Uitdagingen van geboorte, leven en dood – De innerlijke tempel bouwen
ESSAY 9
hoofdstuk 18 van Mysteriën en uitdagingen van geboorte, leven en dood
De mens van nú is geroepen om een nieuwe tempel te bouwen, die wel gelijkenis moet hebben met de oorspronkelijke menselijke tabernakel, maar toch fundamenteel anders is. Wat is namelijk het geval? De mens is geen volledige mens meer! Hij is het weliswaar principieel, maar praktisch in zeer geschonden staat.
De geest- en ziele-gestalten functioneren vrijwel automatisch. Van een bewust leiden, bouwen, ordenen, stuwen van de geest is geen sprake meer. De zieletoestand is in overeenstemming met deze totale dorheid, deze toestand van geestelijke doodsslaap. Van de aanvankelijke goddelijke schepping is slechts overgebleven: een biologische machinale mens in een zwaar gekristalliseerde lichaamsgestalte. Van een binding met de Logos, met God is geen sprake meer: de mens is een gebroken realiteit.
Als u het goede doen wilt, dan doet u of ontbindt u het kwaad, zo is de wet van de dialectiek, de wet van de tegendelen, die in een voortdurende wieling goed en kwaad gepaard houdt. U zit gevangen in een grensland. Zo kan de vraag gesteld worden: hoe reconstrueer ik de oorspronkelijke mens? Dat kan alleen in en door de Christuskracht, zonder welke u niets kunt doen.
Jan van Rijckenborgh, Elementaire wijsbegeerte, hoofdstuk 11
website: Essay 9 | Spirituele teksten
Op deze site is dit artikel ook ingesproken!
Al duizenden jaren bouwt de mens overal ter wereld tempels die hem in staat stellen de verbinding met zijn diepste innerlijk en de geestelijke wereld te ervaren en te versterken. Deelnemers aan tempelwerk dat op de juiste wijze wordt verricht ontvangen voeding voor hun ziel waardoor zij tot een nieuwe mens herschapen kunnen worden. Het woord tempel is afgeleid van het Latijnse templum, dat gewijde ruimte of heiligdom betekent en kan worden omschreven als ‘huis van heelwording’.
Veel van de vroegere tempels zijn verdwenen, maar op bepaalde plekken staan nog oeroude indrukwekkende bouwwerken die destijds een belangrijke sacrale functie hadden, maar nu vooral toeristische trekpleisters zijn. Daarbij kunnen we denken aan het megalithische monument Stonehenge in Zuid-Engeland, de piramiden van Gizeh in Egypte en de vele middeleeuwse kathedralen in Europa, waarvan de kathedraal van Chartres in Frankrijk misschien wel het meest tot de verbeelding spreekt. Als mensen van de 21ste eeuw kunnen we ons erover verbazen dat onze soortgenoten in vroegere eeuwen in staat waren om met zeer eenvoudige hulpmiddelen zulke magistrale bouwwerken te realiseren.
De genoemde heiligdommen moesten voor wat betreft hun afmetingen, proporties, structuren en ligging een afspiegeling zijn van kosmische wetmatigheden. Daarom verwachtte men van de bouwmeesters op de eerste plaats dat zij deze wetmatigheden kenden en konden toepassen. Voorwaarde daarvoor was dat zij die in hun eigen leven verwerkelijkten: dat zij dus mysterieleerlingen waren of nauw in verbinding stonden met een mysterieschool.
Rituele bijeenkomsten werden in het verleden ook wel in de natuur gehouden. De natuur werd toen veel meer dan nu gezien als een afspiegeling van het heilige. De priesters van Keltische volkeren, druïden genoemd, beschouwden bomen bijvoorbeeld als heilig. Het woord druïde is afgeleid van het Keltische woord dair, dat eik betekent. In West-Europa hielden druïden diensten op plaatsen met een krachtige energie zoals open plekken in het bos en plekken bij stromend water. Bij de komst van het christendom werden op die locaties vaak kerken gebouwd.
De Kelten hadden vele goden en kenden ook een goddelijke drie-eenheid. Tamaros was de vadergod, Lug de zoongod, en Birghid de goddelijke maagd die baren zou. Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) schrijft dat de druïden van harte bereid waren om hun oude religie los te laten en zich te richten op het christendom omdat zij na het mysterie van Golgotha de Christusgeest in de astrale sfeer konden ervaren. Dit zou kunnen verklaren waarom er in Ierland in de eerste eeuwen van onze jaartelling al sprake was van een christendom voordat missionarissen vanuit Rome daar kwamen.
Grotten
Andere natuurlijke heiligdommen die overal ter wereld werden gebruikt waren grotten. In vele culturen is een grot een oersymbool van een schuilplaats voor mensen en voor het vee. Ook is een grot een beeld van geboorte en wedergeboorte. Over Krishna en over Jezus staat geschreven dat zij geboren werden in een grot.
Grotten waren belangrijk voor het katharisme, een omvangrijke gnostiek-christelijke beweging die in de twaalfde en dertiende eeuw een grote aanhang kende in met name Zuid-Frankrijk. De grotten in de nabijheid van Ussat-les-Bains vormden een belangrijk inwijdingscentrum van de katharen. Gelovigen die dat wilden en daarvoor geschikt bevonden werden, kregen daar een intensieve opleiding van minstens drie jaar waarin gebed, werk en overdenking centraal stonden. Na die scholingsweg werden ze ingewijd als parfait (volmaakte) in de zogeheten grot van Bethlehem in de heilige berg (montagne sacré). Via dat ritueel werd bevestigd dat de betrokkene innerlijk was wedergeboren.
Grotten speelden ook een belangrijke rol in de zogeheten Mithras-mysteriën. Mithras was een Perzische god die werd vereerd in het Romeinse rijk. Hij zou geboren zijn uit een rots en werd daarna aanbeden door herders. In die cultus stond een mythe centraal waarbij deze zonnegod een stier doodt, symbool voor het afsterven van dierlijke driften in de mens, en daarna met zijn wagen opstijgt naar de zon. De eredienst van Mithras vond aanvankelijk plaats in spelonken en natuurlijke grotten en later ook in gebouwde tempels. Er waren banken aan weerszijden van de ruimte en de wanden waren gedecoreerd met taferelen uit de Mithras-mythe.
Aanhangers van de Mithras-religie kenden een hoogstaande ethiek, beleden de wederkomst van hun verlosser, geloofden in opstanding van de doden en in een laatste oordeel over goeden en kwaden. Ook kende de Mithras-religie een vergeving van zonden door de doop, een heilige maaltijd, de zondagsviering en een geboortefeest op 25 december, drie dagen na de winterzonnewende. In de vierde eeuw werd de datum 25 december tot een officiële christelijke feestdag uitgeroepen om de geboorte van Jezus te herdenken. Over het werkelijke geboortejaar en de werkelijke geboortedatum van Jezus is historisch niets bekend.
Er waren duidelijke overeenkomsten tussen het mithraïsme en het jonge christendom. Daarom concludeerden meerdere onderzoekers dat de Mithras-mysteriën een vruchtbare bodem hebben toebereid waarop het jonge christendom tot ontwikkeling kon komen. In de eerste eeuwen beconcurreerden het mithraïsme en het christendom elkaar. Het christendom kwam als winnaar uit de bus. In geschiedenisboeken kunnen we lezen dat dit kwam omdat mithraïsme uitsluitend bestemd was voor mannen, terwijl het christendom al vanaf het begin voor zowel mannen als vrouwen bestemd was. Er zijn echter ook meer verborgen redenen waarom het christendom macht over de mensen kreeg.
