01 – primaire bestemming (a)
Geplaatst door Dineke van Kooten op 2 januari 2011
I.1. proloog – naar Egypte (Genesis[i] 45 en 46)
De elfde zoon van aartsvader Jacob – Jozef [ii]; de eerstgeborene van moeder Rachel – is op wonderbaarlijke wijze op 30-jarige leeftijd onderkoning geworden bij de Farao in Egypte. Het verhaal van Jozef en zijn broers – zoals verteld in Genesis[iii] – moet tot de meest roerende en menselijke verhalen uit de hele Thora[iv] worden gerekend. Het zit vol met herkenbare menselijke zwakheden en verlangens naar verbetering.[v]
Jacob en zijn gezin[vi] trekken (omstreeks 1600 voor Christus) uit het land Kanaän weg, omdat daar hongersnood is en omdat Jozef – op dat moment onderkoning van de Farao – beloofd heeft voor hen in Egypte te zorgen.
Kanaän hebben ze van God gekregen in het verbond dat God[vii] met Abraham – de grootvader van Jacob – en de andere aartsvaders[viii] heeft gemaakt. Maar nu verláten ze Kanaän, om op weg te gaan naar Egypte, vanwege de hongersnood. Daar zullen ze van goed voedsel worden voorzien. Bovendien krijgen ze daar het beste van het beste. De Farao onthaalt hen groots: “Zegt u ze het vruchtbaarste deel van Egypte maar toe en beloof ze dat ze het beste wat het land te bieden heeft te eten zullen krijgen.” [ix] En: “Ze hoeven er niet om te treuren dat ze hun huisraad moeten achterlaten, want het beste wat er in Egypte te vinden is, is voor hen”.[x]
Jacob is 130 jaar oud[xi] als hij op weg gaat. Zijn gezin bestaat op dàt moment uit 70 mensen[xii], waarvan 12 zonen[xiii].
Deze groep op reis zijnde mensen maakt een tussenstop in Beër Sjèwa (Berseba). Daar ontmoet Jacob God in een nachtelijk visioen. God belooft hem dat Hij in Egypte bij Jacob zal zijn en dat zijn gezin “een grote natie” zal worden: “Ik ben God, de God van uw vader, vrees niet naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken. Ik zal zelf met u naar Egypte trekken en Ik zal u ook zeker weer terugvoeren en Jozef zal u de ogen toedrukken.”[xiv]. De belofte die God ook al aan zijn grootvader Abraham heeft gedaan.[xv]
Wat zegt dit Bijbelgedeelte mij?
Jacob en Jozef kwamen uit Kanaän. Oorspronkelijk komen we allemaal uit de hof van Eden, het paradijs, vandaan. Daar ligt onze primaire bestemming.
Volgens Watchman Nee[xvi] heeft de mens op het lichamelijke gebied behoefte aan: voeding, seksualiteit en verdediging van comfort en plezier[xvii]. Dat zijn ook de invloedssferen waar we in het dagelijks leven voor vallen en waar de excessen in ontstaan. We zetten alles op alles om de te korten in ons leven op te heffen en de honger te stillen. De genoemde gebieden (voeding, seksualiteit en verdediging van comfort en plezier) spelen ook in het paradijs een rol. Eva wordt verleid door de slang met het verlangen naar de vrucht van kennis van goed en kwaad, die haar juist de heerschappij zal geven[xviii]. Ze zal als God worden, waardoor ze denkt dat comfort en plezier voor haar en Adam zullen toenemen[xix].
Echter God heeft de vruchten van die boom als verboden terrein aangegeven. Niet zonder reden: in het paradijs zijn wij afgestemd op God. Hij is onze focus! God weet dat als Adam en Eva van die boom van kennis van goed en kwaad eten, ze niet meer op Hèm gericht zijn: hun focus zal veranderen. De rede van dit ene gebod is dus liefde, maar dat weten Adam en Eva niet. Het is net zoals een moeder die een kind zegt niet van de schoonmaakmiddelen (zoals chloor) te drinken omdat het dan (dodelijk) ziek zal worden. Wat dat ziek-zijn inhoud, dat weet het kind niet, omdat het die ziekte nooit ervaren heeft. God wil niet dat we kennis van goed en kwaad zullen krijgen, omdat we dan iets anders zullen kennen dan God.
[i] Het eerste boek van de Tora, Genesis (Bereesjiet), beschrijft alles bij elkaar 2.309 jaar geschiedenis vanaf de Schepping.
[ii] Jozef is de elfde zoon van aartsvader Jacob en de eerstgeborene van Rachel, zoals het Oude Testament ons meedeelt. Het meest bemind door zijn vader en daarom gehaat bij zijn broers, behalve misschien bij de kleine Benjamin, verkopen zijn broers hem aan een langstrekkende Egyptische karavaan, als Jozef in Dothan een werkbezoek aan zijn vee hoedende broers brengt. Zijn met geitenbloed besmeurde kleding sturen ze naar Jacob, die daaruit opmaakt dat zijn lievelingszoon door de wilde beesten is verscheurd.
In Egypte als slaaf verkocht aan Potifar, officier van de garde van de Farao, maakt hij door zijn talenten snel carrière als huismeester. Door zijn atletische gestalte wekt hij zoveel begeerte op bij Potifars vrouw, dat ze zijn diensten als slaaf tot in haar slaapvertrek tracht uit te breiden. Met een list probeert ze Jozef aan haar sponde te krijgen. Zodra Jozef binnen handbereik is, pakt ze hem bij zijn mantel en begint die los te knopen. Jozef vlucht het vertrek uit, zijn mantel in haar handen achterlatend. Natuurlijk gelooft Potifar dat zijn vrouw is aangerand, wanneer ze hem dat vertelt met de mantel als bewijs. Zo belandt Jozef in het gevang.
