03 – onderkoning Jozef (a)
Geplaatst door Dineke van Kooten op 10 april 2011
Onderkoning Jozef
Jozef doet het als onderkoning uitermate goed. Farao kan zich niets beters wensen.
Allereerst behandelt Jozef iedereen gelijk. Jozef is zich er van bewust, dat alleen een dergelijke eerlijkheid de garantie biedt, dat degenen die van hem afhankelijk zijn, hem zullen vertrouwen. Hij heeft er voor gezorgd dat er silo’s in verschillende steden van Egypte zijn. Daardoor liggen de distributiecentra dicht bij het volk, waardoor het volk zich veilig zal voelen. Jozefs plan is efficiënt. In deze instabiele tijd van honger vergroot dat het vertrouwen.
Als de hongersnood erger wordt en de mensen geen geld meer hebben om voedsel te kopen, stelt Jozef een plan op dat de bevolking van Egypte in staat stelt voorraden te kopen in ruil voor vee[i]. Wanneer de mensen al hun vee hebben verkocht, staat Jozef hen toe hun land te ruilen voor voedsel[ii].
Als Jozef op die manier voor Farao de controle over het hele land heeft verkregen, geeft Jozef het volk een productie- en belastingplan voor het moment waarop de hongersnood voorbij is. Daarvoor gaat Jozef op een creatieve manier hele steden verplaatsen met hun bevolking van de ene plek van het land naar de andere[iii] met als belofte dat ze daar vier-vijfde van de oogst mogen houden.
De verklaarder Sjemoeël David Luzzatto[iv] ontvouwt het briljante van Jozefs tactiek. Jozef verhuist de mensen stad voor stad. Ze worden gevestigd in een nieuwe omgeving, zonder dat ze worden afgezonderd van hun families, vrienden en oude buren en van belangrijke bronnen van steun. Op die manier zorgt Jozef ervoor dat het moreel van de bevolking hoog blijft en dat het volk positief blijft staan tegenover hem en de Farao. [v]
In de oogsttijd zullen de Egyptenaren de Farao één-vijfde van wat ze hebben geproduceerd betalen en de rest mogen ze houden, om daarmee zichzelf en hun families te voeden[vi]. Alleen de priesters van de Farao zijn van deze regeling uitgesloten, want zij krijgen juist een speciale beloning van de Egyptische heerser.[vii] Maar ook de familie van Jozef is een uitzondering, want hij zorgt – volgens de belofte van Farao – goed voor zijn eigen familie[viii]. Zij hebben namelijk al de zorg voor het vee van Farao. Bovendien zijn zij immers op uitnodiging van de Farao in Gosen. Dit moet ongetwijfeld op den duur voor onvrede bij de Egyptenaren gezorgd hebben[ix]. Hun comfort en plezier staan immers wel op het spel en de ongelijkwaardigheid zorgde onmiskenbaar voor jaloezie!
Volgens de meeste Thoraverklaarders is Jozef economische revolutie een voorbeeld van goede planning, goed management en rechtvaardigheid. In een periode waarin de rijken zich heel makkelijk alleen om zichzelf kunnen bekommeren en winst kunnen maken over de ruggen van de armen heen, vaardigt Jozef wetten uit – aldus de commentatoren – die garanderen dat iedereen in de bevolking hetzelfde krijgt toebedeeld. Hij begunstigt de armen zelfs als zij hun land verliezen en zichzelf aan slavernij willen onderwerpen.
Jozef toont ook een zeer hoog niveau van moreel leiderschap. Hij weigert zelf winst te maken of zijn eigen familie te begunstigen door hen goede posities aan te bieden. Om al die redenen staat Jozef in de joodse traditie bekend als een tsaddik, een ‘rechtvaardige’.
[i] Genesis 47: 13 t/m 17 (NBV-2004)
13 In heel het land was het voedsel inmiddels op, zo ernstig was de hongersnood. Zowel Egypte als Kanaän dreigde onder de hongersnood te bezwijken. 14 De mensen kochten bij Jozef graan, en zo kwam al het geld dat er in Egypte en Kanaän te vinden was bij Jozef terecht. Hij liet dat geld naar het paleis van de farao brengen.