Op initiatief van keizer Constantijn de Grote werden in het jaar 325 tijdens het concilie van Nicea de grondslagen van het rooms-katholieke geloof vastgesteld en onder keizer Theodosius 1 werd het christendom in het jaar 380 de staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. De Romeinen waren meesters in het organiseren. Mede doordat ze het christelijke geloof gingen vastleggen en organiseren, verdween de bezieling en trad er kristallisatie op, verstening. Dat leidde ertoe dat op het concilie van Constantinopel in 869 werd besloten dat de mens geen geest heeft, maar alleen uit een lichaam en een ziel bestaat. Als gevolg van het reductionistische wetenschappelijke denken dat opkwam in de zeventiende eeuw zijn miljoenen mensen er tegenwoordig van overtuigd dat de mens geen geest én geen ziel heeft en dat hij uitsluitend een lichaam is dat leeft als gevolg van fysisch-chemische en biologische processen.
Egyptische wortels
In het Nieuwe testament van de Bijbel komt op meerdere plaatsen naar voren dat de mens is samengesteld uit geest, ziel en lichaam. Zo schrijft de apostel Paulus in zijn eerste brief aan de gemeente van Thessaloniki: ‘Moge de God van de vrede zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze heer Jezus Christus’ (1 Thessalonicenzen 5:23)
De driedeling van geest, ziel en lichaam treffen we ook aan in de Griekse filosofie (met name het neo-platonisme) en in het jodendom. Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21), één van de stichters van de School van het Rozenkruis, schrijft in zijn boek Het christelijke inwijdingsmysterie uit 1946 dat de bevrijdende waarden uit voorgaande filosofieën en wereldgodsdiensten in het oorspronkelijke christendom zijn samengevoegd en vernieuwd, en ook dat de essentie daarvan – vernieuwing van geest, ziel en lichaam door transfiguratie – nog verkondigd moet worden.
Het is algemeen bekend dat het christendom stevig geworteld is in het jodendom. Veel minder bekend is dat het christendom ook voor een belangrijk deel gebaseerd is op de Osiris-mythe uit het oude Egypte. De theoloog en onderzoeker Tjeu van den Berk betoogt in zijn boek ‘Het oude Egypte: bakermat van het jonge christendom’ dat de grote verhalen van het christendom zijn ontstaan bij een groep vrijzinnige joden in de eerste eeuw in de smeltkroes van Alexandrië, de noordelijke Egyptische havenstad waar de Nijl uitmondt in de Middellandse Zee.
De eerste christenen in Alexandrië ontleenden hun identiteit, weliswaar meestal onbewust, aan de toen al meer dan drieduizend jaar oude mythe van Osiris. Zo kunnen we begrijpen waar de typisch on-joodse thema’s in het Christus-epos vandaan komen, zoals een drie-enige godheid, een kind dat uit een maagd geboren wordt, zowel god als mens is, sterft, afdaalt in de onderwereld en na drie dagen opstaat uit de dood.
Het christendom kunnen we zien als een geschenk uit de hemel waarvan de kiem is gelegd bij de Nijl. Dat begint al bij Mozes die als baby uit het water van de Nijl is getrokken, later wordt ingewijd in de Egyptische mysteriën en een leider wordt van het volk Israël dat hij leidt vanuit het slavenhuis in Egypte naar het beloofde land.
Mozes leefde waarschijnlijk omstreeks 1300 voor Christus. Hij was degene die de tabernakel introduceerde, een verplaatsbare tempeltent die was gemaakt en ingericht volgens de instructies die Mozes van God had ontvangen op de berg Horeb. Bij deze tent voor religieuze bijeenkomsten worden drie delen onderscheiden: de voorhof, het heilige en het heilige der heiligen. Diezelfde driedeling zien we later terug in de joodse tempel. Het heilige der heiligen van de tabernakel en later van de tempel had de vorm van een kubus en was van de rest van de tabernakel afgescheiden door een gordijn of voorhang.
Veel later ontstaat in Jeruzalem de behoefte aan een vaste joodse tempel voor de cermoniële joodse eredienst. Omstreeks het jaar 1000 voor Christus laat koning Salomo in Jeruzalem de eerste tempel bouwen in samenwerking met meesterbouwer Hiram. Hij was koning, priester en magiër van Tyrus, het gebied dat tegenwoordig Libanon heet. Deze ingewijde in de gnostieke mysteriën komt met cederhout en werklieden om de nieuwe tempel te bouwen. De leider van de gelovigen van het volk Israël, in dit geval koning Salomo, vraagt dus hulp aan een esoterische werker om de tempel en de daarbij behorende gemeenschap te stichten. Een vertegenwoordiger van de uiterlijke religie vraagt en accepteert dus hulp van een vertegenwoordiger van de innerlijke religie.
Joodse tempel
De eerste joodse tempel werd samen met de stad Jeruzalem verwoest door de Babyloniërs in het jaar 586 v. Chr. Zij deporteerden de joden naar Babylon en tijdens de Babylonische ballingschap ontwikkelde het joodse volk het instituut synagoge om de joodse feesten en riten te kunnen celebreren.
Direct na de Babylonische ballingschap werden in Jeruzalem de fundamenten gelegd voor de tweede joodse tempel, die in het jaar 520 v. Chr. werd voltooid. Dit is de tempel waar Jezus volgens de evangeliën meerdere malen is geweest, en die in het jaar 70 is verwoest door de Romeinen onder leiding van Titus. In het evangelie van Lukas lezen we dat Jezus als baby in de tempel van Jeruzalem wordt opgedragen door Jozef en Maria, die daar de oude Simeon en Anna ontmoeten. Lukas vertelt verder over de twaalfjarige Jezus die in de tempel onderwijst en door zijn wijsheid grote indruk maakt op de luisteraars.
De evangelisten Markus en Johannes beschrijven in hun evangelie het verhaal van de tempelreiniging, waarin Jezus veehandelaren en geldwisselaars met harde hand de voorhof van de tempel uit jaagt omdat zij van het gebedshuis een rovershol hebben gemaakt. In het verleden is deze vertelling vaak aangehaald om gewelddadig en agressief gedrag goed te praten. ‘Jezus trad meedogenloos op, dus wij mogen dat ook’, was de redenering.
Maar als we de innerlijke sleutel toepassen, dan toont zich een heel ander beeld. Ons hele menselijke stelsel kunnen we zien als een tempel die in verval is geraakt, ontwijd is en krachteloos is geworden. Daarom kunnen we in de evangeliën de uitnodiging herkennen om die oude tempel af te breken en in een drievoudig proces een nieuwe tempel op te bouwen: de tempelmens. Dat is innerlijke tempelbouw.
In de oudste bekende geschriften van het christendom, dat zijn de brieven van de apostel Paulus die hij waarschijnlijk schreef tussen de jaren 52 en 58 na Chr., wordt het belang van de innerlijke tempel al benadrukt. Over de individuele innerlijke tempel schrijft Paulus in zijn eerste brief aan de gemeente van Korinthe: ‘Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont’? (1 Korinthe 3:16) Ook schreef hij over een collectieve onzichtbare tempel waaraan alle gemeenteleden kunnen meebouwen. Aan de gemeente van Efeze schrijft hij:
‘Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus zelf de hoeksteen is, en op wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heer; op wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.’ (Efeziërs 2:21-22)
Paulus spreekt in dit verband ook over het lichaam van Christus. De klassieke rozenkruisers benoemen het in hun manifest Fama Fraternitatis R.C. (De roep van de broederschap van het Rozenkruis) uit 1614 als het domus sancti spiritus, ofwel het huis van de heilige geest. Zij besluiten hun uitnodiging aan de hoofden, staten en geleerden van het toenmalige Europa met de volgende tekst over de onzichtbare collectieve tempel:
‘Ons gebouw zal, ofschoon honderdduizenden mensen het van nabij hebben gezien, in eeuwigheid voor de goddeloze wereld onaantastbaar, onvernietigbaar, onzichtbaar en volkomen verborgen blijven. Onder de schaduw uwer vleugelen, o Jehova!’
Brandpunt en krachtveld
Bij het bouwen van zowel de innerlijke individuele tempel als de onzichtbare collectieve tempel kan een uiterlijke tempel een essentiële rol vervullen. Daar ontvangt de leerling van de ziel namelijk de inzichten, de krachten en de materialen die nodig zijn voor het oprichten van de tempelmens.
Een uiterlijke tempel is, als het goed is, veel meer dan een gebouw waar religieuze bijeenkomsten worden gehouden. Een waarachtige uiterlijke tempel is een reservoir van geestelijke energieën die spirituele bewustwording en vernieuwing mogelijk maken. De aanwezigen in de tempel kunnen de lichtkrachten die daar tegenwoordig zijn en steeds weer worden vrijgemaakt in zich opnemen en daardoor innerlijk geheeld worden. Het reservoir raakt niet uitgeput omdat er door de gerichtheid van de deelnemers aan de tempeldiensten steeds weer lichtkrachten worden aangetrokken en gedynamiseerd.
Zo kan een uiterlijke tempel een brandpunt worden van wat wel wordt aangeduid als de universele Broederschap, die enerzijds bestaat uit menselijke entiteiten die het gnostieke pad zijn gegaan, geen stoffelijk lichaam meer hebben en bevrijd zijn van het wiel van geboorte en dood, en anderzijds mensen op aarde met een stoffelijk lichaam die vanuit hemelse gebieden inzichten en krachten schenken waarmee de bevrijdende weg kan worden gegaan.
De kwaliteit van het krachtveld van een tempel wordt voor een belangrijk deel bepaald door de intensiteit van de diensten die er zijn gehouden en door de innerlijke ontwikkeling en de gerichtheid van de aanwezigen. Een tempelgebouw kan alleen maar als spiritueel brandpunt functioneren als het in alle opzichten rein wordt gehouden. Lawaai, stoffelijk en etherisch vuil, afbrekende of verwondende gedachten, een disharmonische inrichting en aardse gerichtheden verstoren het uiterst gevoelige tempelveld en verzwakken het, of kunnen er zelfs toe leiden dat het zich geheel terugtrekt.
Vanuit deze inzichten kunnen we begrijpen waarom Jezus de veehandelaren en geldwisselaars die hij in de tempel ziet handelen terechtwijst. Als het Christuslicht in ons werkzaam wordt, worden vermeende zekerheden ons als het ware uit handen geslagen. De hebzucht, gesymboliseerd door de kooplieden en de geldwisselaars, wordt uit onze gedegenereerde innerlijke tempel gedreven zodat er ruimte komt voor de ontwikkeling van de dienende liefde.
We kunnen ons afvragen in hoeverre kerkgebouwen nog als tempels kunnen worden beschouwd. In West-Europa zien we al heel lang dat het kerkbezoek sterk terugloopt. Vele kerkgebouwen worden gesloopt of krijgen een andere bestemming. Zo zijn er kerkgebouwen die verbouwd zijn tot appartementencomplex, bedrijfsverzamelgebouw, schoolgebouw, bibliotheek, boekwinkel, gezondheidscentrum, buurtcentrum en wellness-centrum. Tegelijkertijd zien we ook dat er hier meer moskeeën worden gebouwd, dat de migrantenkerken groeien en dat er door de wat meer behoudende kerkgenootschappen nieuwe grote kerken worden gebouwd omdat de bestaande gebouwen veel te klein zijn geworden.
Verder kunnen we vaststellen dat bepaalde kerkgebouwen in stand kunnen worden gehouden doordat ze voor meerdere uiteenlopende doeleinden worden gebruikt. Dan zijn er vieringen op zondag en christelijke feestdagen en door de week zijn er activiteiten als beurzen, tentoonstellingen, congressen, recepties en filmavonden. Het zal duidelijk zijn dat al die activiteiten niet bijdragen aan de ontwikkeling van een krachtveld dat bevorderlijk is voor geestelijke bewustwording en vernieuwing.
School van het Rozenkruis
Binnen de School van het Rozenkruis speelt het tempelwerk al vanaf het begin in het jaar 1924 een essentiële rol. Belangrijke grote tempels in Nederland bevinden zich in Haarlem, in Bilthoven (op het conferentiecentrum Renova) en in Doornspijk (op het conferentiecentrum Noverosa). Verder zijn er in Nederland dertien centra die beschikken over een tempel. Al die tempels worden uitsluitend voor spirituele activiteiten gebruikt, voor het in stand houden en verder ontwikkelen van de innerlijke individuele tempel en de onzichtbare collectieve tempel.
De klassieke rozenkruisers uit de zeventiende eeuw schreven een mysterieverhaal met de titel De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis. Aan het begin van dit verhaal wordt de hoofdpersoon, Christiaan Rozenkruis, uitgenodigd een berg op te gaan waar drie tempels staan om de bruiloft tussen de koningin en de koning mee te maken. Christiaan Rozenkruis kunnen we hier zien als de persoonlijkheid die ernaar streeft om één te worden met de koningin, symbool voor de ziel en de koning, symbool voor de geest.
De drie tempels kunnen we zien als de drie heiligdommen van het lichaam: hoofd, hart en bekken. Zij stemmen overeen met respectievelijk het heilige der heiligen, het heilige en de voorhof. We kunnen ze echter ook duiden als de tempel van de geest, de tempel van de ziel en de tempel van de persoonlijkheid. Deze drie kunnen verenigd worden door in symbolische zin de berg op te gaan. Dat is het gaan van de weg van spirituele bewustwording en vernieuwing, de weg van de christelijke mysteriën van geboren worden, sterven en herleven.
We besluiten dit boek met een gedeelte uit hoofdstuk 20 van het Aquarius Evangelie waarin de twaalfjarige Jezus het gaan van de innerlijke weg vergelijkt met het bouwen van een tempel.
‘Op een dag, terwijl hij bezig was het timmermans-gereedschap klaar te leggen, zei hij: ‘Deze werktuigen doen mij denken aan die, welke gebruikt worden in de werkplaats van de ziel waar alles wordt gemaakt uit denken en waarmee wij ons karakter opbouwen.
Wij gebruiken de tekenhaak om al onze lijnen af te meten, om de krommingen in de weg recht te trekken en het hoekige in onze leefwijze eerlijk en recht te maken. Wij gebruiken de passer om rond onze hartstochten en begeerten cirkels te trekken om ze binnen de grenzen van de gerechtigheid te houden.
Wij gebruiken de bijl om de knoesten, de nutteloze en onbehouwen trekken in ons karakter weg te hakken, waardoor het karakter harmonisch wordt. Wij gebruiken de hamer om de waarheid naar binnen te drijven en timmeren alles zo vast tot alles een deel van het geheel is geworden.
Wij gebruiken de schaaf, om de ruwe en oneffen oppervlakken van blok en plank, waarmee de tempel voor de waarheid wordt opgebouwd, effen te maken. De beitel, de liniaal, het schietlood en de zaag zijn alle nodig in de werkplaats van de ziel. En dan deze trap met zijn drie treden geloof, hoop en liefde; waarmee wij opklimmen tot het gewelf van reinheid in leven. En langs de ladder met de twaalf sporten stijgen wij tot de top en is het doel van het leven bereikt: de bouw van de tempel van de volmaakte mens.’ (Het Aquarius evangelie 20:12-21)