In de gevangenis, waar hij het al snel tot gevangenbewaarder brengt, ontmoet hij de butler en de bakker van de Farao, van wie hij op overtuigende wijze hun dromen weet uit te leggen. Zij zorgen ervoor dat hij tot droomuitlegger wordt benoemd van de Farao, die zo onder de indruk raakt van zijn inzichtelijke vermogens, dat Jozef uiteindelijk tot onderkoning wordt benoemd en de dochter van Potifar tot vrouw krijgt. Als een door Jozef voorspelde hongersnood werkelijkheid is geworden, wordt hij onderkoning en is hij verantwoordelijk voor de verdeling van het graan.
[iii] Deze geschiedenis van Jozef totdat hij onderkoning van de Farao is, is te lezen in Genesis 37 t/m 45.
[iv] De Thora (תורה, ook gespeld als Tora, Torah en Thorah; uitspraak ook wel Toireh, Soireh, Soiruh) is een Hebreeuws woord dat leer, instructie of wet betekent. Joden gebruiken het woord meestal voor het eerste deel van de Tenach — de vijf boeken van Mozes. Deze vijf boeken zijn:
- Genesis (Bereshiet),
- Exodus (Sjemot),
- Leviticus (Wajikra),
- Numeri (Bamidbar) en
- Deuteronomium (Dewariem).
[v] Abraham Levy in het Thoracommentaar in de Parasjat Hasjawoea in het Nederlands (wekelijkse uitleg van de schriftlezing) voor Sjabbat 7 januari 2006/ 7 tewet 5766; Sidra Wajigasj, Berésjit [Genesis] 44:18-47:27; voor het Levisson instituut; zie: http://www.levisson.nl/ – archief 5766
[vi] Genesis 47: 1
zijn vader en broers uit Kanaän waren gekomen, met hun schapen, geiten en runderen en met alles wat ze verder bezaten. (NBV-2004)
[vii] Genesis 15: 18 t/m 21
18 Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei hij, ‘geef ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat: 19 het gebied van de Kenieten, Kenizzieten en Kadmonieten, 20 de Hethieten, Perizzieten en Refaïeten, 21 de Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten.’ (NBV-2004)
[viii] Onder aartsvaders of patriarchen worden in de Bijbel de drie stamvaders van het joodse volk: Abraham, Isaak en Jacob verstaan.
[ix] Genesis 45: 18 (NBV-2004)
[x] Genesis 45: 20 (NBV-2004)
[xi] Genesis 47: 9 (NBV-2004)
[xii] Genesis 46: 27 (NBV-2004)
[xiii] Ruben (zoon van Lea); Simeon (zoon van Lea); Levi (zoon van Lea); Juda (zoon van Lea); Dan (zoon van Bilha, de slavin van Rachel); Naftali (zoon van Bilha, de slavin van Rachel); Gad (zoon van Zilpa, de slavin van Lea); Aser (zoon van Zilpa, de slavin van Lea); Issaschar (zoon van Lea); Zebulon (zoon van Lea); Jozef (zoon van Rachel); Benjamin (zoon van Rachel) en Dina
[xiv] Genesis 46: 1-4
1 En Israël brak op met alles wat hij had en kwam te Berseba en bracht de God van zijn vader Isaak slachtoffers. 2 En God sprak tot Israël in nachtgezichten, en Hij zeide: Jacob, Jacob. En hij zeide: Hier ben ik. 3 Toen zeide Hij: Ik ben God, de God van uw vader, vrees niet naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken. 4 Ik zal zelf met u naar Egypte trekken en Ik zal u ook zeker weer terugvoeren en Jozef zal u de ogen toedrukken. (NBV-2004)
[xv] Genesis 15: 12 t/m 17
12 Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. Opeens werd hij overweldigd door angst en diepe duisternis. 13 Toen zei de HEER: ‘Wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdeling zullen wonen in een land dat niet van hen is en dat ze daar slaaf zullen zijn en onderdrukt zullen worden, vierhonderd jaar lang. 14 Maar ik zal hun onderdrukkers ter verantwoording roepen, en dan zullen ze wegtrekken, met grote rijkdommen. 15 Wat jou betreft: je zult in vrede met je voorouders worden verenigd en in gezegende ouderdom begraven worden. 16 Pas de vierde generatie zal hierheen terugkeren, want pas dan hebben de Amorieten zo veel misdaden bedreven dat de maat vol is.’ (NBV-2004)
[xvi] Watchman Nee, “De geestelijke mens”, [vert. uit het Engels door G. ter Wolde], Dordrecht : Importantia, 2002, ISBN 9057190494, 794 p, 21 cm, oorspronkelijk: “The Spiritual Man”, Christian Fellowship Publishers, Inc. New York, 1997, p. 95 en 96.
[xvii] Hier ontspringen de meeste schrijnende zonden uit voort, zoals bijvoorbeeld: zelfbelang, zelfbehoud, zelfverheerlijking, zelfdunk, zelfoverschatting.
[xviii] Een prachtig boek over dit onderwerp, waarom de satan juist Eva uitkiest voor zijn verleiding en niet Adam. En welke bedoeling God met Eva had en nu heeft, is: “de fascinerende vrouw” van John en Stasi Eldredge, [vertaald door drs. Jetty Huisman], Gideon Stichting, Hoornaar, 2007, vertaling van ‘Captivating’, 272 pagina’s, ingenaaid, druk 1, ISBN 978-90-6067-305-8
[xix] Genesis 3: 5 en 6a (NBV-2004)
5. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
6. De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken.