Pijnlijk begenadigd
Een indrukwekkende preek van Ds. D.M. Van de Linde te Rotterdam (april 2011), die sprak over Baruch (in zijn prekenserie over Jeremia) vanuit Jeremia 45:
1 Het woord, dat de profeet Jeremia gesproken heeft tot Baruch, den zoon van Nerija, als hij die woorden uit den mond van Jeremia in een boek schreef, in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: 2 Alzo zegt de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! 3 Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust!
4 Zo zult gij tot hem zeggen: Zo zegt de HEERE: Zie, dat Ik gebouwd heb, breek Ik af, en dat Ik geplant heb, ruk Ik uit, zelfs dit ganse land. 5 En zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek ze niet; want zie, Ik breng een kwaad over alle vlees, spreekt de HEERE; maar Ik zal u uw ziel tot een buit geven, in alle plaatsen, waar gij zult henentrekken.
Waarom die preek zoveel indruk op mij maakte? Mijn ziel zei er “ja” op en voelde zich begenadigd opgelucht. Teveel hoor ik om mij heen het toverstokje van het geloof in Jezus dat alles in goud en goed, gezellig en liefdevol doet veranderen. Terwijl ik bij mijzelf en anderen (w.o. de mensen in mijn praktijk) zulke indrukwekkende andere verhalen hoor. Verhalen met vragen, over eenzaamheid, over het niet begrijpen en toch gedragen worden, over de pijn van het vele zien en machteloos toe kijken.
En dan zegt Van de Linde:
“Ofschoon het overgrote deel van zijn collega’s, niets van die boeteprofeet wilden weten, heeft Baruch in de woorden van Jeremia Gods stem verstaan. (…) Waarom Baruch doe je die vreemde keuze? Op die vraag zal hij geantwoord hebben. Ik had simpelweg geen keus. God zelf raakte me aan in de woorden van die tegendraadse profeet. De Here is me te sterk geworden. (…) Op een dag wordt het deze mens te veel. (…) Wat levert het vertrouwen in de Here je nu helemaal op? Waarom grijpt Hij niet in? Waarom staat hij Zijn dienaren niet krachtig ter zijde. In die situatie van aanvechting komt Baruch tot een intense klacht. Wee mij zegt hij. Want de Here heeft droefenis tot mijn smart gedaan. Hij stapelt verdriet op verdriet. (…) Ik ben moe van mijn zuchten zegt hij. Moe van mijn roepen tot God zonder antwoord. Moe van mijn verlangen naar het doorbreken van Gods koninkrijk. En van het leven zonder er iets van te merken valt, dat de Here mij ziet en hoort. Vond ik maar ergens een plaats en een moment om op adem te komen. Maar zelfs dat is er niet bij. Ik vind geen rust. (…)
Babel en Egypte staan model voor dat grote. Voor leven ervaren als vanzelfsprekend. Voor het groeien, maar wel zonder pijn. (…) Op die manier mag Baruch de grote dingen niet voor zichzelf wensen. Want in dienst van de God van Israel gaat het niet langs het oordeel heen. Evenmin aan de moeite en het lijden voorbij. Leven met God betekent kruisdragen. (…)
Dat niet zoeken naar het grote, is niet het laatste dat Baruch gezegd wordt. Het laatste is: Jou laat ik je leven behouden. (…) Je kunt je zelfs afvragen of Baruch wel zo gelukkig moet zijn met deze belofte? Laten we ons de situatie proberen voor te stellen, waarin hij stond. Baruch zal leven. Zijn ogen zullen zien en zijn oren horen. Zijn handen zullen tasten en zijn voeten gaan. (…)
Baruch’s ogen zullen de ondergang van de heilige stad zien. De verwoesting van de tempel, het huis, waar de Here te midden van zijn volk wilde wonen. Zijn ogen zullen zien dat de Here zich gaandeweg meer verbergt. En daaraan lijden. Baruch’s oren zullen het ongestoorde brallen van de goddelozen horen. En Baruch zal eraan lijden, dat de God van zijn leven, zich niet alleen verbergt, maar door de mensen om hem heen, zo naar beneden wordt gehaald. Baruch zal de enorme vervreemding zien van mensen ver weg en dichtbij. Baruch zal de nood van zijn medemens zien. Het lijden van de tallozen. En dat zal bij hem binnen komen. Zo zelfs, dat hij vaak gedacht en gehoopt zal hebben. Was ik er maar niet meer. Was ik maar dood. In de letterlijke zin van het woord. En in de bijbels-figuurlijke zin. Want leven is in de taal van de bijbel hartstochtelijk verbonden zijn aan God en mensen. Open ogen en oren hebben.(…) Dat besef zal Baruch kennen. Weten dat hij er door God doorheen gesleept is. Niet omdat hij beter was door anderen. Baruch en Jeremia worden niet om henzelf in het leven bewaard. Maar om een rest te zijn. Een Messiaanse rest. Dat is een bijzondere opdracht.
Een rest zijn is deel wezen voor het geheel, in vertrouwen. Dat is een enorme verantwoordelijkheid. Met jou moet het doorgaan. Met deze belofte worden we in de buurt van Jezus geplaatst. In de buurt zeg ik met nadruk. Want Hij, de rest bij uitstek, trok het leed, de schuld van de wereld zich tot op het bot aan en om en met Hem, als drager van Gods beloften, gaat het door. (…)
Er kunnen momenten of perioden komen in uw leven. Of ze waren er, waarin u niet verder wilde. Het leven in een tijd, waarin Gods oordelen over de wereld gaan en over uw leven, is u te zwaar. Als de Here dan zegt: Ik geef je je ziel als een buit, betekent het. Ik onthoud je de kans om het bijltje erbij neer te gooien. Ik houd je in leven, waar je ook gaat. Overal ontneem ik je de kans, je ogen en oren te zeer te sluiten. Ik open je ogen er ook voor, dat je je leven tegen een enorm hoge prijs verkregen hebt. Ik wil dat je mij nog beter leert kennen en nog meer op mij aangewezen zult zijn. Meer en meer beseft hoe onvanzelfsprekend het is dat je er bent. Dat is pijnlijk begenadigd worden. Dat is pijnlijk. Maar evenzeer genade. Amen”
En tot slot dat gezang dat zo mee resoneert in mijn ziel: Gezang 484
1
Waarom moest ik uw stem verstaan?
Waarom, Heer moet ik tot U gaan
zo ongewende paden?
Waarom bracht Gij
die onrust mij
in ‘t bloed is dat genade?
2
Gij maakt mij steeds meer vreemdeling.
Ontvreemdt Ge mij dan, ding voor ding,
al ‘t oude en vertrouwde?
O blinde schrik,
mijn God, mag ik
niet eens mijzelf behouden?
3
Want ik zie voor mij kruis na kruis
mijn weg langs en geen enkel huis
waar ik nog rust zou vinden.
Kom ik zo echt
bij U terecht,
ben ik wel uw beminde?
4
Spreek Gij dan in mijn hart en zeg,
dat het zo goed is, dat die weg
ook door uw Zoon gegaan is,
en dat uw land
naar alle kant
niet ver bij mij vandaan is
Liedboek voor de Kerken 1973
Met dank aan Ds. D.M. van de Linde
Geplaatst op 29 mei 2011 #preek