Socialisatie
Socialisatie is het proces waarbij iemand – bewust en onbewust – de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. Het maakt deel uit van de opvoeding en daarmee word je ingelijfd in de maatschappij om daarbinnen te kunnen functioneren.
Socialisatie is de gewoontes en gebruiken van bepaalde groepen en cultuur overbrengen van de ene generaties naar de andere. Er zijn hierbij twee verschillen niveaus van socialisatie. Dit zijn:
* de primaire socialisatie, hierbij wordt gekeken naar het proces dat plaatsvindt in een gezin en
* de secundaire socialisatie waarbij wordt gekeken naar het proces dat bijvoorbeeld op school, op het werk en bij vrienden plaatsvindt.
Socialisatie is een leerproces, waarbij we als individuen kennis, houding en vaardigheden verwerven om adequaat in groepen en sociale verbanden te kunnen functioneren. Mensen zijn zich vaak niet bewust van de invloed van hun socialisatie op hun functioneren in bijv. het beroep wat ze uitoefenen. Het maken van een socialisatieverslag helpt om bewuster te gaan leren en leven. Het doel is om als werker beter te worden, omdat je leert oog te krijgen voor eigen blinde vlekken, kwetsbaarheden en sterke kanten. Het socialisatieverslag is een goed hulpmiddel om met behulp van specifieke vragen het eigen leven op verschillende gebieden zichtbaar te maken. Daardoor worden patronen zichtbaar en daardoor in het dagelijks leven herkenbaar.
Door een socialisatieverslag kan deze socialisatie ook worden beïnvloed, nl. door:
- resocialisatie: opnieuw socialiseren nadat in de ontwikkeling een foute weg heeft plaatsgevonden, een voorbeeld daarvan is een afkickprogramma voor een drugsverslaafde.
- desocialisatie: wanneer iemands cultuur gedwongen wordt door een andere sterkere cultuur om de waarden en normen aan te passen.
- hersocialisatie: wanneer men in korte tijd sterk van cultuur verandert bijvoorbeeld het celibaat van priesters.
Hoe jij dus leeft en werkt, wordt voor een deel bepaald door jouw eigen socialisatieproces dat jij tot nu hebt doorlopen.
Dit socialisatieproces van jou kun je zichtbaar maken door het verhaal van je leven te beschrijven in een zogenaamd socialisatieverslag. In het socialisatieverslag beschrijf jij dus je eigen socialisatieproces.
In het onderstaande wordt een aantal aandachtspunten/richtlijnen aangegeven die je kunt gebruiken in het schrijven van jouw socialisatieverslag. Je mag zelf je aandachtspunten/richtlijnen en specifieke accenten leggen. Kijk wel serieus naar jezelf en vraag jezelf af waarom je juist deze pakt en een andere laat liggen. Heeft dat te maken met welke vragen je aanspreken en welke niet?
1. Waar kom je vandaan?
In het beantwoorden van deze vraag richt je je op het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens.
1. Persoonlijke gegevens:
• Personalia met persoonlijke gegevens
• Jouw nest; aantekeningen over de gezinssituatie waarin je bent opgegroeid
2. Geschiedenis
• Baby-, peutertijd, lagere school; markante feiten tijdens de eerste 12 jaar van je leven
• Pubertijd en adolescentie; belangrijke feiten in de periode van 12 tot 21 jaar
2. Wat heeft je geholpen te worden wie je bent?
Je kunt je hierbij de volgende vragen stellen:
1. Mensen
• Welke mensen in het verleden speelden een belangrijke rol in je leven tot nu toe?
• Welke mensen zijn op dit moment belangrijk in je leven
2. Ervaringen
• Welke positieve ervaringen hebben bijgedragen te worden wie jij nu bent?
• Welke pijnlijke of negatieve ervaringen hebben bijgedragen te worden wie je nu bent?
3. Hulpbronnen
• Welke kwaliteiten van jezelf hebben je geholpen te worden wie je nu bent?
• Als je het idee hebt dat een onzichtbaar iets of iemand (een beschermengel?) je heeft geholpen, hoe heb je dat ervaren?
4. Waarom ben je hier?
In het antwoord op deze vraag ga je op zoek naar de zin van je leven, het waarom
1. Missie
• Wat is je missie in dit leven?
• Wat heb je in dit leven te doen?
2. Zingeving
• Wat maakt je leven zinvol?
• Wanneer zou jouw leven de moeite waard zijn?
3. Toegevoegde waarde
• Wat is de toegevoegde waarde van je leven voor jezelf en voor je omgeving?
• Wat zou jij willen dat men op jouw begrafenis over jou vertelt?
5. Wat is de rode draad in je leven?
Je gaat hierbij op zoek naar samenhang, naar patronen in je leven door jezelf de volgende vragen te stellen:
1. Gebeurtenissen
• Welke gebeurtenissen herhalen zich steeds in jouw leven?
• Wat voor gebeurtenissen om je heen raken je steeds opnieuw?
2. Patronen
• Wat kom je steeds opnieuw in jezelf tegen?
• Welke les dienst zich steeds opnieuw aan?
3. Ontwikkeling
• Welke ontwikkeling zie je?
• Hoe ben je in de loop der tijd veranderd?
6. Wat wil je?
• Wat zou je eigenlijk willen met jezelf, waar gaat je verlangen naar
• Maak eens een verlanglijstje van wat je eigenlijk echt zou willen.
7. Wat geeft je energie?
Hierbij kun je je afvragen waar jij zoal warm voor loopt. Het gaat hier om energie en enthousiasme. Waarvoor ben je bereid je in te spannen en je levensenergie in te zetten?
1. Passie
• Waar loop je warm voor?
• Wat doet je hart sneller kloppen?
2. Plezier
• Waar word je enthousiast van?
• Waar knap je op af?
3. Energie
• Wat zou je voor geen goud willen missen?
• Waarvoor ben je bereid om offers te brengen?
8. Wat zijn je drijfveren?
Je gaat hierbij op zoek naar je drijfveren en motieven.
1. Motieven
• Wat zijn innerlijke drijfveren om aan je ontwikkeling aandacht te schenken?
• Wat zijn externe drijfveren om aan je ontwikkeling aandacht te schenken
2. Waarden
• Welke waarden zijn voor jou belangrijk?
• Waarom zijn deze waarden zo belangrijk?
3. Grenzen
• Wat zijn jouw grenzen?
• Waar doe je geen concessies aan?
9. Hoe pak je het aan?
Hier kun je aangeven hoe jij jouw inzichten en wensen om wilt zetten in concrete actiestappen. Wat kan jij “nu” doen? Hoe kan jij experimenteren en spelen met nieuw gedrag.
Geplaatst op 2 juni 2011