewoordingen over of we vullen de boodschap aan met onze uitleg. “Als we iets toevoegen”, zegt Rasji, “kan dat – zelfs als we ervan overtuigd zijn dat onze interpretatie de communicatie zal verbeteren – de waarheid geweld aan doen”. [ix]
We weten hoe vreselijk moeilijk dat is, als we als kind het spelletje van doorfluisteren[x] wel eens gedaan hebben… De uiteindelijke boodschap lijkt in de verste verte niet meer op de originele.
Daarnaast speelt bij ons mensen ook nog mee, dat wanneer we van een ervaring een instituut maken en in de loop van de tijd de ervaring daaruit verdwijnt, we een systeem aan regels overhouden. Dat systeem gaat zich dan tegen ons keren. Adam heeft niet de liefde van God overgebracht en zijn zorg voor hem en Eva, althans dàt is niet bij Eva blijven hangen. Ze heeft onthouden dat er iets niet mag!
Door deze zonden (1. het willen worden als God; 2. het veranderen van de boodschap; 3. het luisteren naar iets anders dan naar God; en 4. het nìet genoeg hebben aan de overvloed die God ons geeft) is onze focus verandert en zijn wij uit het paradijs verdreven en leven wij nu buiten deze hof van Eden.
Het is niet de straf die ons uit Eden verdrijft; het is Gods grote zorg voor ons: Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan Ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil Ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. [xi] Als Hij ons niet uit de hof van Eden had weggestuurd en iemand eet van de levensboom[xii], dan zou deze toestand – waarin we op andere dingen zijn gefocust dan op God – eeuwig duren!
Deze uittocht, wegvoering wordt keer op keer herhaalt. We zien in het Oude Testament regelmatig dat de joden hun plek (Abraham deed dat al[xiii]) door hongersnood verlaten op zoek naar het stillen van die honger. Maar ook zien we dat God het volk uit Kanaän door ballingschappen[xiv] laat wegvoeren, omdat er van hun oorspronkelijke bestemming niets is overgebleven.
Door de zondeval wonen wij dus vanaf onze geboorte in Egypte. Wij zijn niet als Jacob en zijn kinderen vanuit Kanaän op weggegaan, maar wij zijn al vanaf onze geboorte in Egypte, net als de klein- en achterkleinkinderen van Jacob. Egypte is een land waar we niet thuishoren, maar wel gekomen zijn door honger.
Door deze val zijn we onze bestemming[xv] kwijt geraakt. Daardoor hebben we een leegte in ons hart en een (vaak onbekend) verlangen, een honger naar het land waar we thuis horen. We zijn vanaf het begin van ons bestaan op zoek naar de bevestiging: “Je mag er zijn! Hier is en ben je thuis!”
We zien dwars door alles heen, dat God – waar we ook zijn – ons niet van Zich wegduwt. Hij gaat met Jacob mee en belooft hem terug te brengen. Tijdens de ballingschappen blijft God ook – door profeten – zeggen dat Hij de Joden terug zal brengen. God belooft daarin ons ook thuis te brengen!
Dit is het vertrekpunt van dit studieboek: Ik ben niet daar waar ik Thuis hoor! en het einddoel van dit studieboek is: God wil mij Thuis brengen.
[i] Genesis 2: 16 en 17 (NBV-2004)
[ii] Rasji, initialennaam van Rabbi Salomo Jitschaki (Troyes, Champagne, 1040 – aldaar 1105), een Franse joodse geleerde, die verreweg de belangrijkste en meest gelezen verklaringen op de Thora schreef. Door de eeuwen heen is zijn werk voor alle commentatoren een voorbeeld van eenvoud en helderheid gebleven. Hij verwierf zich er de eretitel van Pasjandata, ‘de Thoraverklaarder’ mee.
[iii] Genesis 3: 2 en 3 (NBV-2004)
[iv] Maar het kan ook zijn dat Adam de oorspronkelijke boodschap verkeerd aan Eva overbracht. De Tora vertelt ons niet wat hij tegen haar zei.
[v] Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd; Dl., 1*Berésjit (Genesis)”, ill. door Giora Carmi, [vert. uit het Engels: Tamarah Benima], 2002; ISBN 9076935149, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar; VII, 143 p 28 cm ill; Met lit. opg; Vert. van Genesis. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1990. – (A Torah commentary for our times ; vol. 1), p. 25
[vi] Spreuken 30: 5 en 6
5 Elk woord van God is getoetst,
hij is een schild voor wie bij hem hun toevlucht zoeken.
6 Voeg niets aan zijn woorden toe,
anders straft hij je en blijk je een leugenaar. (NBV-2004)
[vii] Hosea 4: 6 (NBG-51) en
Hosea 4: 1
1 Hoort het woord des HEREN, gij Israëlieten, want de HERE heeft een rechtsgeding met de bewoners van het land, omdat er geen trouw, geen liefde en geen kennis Gods is in het land. (NBG-51)
[viii] Andere oorzaken zijn:
– persoonlijke motieven en oorzaken (zowel positieve als negatieve) van degen die de kerk verlaat òf van de personen die de kerk vertegenwoordigen en een persoon of groep uit de kerk weg sturen.
