Jungiaanse en symbolische psychologie
De school die teruggaat op het werk van de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung (1875 – 1961) heet analytische of Jungiaanse psychologie. Hoewel ook zij rekening houdt met invloeden uit de biologische psychologische sfeer, handhaven zogenoemde Freudianen en Jungianen verschillende psychologische mens- en wereldbeelden.
Jungiaanse psychologie kijkt niet alleen naar het verleden van het individu en acht het onbewuste niet alleen problematisch. Voor haar is het onbewuste ook constructief, genezend en vooruitziend en niet beperkt tot de individueel persoonlijke geschiedenis. Zij gaat ervan uit, dat de integratie van wat het onbewuste aanbiedt aan het bewustzijn een weg kan zijn naar genezing en naar de heelheid van de individuele mens.
auteur: Franz Kalab
website: https://www.kalab.nl/nl/g/rijp/schi/rijp/anal/jungsymb.html
Persoonlijkheden als Toni Wolff (1888 – 1953), Jolande Jacobi (1890 – 1973), Michael Fordham (1905 – 1995), Erich Neumann (1905 – 1960) en Marie-Louise Von Franz (1915 – 1998) behoorden tot de eerste generatie die Carl Gustav Jungs visies en praktijken verder ontwikkelden. De Jungiaanse en symbolische psychologie van de Nederlandse Karen Hamaker-Zondag, Amstelveen, combineert Jungiaanse inzichten met symbolisch psychologische inzichten uit verschillende disciplines, zoals uit Tolkien’s mythologische schepping (Hamaker-Zondag 2007), van de Griekse mythologie (Bolen 1986 en 1989) en prehistorische symbolen (Gimbutas 2001, 2001a en 2007).
De analytische psychologie lijkt honderd jaar na haar ontstaan nog steeds omgeven door misverstanden en vooroordelen, ook door angst voor het onbewuste. Vanuit een materialistisch-mechanistisch wetenschapsdogma lijkt men geneigd de psyche en het onbewuste als illusie af te wijzen. Echter relativeerden kwantumfysiek, filosofie en andere wetenschapsdisciplines het materialistisch-mechanistisch wereldbeeld. De paradoxale dualiteit van materie en geest, die met de Verlichting steeds meer op de achtergrond schoof, kwam opnieuw op tafel. Het bestaan zelf lijkt als paradox opnieuw begrijpelijk te worden.
Men schijnt eraan gewend geraakt, licht in zijn paradoxe natuur als deeltje en golf te zien. Analoog aan deze paradox beschreef de analytische psychologie de menselijke psyche bijvoorbeeld als deelhebbend aan biologisch instinct en psychologisch archetype. Zoals genetica en epi-genetica het biologische verleden van de mens onderzoeken, interesseert de analytische psychologie het psychische verleden van de mens.