Het geweten
De werking van het geweten is de belangrijkste bijdrage van Bert Hellinger aan het systemisch werk.
Hij heeft ontdekt dat er verschillende gewetens bestaan: het ‘persoonlijke geweten’ dat voelbaar is, het ‘collectieve geweten‘ en tot slot het ‘spiritueel geweten’, dat de voorgaande andere gewetens overstijgt.
Het geweten staat in dienst van onze behoefte om ergens bij te horen en het bindt ons aan personen en groepen die belangrijk of zelfs noodzakelijk zijn voor ons bestaan.
Het collectieve geweten, is een geweten waaraan we (vaak onbewust) gebonden zijn. De functie van het collectieve geweten is om het voortbestaan van het systeem als geheel te waarborgen. Daarbij gaat het systeem als geheel, vóór het individu. Het gaat over binding, ordening en balans. Het gaat binnen dit geweten over: erbij horen en in stand houden. Daarin spelen wetten en regels van het familiesysteem, die bewust of onbewust worden doorgegeven. Zo krijgen we een wereldmodel aangereikt met opvattingen over goed en kwaad.
Ik splits het collectieve geweten in tweeën, nl: het familiegeweten en het groepsgeweten.
Waarom? Dat leerde ik van Wibe Veenbaas (Phoenix Opleidingen) en omdat ik in mijn gezin van herkomst, maar ook bij mijn cliënten, ervaar dat het familiegeweten iets anders was, dan het behoren tot de groep van bijvoorbeeld de kerk of een ideologie.
[Een ideologie is een geheel van ideeën en waarden over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de maatschappij, evenals over de toekomst dat leeft binnen een maatschappelijke groep, met name een politieke partij, een denkstroming of een sociale klasse. Het kan niet anders dat men voor het in stand houden van deze groep een autoritair leiderschap ontstaat.]
Ik zag de invloed daarvan op de families en de gevolgen daarvan voor de individuen.
Binnen die kerk of die ideologie gaat het ook over: in stand houden en erbij horen.
Ons persoonlijk geweten speelt in op de wetten van het collectieve geweten: het familiegeweten en het groepsgeweten. Dat is een aanpassing die nodig is om te overleven. Als we ons daar niet aan houden, dan ontstaat een gevoel van schuld, schaamte en van disloyaliteit. Als we volgens het groepsgeweten handelen geeft dat een gevoel van onschuld; een goed geweten; we horen erbij!
1. Het persoonlijk geweten:
Het bewuste persoonlijke geweten bindt ons aan onze groep: aan onze familie, onze geboortestreek, onze cultuur, onze godsdienst, onze taal en ons land. Het bindt ons ook aan ons werk, aan onze collega’s en de organisatie waar we deel van uitmaken. Het persoonlijke geweten stuurt door middel van gevoelens van schuld en onschuld. Als dat niet zou gebeuren, dan zou ik het als KIND niet overleven. Dan ben ik een bedreiging voor mijzelf, als voor mijn familie en uiteindelijk ook voor het voortbestaan van het collectieve geweten.
2. Het familiegeweten:
Dit geweten werkt onbewust, in dienst van het systeem als geheel. De functie van het collectieve geweten is om het voortbestaan van het systeem als geheel te waarborgen. Daarbij gaat het systeem als geheel, vóór het individu. Het gaat over binding, ordening en balans.
In dit geweten geldt:
– niemand mag worden uitgesloten
– alles en iedereen hoort erbij
– ouderen hebben meer rechten dan jongeren
– jongeren zijn niet verantwoordelijk voor ouderen
– iedereen heeft zijn eigen plek
3. Het groepsgeweten:
Dit geweten werkt onbewust, in dienst van het systeem als geheel. De functie van het collectieve geweten is om het voortbestaan van het systeem als geheel te waarborgen. Daarbij gaat het systeem als geheel, vóór het individu. Het gaat ook hier over binding, ordening en balans.
Het integreren van deze wetten opent de weg naar:
4. Het spiritueel geweten:
Het spiritueel geweten overstijgt het persoonlijk- en het collectieve geweten. Dit geweten maakt mensen los van de voorschriften en regels binnen hun gezin van herkomst, familie, godsdienst en cultuur. Het verruimt hun persoonlijk geweten. Het kan gezien worden als die laag waarop er geen polariteiten meer bestaan. Er is geen goed of kwaad. Niets of niemand wordt buitengesloten. Het spiritueel geweten werkt inclusief: ieder mens behoort tot het grote geheel. Iemand die in zijn volle volwassenheid staat, die zijn persoonlijke ontwikkelingsprocessen ten volle heeft gedaan, daarvoor kan dit spiritueel geweten een bron en bedding zijn.
Jolanda Withuis schrijft in haar boek ‘Raadselvader, Kind in de Koude Oorlog‘ over hoe het voor haar was om op te groeien in een CPN-gezin ten tijde van de Koude Oorlog. In het boek wordt zichtbaar hoe het familiegeweten en het persoonlijke geweten wordt opgeofferd aan het groepsgeweten.
Kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/archief/jolande-withuis-raadselvader-kind-in-de-koude-oorlog/
En op: https://www.dinekevankooten.nl/archief/onder-begeleiding-naar-school-jolande-withuis/
Ik heb ervaren dat het belangrijk is voor de persoonlijke ontwikkeling dat de diverse gewetens hun plek krijgen en innemen. Als het ene geweten wordt opgeofferd aan het andere geweten, dan ontstaat er een disbalans die zorgt voor vertraging in de ontwikkeling van de persoonlijke identiteit.
Als kind is het belangrijk om te weten dat je er bij hoort en waar je bij hoort. Als gezin, familie hoor je ook bij het grotere geheel.
Voor de persoonlijke ontwikkeling is het belangrijk om te ontdekken dat je als gezin/familie een keer iets anders kunt doen dan het groepsgeweten voorschrijft. Daardoor ontdek ik het verschil tussen ons gezin/onze famlie en de groep. Als ik dat onderscheid leer, leer ik ook te zien waar grenzen liggen: waar liggen de grenzen van ons gezin/onze familie; waar liggen de grenzen van de groep waartoe wij behoren. Persoonlijke grenzen hebben, net als landsgrenzen, te maken met afbakening. Door grenzen te ontdekken word mijn ik als het ware in mijn bewustzijn geboren, wordt het gezin/de familie als het ware in mijn bewustzijn geboren en ontdek ik waarom de groep waar ik toe behoor voor mij op dat moment beter is, dan een andere groep.
Daar waar ik mijn grenzen ontwaar en die in tegenspraak zijn met de grenzen van mijn familie/gezin, daar kunnen een aantal reacties plaats vinden:
* ik pas me aan, omdat ik toch niet bestand denk te zijn tegen de groepsdruk. Wanneer een individu zich succesvol aanpast in de groep kan zijn beloning aanvaarding in de groep, blijk van erkenning of zelfs een stijging van aanzien zijn.
* ik pas mij niet aan en als dat voor de groep te bedreigend is, dan zullen zij proberen mij weer in de groep te krijgen door Impliciete of Expliciete groepsdruk toe te passen. Wanneer ik niet aan bepaalde groepsverwachtingen voldoe, kunnen er sancties optreden. In geval van onbewuste en impliciete groepsdruk kan ik dit afleiden vanuit het doen en laten van de groep. Hierbij is het niet duidelijk of er al dan niet sancties zullen volgen.
In het geval van expliciete druk is dit wel het geval. Hij kan bespot, uitgescholden, uitgesloten, … worden.
Groepsdruk is zó krachtig dat individuen zich in een groep onherkenbaar kunnen gedragen.
In mijn jeugd waren wij als gezin/familie een belangrijk onderdeel van de kerk waartoe wij behoorden. Alles stond in dienst van de kerk.
Wij als kinderen moesten het goede voorbeeld geven. Als wij het al niet deden, hoe kon je het dan van andere mensen verwachten? Ons goede voorbeeld werd als het ware gekoppeld aan het voortbestaan van de kerk.
Pas veel later ontdekte ik wat dat voor mijn persoonlijke ontwikkeling betekende.
Als wij als gezin zo ten dienste staan van de kerk, dan wordt mijn identiteit diffuus. Wat ik denk en doe, kan alleen maar ontwikkeld worden als het overeenkomt met zoals de kerk denkt en doet.
Terwijl het voor mijn ik-ontwikkeling noodzakelijk is, dat ik zie en ervaar in het familiegeweten dat het kan en mag afwijken van het groepsgeweten en ik dan ontdek dat wij daar niet bij voorbaat uitvallen. Daardoor kunnen we ook makkelijker participeren in het groepsgeweten, omdat wij ons bewuster zijn van ons gezin en van ons zelf.
Dat heb ik niet gehad. Ik wist hoe het hoorde, hoe het moest in het groepsgeweten, maar daardoor was het lastiger om mij af te bakenen en mijn grenzen te ontdekken. Mijn zelf werd vanzelfsprekend opgeofferd aan de groep. Omdat men er vanuit ging dat de groep het beste voor mij was.
Niet voor niets – denk ik – moesten alle belangrijke mannen die van betekenis voor hun groep zouden worden, hun land/groep verlaten. Voor mij was het leerzaam om te ontdekken dat Abraham en Jacob, als aartsvaders hun huis en hun land verlieten om te groeien en verder te komen. Zo stapten ze uit het systeem van hun stam. De natuurlijke neiging om te blijven daar waar je bent, in je eigen familie en je eigen stam en je daaraan aan te passen, zien we in de verhalen van de aartsvaders niet terug.
Sterker nog, de aartsvader Isaak heeft dat niet gedaan. Isaak werd van de aartsvaders het oudst en was de enige aartsvader wiens naam niet gewijzigd werd. Hij was tevens de enige van de aartsvaders die Kanaän nooit heeft verlaten, alhoewel hij dit eenmaal probeerde, maar door God werd teruggeroepen. Vergeleken met andere aartsvaders is de levensloop van Isaak minder kleurrijk – er worden weinig details over zijn leven vermeld. In alle verhalen waarin hij een rol speelt, staat hij niet alleen in de schaduw van zijn vader en zonen, maar ook van zijn buitengewoon sterk afgeschilderde vrouw Rebekka, met wie hij, anders dan de andere aartvasders, nomogaam samenleefde. Jozef en Mozes bijvoorbeeld verlieten (al dan niet gedwongen) ook dat waar ze vanuit de cultuur en het systeem thuis hoorden. Blijkbaar hebben we die beweging nodig om vervolgens volwassen weer terug te kunnen keren. Want als ze terugkeren zijn ze vervolgens van grote betekenis en blijkt er een open gebroken toekomst te zijn.
Verder lezen over het geweten en opstellingen: https://www.dinekevankooten.nl/archief/bert-hellinger-familieopstellingen/
Verder lezen over grenzen stellen: https://www.dinekevankooten.nl/archief/grenzen-stellen-goed-voor-jezelf-en-voor-de-ander/