Zelfkennis (Oedipale driehoek)
Waarom doe je wat je doet? En waarom doe je het zoals je het doet? Wezenlijke vragen. Vanuit zelfinzicht en zelfbewustzijn ben je in staat keuzes te maken en volgende stappen te zetten. Ontdek je verleden, nieuwsgierig en met open vizier. Ga terug naar de voorbeelden die je vormden. Om verder te komen en om jezelf ook weer door te kunnen geven.
Wat heb je geleerd van je moeder, en wat van je vader? Wat mocht je als kind wel of niet van ze zeggen en doen? En wat heb jij er uiteindelijk mee gedaan? Wat heb je meegekregen van de gesprekken die zij samen hadden? Vragen die je jezelf stelt in de ‘driehoeksspiegel!’ Een spiegel met een extra dimensie. Die van de ‘buitenstaander’. Want hoe reageerde die op wat je vader, je moeder of jijzelf met hen deelde?
Bedenk daarbij dat een ouder in principe alles wat hij in zich heeft, geeft aan zijn kind. Tegelijkertijd komt het kind daarin altijd te kort. Het vraagt om meer. En dat is goed. Zie het als een overlevingsmechanisme dat de ontwikkeling van een eigen identiteit stimuleert. Vanaf je 24e herken je het tekort en ben je in staat het ‘tekort’ zelf te ontdekken en aan te vullen.