– de nadruk leggen op één andere kant van de zaak. Zoals je diverse kanten van een olifant hebt. De één houdt zich bezig met de staart, de andere met de oren.
Zie hiervoor ook: § 1.3.c. burgerlijke ongehoorzaamheid
[ix] Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd; Dl., 1*Berésjit (Genesis)”, ill. door Giora Carmi, [vert. uit het Engels: Tamarah Benima], 2002; ISBN 9076935149, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar; VII, 143 p 28 cm ill; Met lit. opg; Vert. van Genesis. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1990. – (A Torah commentary for our times ; vol. 1), p. 26
[x] In een kring zitten tien kinderen. Het eerste kind zegt in het oor van zijn buur heel zachtjes: “Vanavond zal mama een verhaaltje aan ons voorlezen.” De andere kinderen zeggen deze zin ook heel zacht in het oor van zijn/haar buur. Totdat de zin in stilte de kring rondgegaan is. Het kind wat aan de andere kant van het eerste kind zit, zegt de zin hardop. Tot ontsteltenis van iedereen is er niets van de 1ste zin overgebleven: De uiteindelijke boodschap lijkt in de verste verte niet meer op de originele zin.
[xi] Genesis 3: 22
22 Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. 23 Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. 24 En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken. (NBV-2004)
[xii] In het Oude Testament wordt in Spreuken nog van de Levensboom gesproken:
3:18
11:30
13:12
15:4
In het Nieuwe Testament staat in het boek Openbaring aan Johannes:
2: 7
22:2
22:14
[xiii] Genesis 12: 10 t/m 20
10 Eens brak er in het land hongersnood uit. Abram trok naar Egypte om daar tijdelijk te gaan wonen, want de hongersnood was zeer zwaar. 11 Toen hij op het punt stond Egypte binnen te trekken, zei hij tegen zijn vrouw Sarai: ‘Luister, ik weet heel goed dat jij een mooie vrouw bent. 12 Als de Egyptenaren je zien, zullen ze denken: Dat is zijn vrouw, en dan zullen ze jou in leven laten, maar mij zullen ze doden. 13 Zeg daarom dat je mijn zuster bent, dan kom ik er dankzij jou misschien goed vanaf en loopt mijn leven geen gevaar.’ 14 Inderdaad was Abram nog maar nauwelijks in Egypte of de Egyptenaren zagen dat Sarai een bijzonder mooie vrouw was. 15 Ook de officieren van de farao merkten haar op. Ze vertelden de farao zo enthousiast over haar dat hij de vrouw naar zijn paleis liet overbrengen. 16 En vanwege haar werd Abram door de farao met geschenken overladen: hij kreeg schapen en geiten, runderen, ezels, slaven en slavinnen, ezelinnen en kamelen.
17 Maar de HEER trof de farao en zijn hof met zware plagen om wat er gebeurd was met Abrams vrouw Sarai. 18 Toen ontbood de farao Abram. ‘Wat hebt u mij aangedaan!’ zei hij. ‘Waarom hebt u me niet verteld dat ze uw vrouw is? 19 Waarom hebt u gezegd dat ze uw zuster is? Nu heb ik haar tot vrouw genomen. Hier is uw vrouw weer, neem haar mee en verdwijn!’ 20 En op bevel van de farao werd Abram, met zijn vrouw en al zijn bezittingen, onder geleide het land uit gebracht. (NBV-2004)
[xiv] Op verschillende tijden zijn Israëlieten en Judeeers in gevangenschap en slavernij geraakt.
– In 722 v. Chr. – Israel in ballingschap door de Assyriërs
– In 586 – 536 v. Chr. – Juda in ballingschap door de Nieuw-Babyloniers
Dit gebeurde altijd na vele waarschuwingen van profeten, die hun consequente ongehoorzaamheid en vermening met andere volken aan de kaak stelden.
Om nog maar niet te spreken van de jaren van overheersing door de Perzen en Grieken (539- 168 v. Chr.) en Romeinen (63 v. Chr. – 70 na Chr.)
[xv] Met bestemming bedoel ik het volgende: God heeft ons gemaakt, heel bewust in de buik van onze moeder (Psalm 13 getuigt daarvan). God heeft ons heel bewust gemaakt! Hij wist dat we zoveel genen van onze moeder en zoveel van onze vader nodig hadden om te worden, zoals Hij het bedoeld heeft: Gods geliefde zoon of dochter. Wij proberen daar elke keer allerlei muren om heen te bouwen en eigenlijk zeggen we daarmee: “God zoals U het bedoeld heeft, dat werkt niet. Wij passen het iets aan, want daar is mee te leven.” Die aanpassing loslaten, dat is sterven. En je bedoeling is zo jezelf ontwikkelen waarvoor God je de mogelijkheden heeft gegeven en daarbij niets achterhouden. Dat kan heel eng zijn en daarom voelt dat aan alsof je je leven zal verliezen. Maar eigenlijk win je het leven, omdat je in vrede met jezelf en met God bent. En voor die mogelijkheid hebben we veel genade nodig, want eigenlijk vinden we dat maar “scarred”.