15 Toen het geld in Egypte en Kanaän op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten,’ zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ 16 Jozef antwoordde: ‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ 17 Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee.
[ii] Genesis 47: 18 t/m 20 (NBV-2004)
18 Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze: ‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. 19 Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan. Koop ons en onze grond in ruil voor eten; dan krijgt de farao de beschikking over onszelf en onze grond. En geeft u ons ook zaad, dan kunnen we tenminste in leven blijven en hoeven de akkers niet te verwilderen.’ 20 Jozef kocht alle akkergrond van Egypte voor de farao op, want alle Egyptenaren verkochten hun akker, zo erg hadden ze onder de hongersnood te lijden. Zo kwam al het land in bezit van de farao.
[iii] Genesis 47: 21 (NBG-51)
21 En wat het volk aangaat, dat maakte hij dienstbaar van het ene einde van het gebied van Egypte tot het andere einde. Volgens de Samaritaanse Pentateuch en de Septuaginta: ‘bracht Jozef het volk over naar de steden’. En niet zoals er in de NBV-2004 staat, dat ze slaven werden. Jozef was tegen slavernij en het land dat helemaal aan de regering behoorde, werd verpacht aan de bevolking. Zodat ze zich verantwoordelijk zouden blijven voelen voor de oogst.
[iv] Samuel David Luzzatto (1800-1865; SjaDaL) Hij was filosoof, historicus, vertaler en Thora-verklaarder. Luzzatto probeert de liefde voor de joodse traditie en kennis en trouw aan het joodse volk aan te wakkeren, wonend in het Italiaanse Padua.
[v] Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd; Dl., 1*Berésjit (Genesis)”, ill. door Giora Carmi, [vert. uit het Engels: Tamarah Benima], 2002; ISBN 9076935149, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar; VII, 143 p 28 cm ill; Met lit. opg; Vert. van Genesis. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1990. – (A Torah commentary for our times ; vol. 1), p. 125
[vi] Genesis 47: 23 t/m 26 (NBV-2004)
23 Jozef zei tegen het volk: ‘Nu heb ik uzelf en uw grond voor de farao gekocht. Hier hebt u zaad; zaai de akkers daarmee in. 24 Van de opbrengst moet u voortaan een vijfde deel aan de farao afstaan. Vier vijfde is voor u; dat kunt u gebruiken als zaaigoed en als voedsel voor uzelf, uw kinderen en uw verdere familieleden.’ 25 Ze antwoordden: ‘U hebt ons leven gered. Als u het zo wilt, heer, zullen wij de farao voortaan als slaaf dienen.’ 26 Jozef legde in een wet vast (en die wet is nog altijd van kracht) dat een vijfde van de opbrengst van de Egyptische akkers voor de farao was. Alleen de grond van de priesters werd geen eigendom van de farao.
[vii] Volgens de tekstverklaringen van Midrasj ha-Gadol (die terug gaan tot de 1ste en 2de eeuw door David ben Amram Adnai) over Genesis 45:17 in Harvey J. Fields, “Een Toracommentaar voor onze tijd; Dl., 1*Berésjit (Genesis)”, ill. door Giora Carmi, [vert. uit het Engels: Tamarah Benima], 2002; ISBN 9076935149, New York, NY : UAHC Press Amsterdam : Stichting Sja’ar; VII, 143 p 28 cm ill; Met lit. opg; Vert. van Genesis. – New York, NY : UAHC Press, cop. 1990. – (A Torah commentary for our times ; vol. 1), p. 117
[viii] Genesis 47: 12
12 Hij voorzag zijn vader en zijn broers en heel zijn verdere familie van voedsel, zoveel als zij en hun kinderen maar nodig hadden. (NBV-2004)
[ix] Denk alleen al aan de nog steeds voortdurende onvrede tussen Duitsers en Nederlanders n.a.v. Eerste en Tweede Wereldoorlog. Veel mensen in Nederland voelen nog negatieve gevoelens voor Duitsers, terwijl hun opa en oma misschien de WOII hebben meegemaakt. De jaloezie en wrok wordt van vader op zoon doorgegeven. Het komt bijvoorbeeld naar buiten in voetbalwedstrijden.