Kabbalah – 01
Hoewel dat in het Kabbalistisch denken het getale een grote rol speelt, is de Kabbalah niet identiek aan Kabbalistiek (getallen magie). Het getal is belangrijk omdat Hebreeuwse letters een getalwaarde hebben. De kern van het Kabbalistisch denken ligt in de mystieke exegese (uitlegging, in het bijzonder uitlegging van de Bijbel, welke onderzoekt wat de tekst bedoelt te zeggen en hoe deze voor de lezer begrijpelijk wordt) van Bijbelteksten.
datum: 24 May 1998
website: https://jodendom-online.nl/
Kabbalah betekent letterlijk traditie. Hij verwijst naar overlevering van Joodse mystiek. Het verschil tussen joodse mystiek en joodse religie is analoog aan het verschil tussen religie en mystiek bij andere volkeren. Mystiek is een ontwikkeling die het religieuze verbreedt. Door directe ervaring met het G´ddelijke, zonder tussenkomst van een bemiddelaar of hiërarch van priesters.
Rabbinisch judaïsme betreft het rabbijnse geheel van Joodse instellingen, gebaseerd op de voorschriften van de Talmoed. De verschillen tussen Kabbalah en het rabbinisch Judaïsme zijn:
* G´d van de Bijbel is een G´d met beperkingen en Hij is ondergeschikt aan een hogere, onbeperkte G´d en onkenbare G´d: de Ejn Sof.
* Het universum is niet ontstaan d.m.v. een schepping, ex nihilo, maar het bestaat uit een complex van Sefiroth (handelingen) van de Ejn Sof.
* De Sefiroth vormen een brug die het universum verbindt met de oneindige G´d.
Kabbalistiek kan je onderverdelen in:
1. De speculatieve Kabbalah (Iejoenieth). Het behandelt uitsluitend wijsgierige beschouwingen.
2. De praktische Kabbalah (Maässieth), de magische Kabbalah. Het nadruk ligt op de mystieke waarde van Hebreeuwse woorden en letters.
Joodse magie is bedoeld voor het oproepen van goede krachten d.m.v. G´d en Zijn engelen. De Talmoed (mondelinge leer en naast de Bijbel de hoofdbron voor het Joodse G´dsdienstig leven) maakt onderscheid tussen goede en kwade krachten; witte en zwarte magie. Op de zwarte magie stond in de Bijbel de doodstraf; witte magie echter, werd vergoelijkt. Bij witte magie werd het boek ‘Sefer Jetsiràh’ gebruikt. De Joods-magische traditie leidde er toe dat ongeveer aan het begin van de middeleeuwen tal van magische teksten m.b.t. het aanroepen, formules en rituelen in omloop waren. Dit leidde toe dat middeleeuwse christenen enerzijds vijandig tegenover het Judaïsme stonden en anderzijds de Jood als meester-magiër ging noemen, of de Jood nou Kabbalist was of niet.
Christenen uit de middeleeuwen zagen magie als een gebeuren van de duivel en zijn demonen. Daardoor werden in Europa in de periode van de inquisitie (met het opsporen en straffen van ketters) miljoenen mensen terechtgesteld op verdenking van magie of andere occulte zaken. Je mag ervan uitgaan dat ook vele Joden op de brandstapel gestorven zijn.
De Joodse magie is altijd beoefend binnen de context van de Joodse religie, daardoor was het nooit satanisch. De duivelse kenmerken in Hebreeuwse teksten zijn bedenksels van niet-Joden.
————————————-
Tradiotionele literatuur
De studie van het Kabbalisme is gericht op de belangrijkste literatuur. We gaan deze bespreken.
1. De Tora (leer)
De Tora heeft betrekking op de Tora sje-bi-chetav (geschreven Wet) en de Tora sje-bi-al-peh (ongeschreven Wet). De Tora sje- bi- chetav omvat de eerste 5 boeken van het Oude Testament. De Tora onderscheidt zich in twee andere hoofdindelingen van de Hebreeuwse Bijbel: 1. De profeten of Neviim.
De Hagiographa (Heilige Geschriften).
De Heilige Schriften bevatten 11 boeken en 5 boekrollen (Meggilot). De boeken zijn: Psalmen, Spreuken, Job, Daniël, Ezra, 1 en 2 Kronieken en de boekrollen zijn: Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker en Ester. Men gaat ervan uit dat Mozes zowel de Tora sje- bi-chetav en de Thora sje-bi-al-peh van G´d, op Sinaï, gekregen heeft. Het is erg belangrijk te onthouden dat de Tora als een boek gold van duidelijke magische structuur:
* De Tora is opgebouwd uit de namen van G´d en dat een verdere opsplitsing van de bestaande woordverdeling een reeks esoterische (hetgeen alleen aan ingewijden bekend is, vooral inzake religieuze gebruiken, mythen en leerstellingen) namen zou opleveren.
* De Tora in zijn totaliteit de Naam van G´d is. De ordening van de Tora zou de geheime bedoeling van G´d zijn.
* De Tora bestond in aanvang uit ongeordende letters. Deze letters vormden woorden, zinnen en hoofdstukken naarmate de gebeurtenissen zich voltrokken. M.a.w. niet het historische gebeuren, maar de rangschikking van de ongeordende letters is door G´d voorbeschikt. Dit verklaart waarom aan de Tora geen ‘tittel of jota‘ gewijzigd mag worden. Deze rangschikking is een levend organisme geworden; een gerangschikte opzameling van G´ddelijke kracht.
De Tora ontving vanuit de schepping specifieke G´ddelijke energie.
Kabbalisten geloven dat de Tora 600.000 verschillende aspecten bevat. Eén aspect voor ieder van de 600.000 oerzielen, die in elke generatie van Israël aanwezig is. Aan ieder oerziel is 1 letter van de Tora toegekend als het typisch eigene van de ziel, de wortel van het individu. Deze letter bepaalt op welke wijze de Tora voor het individu geopenbaard zal worden. De betekenis van de letter is uitsluitend toegepast op het individu.
2. De Talmoed (mondelinge leer en naast de Bijbel de hoofdbron voor het Joodse G´dsdienstig leven).
De Talmoed is de naam die gegeven wordt aan de Misjnàh (de systematisch samengebrachte Joodse mondelinge traditie die ca. 220 n.Chr. tot stand kwam onder leiding van rabbi Jehoedah Hanassi) en de Gemaráh samen. De Talmoed is een samenvattend handboek voor de 36 traktaten (verdragen, verhandelingen) waarin rabbijnse commentaren en Bijbeluitleg zijn opgenomen.
Er bestaan 2 Talmoeds:
1. De Palestijnse Talmoed is in de 3e tot 4e eeuw n.Chr. in Palestina ontstaan. Het bestaat uit 750.000 woorden en is geschreven in Aramees/Galilees
2. De Babylonische Talmoed is de grootste van de twee met 2.500.000 woorden. Geschreven OostAramees met stukken in het Hebreeuws, alsmede Griekse en Latijnse leenwoorden Hoewel de tradities van de Palestijnse talmoed de oudste en misschien meest betrouwbare zijn, werd zijn gezag toch overvleugeld door deze Talmoed. Het dateert van de 5e eeuw n.Chr.
3. De Misjnàh (herhalen). Misjnàh komt van het Hebreeuwse woord sjana, wat herhalen betekent. Zij omvat de verzameling Joodse mondelinge overleveringen die door Rabbi Juda ha-Massi (135 tot 220 n.Chr.) tot stand gekomen is. De Misnàh is in figuurlijke zin het leren of onderwijzen door mondelinge overleveringen. De gesproken Wet ontwikkelde zich tot een moreel aanvaardbaar en erkend normbesef, dat alleen mondeling kon worden doorgegeven. Het begon in de tijd van Ezra en om precies te zijn: Ezra 7: 9- 11 van onze Bijbel. Volgens de oude Joodse canon (leerstelling) op grond van Nehemia. Ezra wilde de Tora tot het fundament van Joods G´dsdienstig leven te maken. Het gevolg waren de vele commentaren op dat leer. Vooral de schriftgeleerden hadden veel commentaar, want zij zagen het niet zitten dat er toevoegingen of afbreuk op de Tora gepleegd werd. De 1e verslagen hieromtrent zijn te vinden in het boek Nehemia 8: 2- 19 uit onze Bijbel.
Er zijn aanwijzingen dat in het begin van deze ontwikkeling pogingen zijn gedaan de leringen en uitleggingen op schrift te stellen. Dat gebeurde niet; omdat:
* Velen vonden dat G´dslasterlijk, gezien het feit dat zulk ontwikkeling tot aanvulling van de Wet zou leiden i.p.v. het bespreken van de Wet. De Tora is immers volmaakt.
* Men geloofde dat het optekenen tot gelijkstelling met de schriftelijke overlevering van de leer zou leiden en deze op gelijke voet zou stellen met de Tora.
* De mondelinge leer is niet op te tekenen, daar men vanuit ging dat het de mondelinge kracht zou verliezen eer het opgetekend zou worden. Dat zou een einde maken aan de mondelinge overlevering.
De uitleggingen van de Tora kreeg zo’n enorme omvang, alleen al de exegetische methoden (niet minder dan 35), dat je haast een computer nodig hebt om het alles te kunnen onthouden. De verbijsterende opstapeling van uitleggingen met hun vele facetten werd tegen het einde van de 2e eeuw n. Chr. Opgetekend door Rabbi Juda ha-Massi: de Misjnàh.
De Misjnàh is meer dan een tekstboek, omdat het doel een mondeling leer is die op een duidelijke manier over te brengen is. De Misjnàh is geen doorlopend aaneensluitend commentaar op de Tora. De Misjnàh is meer een structuur van de Wet, zonder directe binding met verzen of gedeelten uit de Schrift. De Tora werd wel eens gebruikt als bewijsvoering bij een bepaalde argumentatie, maar het was geen commentaar op de geciteerde tekst.
De Misjnàh is in 6 boeken verdeeld: de Sedarim. Elk Seder (code, verzameling) bestaat uit afdelingen: Masechtoth. Elk Masechtah (d.i. weefsel) bestaat uit hoofdstukken: Pekarim. Elk Pérek bestaat uit paragrafen: Misjnàh in de beperkte zin. De gehele Misjnàh bestaat uit 63 Masechtoth of traktaten.
Hier komen de 6 hoofdindelingen van de Misjnàh:
1. Zeráim (zaden), bestaat uit 11 verhandelingen over de wetten van de landbouw.
2. Mo’ëd (vastgestelde feest- en gedenkdagen), bestaande uit 12 verhandelingen over de voorschriften voor de Sabbath, de Hoogtijdagen (zoals Pesach en andere feestdagen), etc.
3. Nasjim (vrouwen), bestaat uit 7 verhandelingen over huwelijk, scheiding, ontrouw, etc.
4. Nezekim (schadevergoeding), bestaande uit 10 verhandelingen over straf- en civielrecht.
5. Kodosjim (heilige zaken), bestaat uit 11 verhandelingen over de verschillende vormen van tempeldiensten.
6. Tachoroth (reinigingswetten), bestaat uit 11 verhandelingen over rituele reinheid en onreinheid.
4. De Gemaràh. Commentaren en besprekingen van de rabbijnen op de Misjnàh. Deze vormen tezamen de Gemaràh. Het verschil tussen de Misjnàh en de Gemaràh is dat de Misjnàh werd samengesteld om de gevonden stellingen beknopt weer te geven, zonder poespas. De Gemaràh daartegen, bevat volledige academische voordrachten van zeer uiteenlopende aard, waarvan de meeste vrij geïnterpreteerd en wel retorisch (bombastisch) waren. De tekst van de Gemaràh is opgebouwd in dialoog van vraag en antwoord.
5. De Midràsj. De Midràsj – Hebreeuwse stam darasj – is rabbijnse commentaar op de Hebreeuwse Bijbel. Het is tevens een uitbreiding van de mondeling overgeleverde wet. In feite is de Midràsj een aaneensluitende literatuur over Bijbelexegese. Bijbelexegese is eenverklarende uitleg van de Bijbelverzen en Bijbelgedeelten in gelijkenissen, verhalen en allegorieën (zinbeeldige voorstellingen). Veel Bijbelse personen en soms ook engelen spelen hierin een rol.
Verschil tussen de Misjnàh en de Midràsj is dat de Midràsj een bronnenstudie is, die in logische verbanden de Schrift doorvorst en deze schriftliteraire zin reconstrueert. De Misjnàh daartegen, bedient zich van strakke bewijsvoering die vaak onafhankelijk van de Tora blijft voortbestaan.
6. De Halachàh (weg)en de Agadàh. Halachàh betekent ‘weg’ en het woord staat voor de dagelijks praktijk, de wetsbepaling en de praktische richtsnoeren voor het G´dsdienstig leven. Hij is geschreven door rabbi Gamaliël II, uitfarizeese gemeenschap de Tanna’iem, van rabbi Hillel.
Agadàh is op te vatten als overlevering van kennis uit het onderzoek van het Bijbelwoord. Het is in nauwe samenhang van hetgeen omgekeerd Halachàh is. Men zegt wel eens: “alles wat niet Agadàh is, is Halachàh.
De literatuur van de Halachàh stamt uit de talmoedische tijden en behandelt de G´dsdienstige -, ethische -, en civiel/strafrechtelijke wetgeving. De Halachàh is een abstracte (afzonderlijke) formulering van de Joodse rechtspraak en heeft als uitgangspunt het Joodse axioma (als waarheid aangenomen) dat G´d de wetgever is. Uit deze halachaise traditie zijn latere compendia (samenvattend handboek) als de Misjnàh en de Gemaràh voortgekomen.
De Agadàh daartegen, gaat niet over de juridische gedeelten van de Talmoed. Er is maar weinig uit de Misjnàh opgenomen. De traditionele Agadàh is opgebouwd uit theologische bespiegelingen, legenden, folklore, droomuitleggingen, moreel/ethische leringen en wijsgerige beschouwingen betreffende de mens – kosmos relatie. Uit deze traditie komt het kabbalisme voort.
De Kabbalah is gericht op deze 6 besproken literatuur.
————————————-
De mystieke literatuur
De overlevering van de Merkavàh-mystiek is de eerste erkende kabbalistische literatuur. Het doel van de mystiek is het bereiken van de Merkavàh (Zegewagen van G´d). Kabbalisten denken die te halen door sjamanistische technieken en het ervaren van de neerdalende Hemelse sferen of ruimten. Met sjamanistische technieken moet je denken aan de overeenkomst met de profeten uit de profetenschool. In beide gevallen is er spraken van training in fysiek-psychische technieken waardoor extase wordt bereikt. In deze extase nemen geest en demon bezit van de mysticus of hij reist naar de G´ddelijke wereld. Het visioen van Ezechiël (Ezechiël 1: 1- 28) was de centrale mythe van de Merkavàh-mystiek, waarbij de beschrijving van de Merkavàh of troon het brandpunt van alle meditatie was.
De Sefer Hechaloth
Er is een werk van schrijvers bewaard gebleven uit de 5e en 6e eeuw n. Chr. Deze boeken worden grotendeels de Hechalothboeken genoemd. Zij bevatten beschrijvingen van mystieken ervaringen: de Hemelse hallen, de Hechaloth of Hemelse ruimten en paleizen, die je passeren moet op weg naar de Merkavàh, de Zegewagen van G´d. De belangrijkste boeken van de Hechalothboeken zijn de Grote en Kleine Hechaloth. De Kleine Hechaloth zijn verzameld en geschreven door de bekende rabbi Akiva ben Josef, die medesamensteller van de Misjnàh was. Deze Kleine Hechaloth zijn de oudste; in ieder geval ouder dan de boeken van de Grote Hechaloth. In de Hechaloth ligt het nadruk op verheffing, de reis van de mysticus door de Hechaloth, de Hemelse hallen. De beschouwingen van de Grote Hechaloth is de reis door de 7 Hemelse paleizen van de 7 Hemelse Hemelen, naar de Merkavàh van G´d. Beide boeken geven een uitgebreide uitleg en beschrijving van de geheime namen en zegels die de reiziger in zijn persoon en in zijn geest zijn gelegd. Deze zaken waarborgen hem een veilige reis, mits hij op elk niveau steeds weer een andere naam en steeds weer een andere zegel gebruikt. Door op de juiste manier te gebruiken, kan de reiziger de demonen van het bereikte niveau bestrijden. Verder wordt ook schematisch aangegeven wat de reiziger op de laatste etappe van zijn reis naar Merkavàh verwachten kan, wanneer hij de 6e en de 7e poort van de Hechaloth passeert. Er zal dan een discussie plaatsvinden tussen de reiziger en de poortwachter. De meest impostante en meest voorname spreker in de discussie is rabbi Ismaël. Het bekendste onderdeel van de Hechalothboeken is het boek Henoch. De overlevering vertelt ons het volgende over de schoenmaker Henoch: zijn leven stond in teken van gebed en G´d nam Henoch op in de Hemel waar hij tot engel verheven werd van de hoogste rang: “engel Metatron…d.w.z. ‘vorst van de wereld’; een engel met een lichaam van vuur, oogwimpers als bliksem en ogen van vlammende toortsen…”.
De geschreven overlevering van de Merkavàh-traditie is erg omvangrijk. Het grootste deel is nog ongepubliceerd en weinig vertaald.
De Sefer Jetsiràh is de boek van de Schepping. Vele kabbalisten vinden dat de Sefer Jetsiràh de basis is van hun kabbalistische studiën. De kabbalistische geheimenissen zouden zonder dit boek onmogelijk zijn. Sefer Jetsiràh is gebaseerd op de geheime leer van kosmogonie (leer van het ontstaan van het heelal) en kosmologie (leer van het heelal als een geordend geheel; opvattingen omtrent de bouw van het heelal): de Maäseh Beresjieth. Vroeger was het verboden om de Sefer Jetsiràh te lezen. Het was een mondelinge overlevering tussen een leraar en zijn leerling, die de meest beschermende maatregel voor het behoud van de geheimen bevatte. Dit boek komt uit de 3e tot 6e eeuw n.Chr. In die 300 jaar vormden de meeste geschriften Het Boek. Het Boek bestaat in zijn meest volledige uitgave uit 6 hoofdstukken. Ieder hoofdstuk bestaat niet meer dan uit 1600 woorden.
De Sefer Jetsiràh behandelt de esoterische leer (kosmogonie en kosmologie), zoals die aan Abraham werd geopenbaard. Toen Abraham het snapte, schreef hij het op en dat was het moment dat G´d het verbond met Abraham sloot, en niet eerder, zoals andere bronnen willen doen geloven. Volgens de rabbijnse tradities had Abraham niets opgeschreven, maar mondelinge doorgegeven aan het volk. Hoe het ook zij: in het laatste hoofdstuk van de Sefer Jetsiràh staat duidelijk dat de leer die in het boek wordt omschreven, voort komt uit visuele ervaring. Deze ervaring is in twee delen weergegeven:
1. Deel 1 behandelt het begrip van de 10 Sefiroth (vormen de brug die het universum verbindt met de oneindige G´d) en de getallen (zie bladzijde 12).
2. Deel 2 richt zich op het Hebreeuws alfabet als een G´ddelijke formule die alle dingen in haar totaliteit grondvest.
In deel 2 van de Sefer Jetsiràh wordt het volgende gezegd over het G´ddelijk alfabet: “de 22 letters en klanken vormen de basis van alle dingen in de schepping. Er zijn 3 moederletters, 7 dubbele letters en 12 enkele letters.”
De 3 moederletters:
1. Àlef: lucht, de borst, lente en herfst: aspiraten (uitspraak van een klank met hoorbare adem)
2. Mêm: water, de maag, winter: stomme klanken.
3. Sjien: vuur, het hoofd, zomer: sisklanken.
Het zijn de moeders van de overige 19 letters. Door de 3 moeders met de 3 elementen te verbinden (prima materia) wordt duidelijk hoe in mystieke zin de schepping het gevolg is van de schepping van de taal. M.a.w. het alfabet is het instrument, de formule waardoor de schepping voltrokken is.
* Hemel en aarde zijn geschapen door verbindingen van vuur (Sjien) met water (Mêm) door de lucht (Àlef).
* Element vuur (Sjien) staat voor zomer, element water (Mêm) staat voor de winter en het element lucht (Àlef) voor herfst en lente. Wederom verbindend als overgang en tussenfase tussen 2 uitersten: zomer en winter.
* Zo ook met het menselijk lichaam: vuur (Sjien) staat voor het hoofd, het water (Mêm) voor de maag en de lucht (Àlef) voor de borst. Op grond hiervan is de mens als microkosmos (wereld in ‘t klein; figuurlijk gezien: de mens) onderkend.
De 7 dubbele letters zijn de tegenstellingen waaruit de kosmos, met blijvende inwerking op elkaar, is opgebouwd. Deze letter zijn dubbele letters, omdat zij 2 klanken weergeven:
1. Positief en sterk
2. Negatief en zwak
De 7 dubbele letters:
1. Beth (B): onder
2. Gimmel (G): boven
3. Daleth (D): oost
4. Kaf (K): west
5. Pe (P): noord
6. Reesj (R): zuid
7. Taw (T, Th): het hart der dingen in het midden: de Heilige Plaats
Ieder letter houdt een bipolaire (dubbel polig)eenheid in. De letters houden eveneens de 7 ruimtelijke indelingen in. De 7 letters waren het middel waardoor G´d de planeten schiep en 7 dagen van de week deed ontstaan. Er zijn ook 7 poorten van de ziel: 2 ogen, 2 oren, 2 neusgaten en 1 mond. Tezamen de 7 openingen van het menselijk hoofd. De overige letters zijn, volgens Sefer Jetsiràh, 12 enkelvoudige letters. Deze komen overeen met de zintuiglijke waarnemingen en haar rangorde. De 12 enkelvoudige letters:
1. Hê (H): grondslag van zien; Aries: maart
2. Vau (V of U): grondslag van horen; Taurus: april
3. Zayin (Z): grondslag van reuk, gevoel; Gemini: mei
4. Chêth (CH): grondslag van spraak; Cancer: juni
5. Têth (T): grondslag van smaak, spijsvertering; Leo: juli
6. Yod (Y): grondslag van de sexualiteit, liefde; Virgo: augustus
7. Làmed (L): grondslag van de werkzaamheid, arbeid; Libra: september
8. Noen (N): grondslag van de beweging; Scorpio: oktober
9. Sàmech (S): grondslag van de drift, emotie; Sagittarius: november
10. Ayin (A): grondslag van de opgewektheid, vreugde; Capricorn: december
11. Tsadê (TS of TZ): grondslag van de verbeelding, meditatie; Aqurius: januari
12. Qoef of Koef (Q of K): grondslag van de slaap, trance; Pices: februari
Deze 12 letters komen ook overeen met de 12 streken van het kompas. Deze bestaan uit 2 ruimten:
1. 1e groep letters verwijst naar macrokosmos
2. Laatste groep letters verwijst naar de microkosmos of profane (oningewijde) wereld binnen het stelsel van het menselijk functioneren. Hieruit volgt dat de mens vanuit zijn wezen verbonden is met het Universum.
De 12 letters zijn tevens symbolisch voor de tekens van de dierenriem. Soms duiden zij gelijk het lichaam van de mens aan vanuit dezelfde universum.
Let wel: Sefer Jetsiràh is in geen enkel opzichte die de gehele kabbalistische leer omvat. Er wordt geen melding gemaakt van de belangrijke Sefiroth, zoals zij in het kabbalisme is uitgewerkt. Maar wij komen er later wel op terug.
Sefer-ha-Zohar, het boek van de Glorie. Het is een canonieke (bijbelboeken die gelden als door G´d ingegeven) tekst. Dit boek is eeuwenlang even belangrijk geweest als de Talmoed en de Bijbel. Dit is de enige kabbalistische tekst die door de rabbijnen tot gelijkwaardig geschrift erkend is. Dit monumentale werk is naar waarschijnlijkheid geschreven door Mozes ben Sjemtov de Leon. Mozes de Leon denkt dat het boek uit de geschriften van rabbi Simeon bar Yochai bestaat. De gepubliceerde uitgaven van de Zohar bestaan uit ongeveer 2500 bladzijden en verdeeld in 19 delen. Alleen de laatste 2 delen zijn niet door Mozes de Leon geschreven; het zijn latere toevoegingen op zijn werk. De 19 delen van de Zohar:
1. Zonder titel: bestaat uit commentaren op delen van de Tora
2. Sifra di Tsenioetha: boek van het Verborgene. In de oorspronkelijke uitgave heeft dit boek maar 6 bladzijden. Het handelt over de manifestatie van de Macroprosopus (het Grote gelaat). Symbool voor harmonie in de grondvesting van een evenwichtig universum. Deze Macroprosopus is niet waarneembaar. Het is het oerbegin van waaruit alles opkomt: de G´ddelijke mens waaruit de aardse mens – de Microprosopus – onstaat. Daar waar men de onnoembare Macroprosopus slechts kenmerken kan uitroepen: JHV en de H. In de Sifra di Tsenioetha staat dat de Verborgen G´d min of meer tastbaar wordt bij de gedachte dat deze G´d uitsluitend in zijn werking kenbaar is. Er is geen afbeelding of afspiegeling van de geopenbaarde G´d, en is Zichzelf in dus alleen in functie tot Zijn werking, de Microprosopus, is te lokaliseren
3. Idra Rabba Kadisj: de Grote bijeenkomst. De extatische spanning, die door de openbaringen en uiteenzettingen van rabbi Simeon bar Yochai wordt opgewekt, bereikt een climax als 3 van zijn volgelingen in extatische geestenvoering sterven.
4. Idra Zoetta: de Kleine bijeenkomst. Een samenvatting van de Idra Rabba. Het is wel uitgebreid met verschillende beschouwingen over de Sefiroth. In dit boek is het rabbi Simeon bar Yochai die in zielsverrukking sterft, zijn 6 nog in leven zijnde volgelingen achterlatend die de openbaringen en exegeses weer op schrift stelden.
5. Idra-di-beMasjkanah: Vergadering bijeen voor de lezing van de Tora. Dit is een uitleg van de mystieke aspecten van het gebed.
6. Hechaloth: Paleizen van het licht. De structuur van de 7 ruimten of hallen waarin de ziel na de dood of in devoot kan doordringen.
7. Raza de-Razin: Het geheim der geheimen. De band van de ziel en lichaam en de hand- en gelaatkunde.
8. Saba Demisjpathim: Voordracht van een oude man. De discussie van een oude ezeldrijver met de rabbi over de leer van de zielsverhuizing.
9. Jenoeka: de Voordracht van het kind. Hierin wordt een jonge leerling, waarvan de ouders meenden dat hij ontwetend was, door zijn moeder naar de rabbi’s gestuurd om de zegen te ontvangen. Daar aangekomen blijkt hij in staat te zijn de diepe Geheimenissen van de Tora te openbaren.
10. Rev Methivtha: hoofd van de academie. Verslag van een reis door het paradijs door enige leden van de academie en een lezing door het hoofd van de academie over het lot van de ziel.
11. Sitre Thora: mysteriën van de Tora. De algemene, allegorische (zinbeeldige voorstellingen) en mystieke verklaringen van gedeelten uit de Tora.
12. Mathnithin en Tosefta: kleine verzameling. Een algemene leerbespreking van verschillende kabbalistische onderwerpen.
13. Commentaar op het lied van Salomo (Hooglied?)
14. Kav Ha-Middah: de Basis van de Wet. Een verhandeling over de betekenis van Deuteronomium 6: 4: ‘luister, Israël! De Heer is onze God, alleen de Heer.’
15. Sitre Othioth: het Geheim van de letters. Dit gedeelte behandelt de mystieke letters waaruit de naam van G´d bestaat.
16. Midràsj Ha-Nielam: de Mystieke Midràsj. Een verhandeling over de bestemming en de aard van de ziel met algemene uitleg van Bijbelgedeelten op grond van de getallenleer.
17. Midràsj Ha-Nielam Midràsj Ruth: het Boek Ruth. Commentaar op het boek Ruth.
18. Raya Mehemma: de Trouwe Herder. Discussie tussen de rabbi, herder Mozes en de profeet Elias. Van de toegevoegde teksten van de Zohar is dit de langste en bekendste geschrift, inhoudende een allegorisch commentaar op de Wetten van Mozes.
19. Tikkoene Zohar: nieuwe Toevoegingen aan de Zohar. Commentaar op het eerste boek van de Tora.
Nog meer belangrijke kabbalistische geschriften:
* De 32 paden der Wijsheid: over paden die middels de Sefiroth, door uitstraling van het G´ddelijke beginsel, gevormd worden.
* Pardes Rimmonim: Boomgaard van Granaatappels. In 1548 geschreven door rabbi Moses Cardovero. Een gedetailleerde uitleg van kabbalistische leerstellingen.
* Esj Mezareph: Reinigend vuur. Het is niet zeker of dit een scheikundig-kabbalistische verhandeling is.
* De Esj Mezareph: een academische verhandeling. Hier is het niet duidelijk of het om een joods of christelijk kabbalisme is. Het verklaart in ieder geval de samenhang en de werking van de Sefiroth in alchemische termen en is vermoedelijk meer bedoeld geweest als middel tot meditatie dan als handboek voor praktische alchemie.
* Sefer Bahir: boek Bahir. Samengesteld uit vroegere kabbalistische geschriften, afkomstig uit de Provence in de laatste helft van de 12e eeuw. Het belang van dit boek is dat het de theorie van Gilgul (theorie van de reïncarnatie) bevat en omdat zij een schakel vormt tussen neoplatonisch leer (De voornaamste kenmerken zijn: de leer van een hiërarchische ordening in het heelal met een ‘uitstroming’ van het Ene naar de materie (de laagste en minst geordende stof) – dit is de zgn. emanatieleer -, voorts de zedelijke eis om zich door extase en ascese van de stoffelijke banden te bevrijden en tot zuivere geestelijkheid op te stijgen) van de vroegere Gnosis (De aanhangers streefden naar het heil door geheime, alleen voor ingewijden gereserveerde kennis (gnosis). Deze kennis heeft betrekking op het G´ddelijke en bovenaardse machten, maar is ook inzicht in het wezen van de mens. Het ontvangen van de gnosis is iemands geestelijke opstanding uit de doden. De geest moet zich van de gebondenheid aan het lichaam bevrijden) en de speculatieve veronderstelling van middeleeuwse kabbalisten. De bron is Isaäk de Blinde.
De Hechalothboeken, de Sefer Jetsiràh, de Sefer Zohar en de Sefer Bahir vormen de kern van hetgeen de kabbalisten zelf als Kabbalah beschouwen. Er bestaan nog talloze andere geschriften. Hiervan hebben wij drie genoemd.
————————————-
Aard en oorsprong van het kabbalisme
Het Kabbalisme bestaat uit:
* Iejoenieth: speculatieve Kabbalah. Omschrijft uitsluitend de werkzaamheid van de geestelijke verhoudingen in het universum. Zij tracht de invloed van deze werkzaamheid op de wereld te lokaliseren door te ontdekken hoe de mens in de wereld en het universum zijn functie heeft.
* Maässieth: praktische Kabbalah. Deze richt zich hoofdzakelijk op de aanwending van geestelijke energie ten dienste van de praktische magie. Dit door gebruikmaking van namen en taken van engelen, waardoor zij heersen kan over de natuur en haar krachten. In de middeleeuwen had dit praktisch kabbalisme grote invloed op de magie in West-Europa; met zeer bedenkelijke kanten.
In deze twee hoofdindelingen, Iejoenieth en Maässieth, hebben basisbeginselen die herleidbaar zijn tot mystieke stromingen/scholingen:
1. Maäseh Beresjieth, studie van de Schepping.
2. Maäseh Merkavàh, studie die zich hoofdzakelijk richt op de mystieke aanbidding van de Troonwagen en naar het 1e hoofdstuk van Genesis. In de Talmoedische tijden van 135v. Chr. – 1035 n.Chr., is deze leer goed geheimgehouden, zodat zij niet aan niet-ingewijden bekend zou worden. Het had anders ketterij en onbegrip tot gevolg kunnen hebben. Rabbi Jochanan ben-Zakkai zou de grondlegger zijn van de Maäseh de Beresjieth-mystiek zijn.
Als vaststaand feit werd aangenomen dat de beide stromingen als Gaonisch Instituut zijn erkend en dat toentertijd Palestijns Jeruzalem als de oorsprong van de Merkavàh-mystiek gold. Het centrum van de Beresjieth-filosofie is waarschijnlijk Babylon. Verder is Gaon (Hebreeuws voor verhevene, excellentie), titel van de rectoren van de grote Joodse leerscholen in Babylonië tussen het eind van de 6e en het eind van de 12e eeuw.
Nu gaan we de praktische- en de speculatieve kabbalisme bespreken.
De Maässieth
De Merkavàh-mystiek loopt van 100 v.Chr. – 1000 n.Chr. en de hoeksteen van dit Joodse mystiek is Ezechiël 1: 27 en 28: ‘boven het uitspansel, boven hun hoofden, was wat er uitzag als lazuursteen (diepblauw edelsteen) dat de vorm had van een troon (Merkavàh): en daarboven op, op hetgeen een troon geleek, een gedaante die er uitzag als een mens…aldus was het voorkomen van die verschijning van de Heerlijkheid des Heren. Toen ik haar zag, viel ik op mijn aangezicht en ik hoorde de stam van één die sprak…’
De reis van de Merkavàh-mysticus (beschreven in de Hechalothboeken).
* Doel: het bereiken van de Merkavàh van G´d, in de hoogste en laatste Hechaloth, door de 7 Hemelen en 7 Hechaloth (Hemelse woningen, hallen) te doorkruisen.
* Voorbereiding: sjamanische technieken: vasten en herhaald opzeggen van hymnen (G´dsdienstig loflied) en gebeden.
* Extase: de ziel wordt opwaarts gezonden (sommige latere mystici zeggen neerwaarts) en de ziel moet de sluier om de Merkavàh doordringen.
* Benodigdheden: van tevoren gemaakte zegels, talismans en magische bezweringen om demonen en boze geesten te vernietigen die de mysticus weer proberen te vernietigen. Voor ieder paleis is er steeds weer iets anders nodig. Het gevolg is dat wanneer de reis vordert, steeds meer materiaal nodig is en de mysticus moet steeds langere en moeilijkere bezweringsformules uit het hoofd opzeggen, voor zijn veiligheid.
* Het bepaalde punt: wanneer de mysticus op een bepaalde punt in de ruimte is aangekomen, moet hij rechtop kunnen staan zonder hierbij zijn voeten te gebruiken.
* Poortwachter: de mysticus kan bij iedere paleispoort van de Hechaloth een poortwachter verwachten, die “hoger is dan bergen, met bliksemende ogen en gloeiende kolen die hem uit de mond vallen, terwijl de neusgaten schitterende vuurballen braken en draakachtige paarden zich laven (verfrissen) aan rivieren van vuur…” Aan deze wezens moet de mysticus de zegels en de talismans tonen onder het uitspreken van de geheime wachtwoorden die hem als ingewijde bekend zijn geworden.
De Merkavàh-mystiek is de makkelijkste vorm van de Joodse mystiek. Het is een mystieke extase waar de mysticus de Merkavàh in een visoen kan aanschouwen, zoals Ezechiël dat deed. De mysticus kijkt ook niet verder dan de Merkavàh. Hij stelt geen vragen t.o.v. de aard en oorsprong van dit Merkavàh-Koninkrijk. Het aanschouwen is voldoende voor de Merkavàh-mysticus. Het bereiken van de 7e Hechaloth vormt de geestelijke ontwikkeling en de vervolmaking van de toegewijde beoefenaar. In de Merkavàh-mystiek is de kennis van G´ddelijke liefde merkbaar. Deze kennis loopt als een vurige draad door het gehele kabbalisme. Het benadrukt de behoefte van de mens om het G´ddelijke te aanschouwen en te ervaren.
De Maässieth komt voort uit de mystieke traditie van de Merkavàh-mystici en orden van engelen: hun ervaring met, en de kennis van bezwering en talisman èn hun bedrevenheid in het mystieke ritueel, waarbij het aan- en uittrekken van sacrale (geheiligde) gewaden een zeer belangrijke plaats had. Er is een verschil tussen Merkavàh-mystiek en de Maässieth. Maässieth richt zich niet meer op de mystieke verheffing tot G´ds troon, maar richt zich meer op het gebed. De magische werking van het “Woord” komt hier meer sterk op de voorgrond. De Merkavàh-mystiek daartegen, ontwikkelt spontane expressie van de gevoelens tijdens de trance en raakt ze minder dan ooit gebonden aan vaste formules van weleer.
Het vroegere chassidisme
In 917 n.Chr. werd het Maässieth in Italië geïntroduceerd door de Babylonische geleerde Aäron ben-Samuël. Zijn kennis gaf hij vrijwel direct door aan de geleerde familie Kolonymidus. Deze familie vertrok naar het Rijnland en legde daar de grondslag. De ene noemt dat de Duits kabbalisme en de ander noemt het de vroegere chassidisme. Dus in feite ontleent deze chassidisme haar oorsprong in de Merkavàh-mystiek. Haar symboliek en haar leerstelling komt rechtstreeks uit deze traditie voort. Duitse Kabbalisten richtten zich voornamelijk op de geheime betekenissen van woorden uit de geschriften. Ze deden dat zó grondig, dat dit leidde tot het berekenen en uittellen van ieder woord in hun gebeden en hymnen. Hieruit komen 3 technieken:
1. Gematria: wetenschappelijke methode waar de letters van een woord worden omgezet in hun numerieke waarden.
2. Notarikon: de uitleg waar, door afkortingen en rangschikking, de betekenis van woord en zin wordt beïnvloed.
3. Temoera: volgens vaste regels de letters van het alfabet onderling verwisselen en rangschikken.
Een ernstig Kabbalist hoort deze technieken te kennen. Kortom: Duits kabbalisme/vroegere chassidisme was in wezen een serieuze poging om de Merkavàh-traditie opnieuw te interpreteren en in een nieuw daglicht te stellen. De fundamentele leer van de chassidisme kan in 3 grondstellingen verdeeld worden:
1. G´d is tè verheven om door menselijke geest te worden begrepen. G´ds aanwezigheid kan worden begrepen in alle dingen, zoals deze verborgen ligt in de schepping. Hij is zichtbaar voor engelen en voor de ingewijden in een voortdurend-bewustzijn-vanG´ds-aanwezigheid. Zo ook staat Hij toe dat Zijn Heerlijkheid Zich openbaart aan profeten en mystici; in het G´ddelijke vuur: Kavod. Kavod wordt niet gezien als G´d Zelf, maar als zijn 1e schepping, de G´ddelijke vonk: Sjechinah. De mystici kan niet G´d Zelf benaderen, maar wel één worden in Zijn Heerlijkheid in de schepping. Deze mystieke filosofie valt in 2 aspecten van Kavod:
1.1.Onzichtbare aspect, ik denk aan G´d Zelf
1.2. Zichtbare aspect, ik denk aan de schepping.
2. Chassidisme is de karakterisering van de cherub, de wezen die op de Merkavàh zetelt.
3. Deze cherub wordt gezien als de uitstraling van G´ds onzichtbare Heerlijkheid: Sjechinah; de G´ddelijke vonk die Hem omringt. De Sjechinah doet de cherub en de menselijke ziel ontstaan. Men denkt dat de Meester van alle vormen uit de transformatie van de cherub, de mens heeft gevormd naar G´ds beeld en gelijkenis.
4. Het geloof dat er 4 werelden zijn:
4.1. Wereld van G´ds Heerlijkheid
4.2. Wereld van de engelen
4.3. Wereld van de denkende ziel
4.4. Wereld van de dierlijke ziel
Deze drie grondstellingen kan de mysticus alleen ervaren als hij een leven leidt van heiligheid, nederigheid, zelfverloochening en altruïsme (onzelfzuchtig), zonder dat de verplichtingen aan G´d ooit de verplichtingen aan de gemeenschap te boven gaan. Dit omdat hij meer dan wie dan ook aan zijn volk voor de geestelijk behoefte van zijn volk verantwoordelijk is. Deze verantwoordelijkheid komt door de heilige band met Kavod. De vroegere chassidisme bereikte in de jaren 1150- 1250 haar hoogtepunt.
De legende van Baalsjem sluit dit gedeelte over de praktische Kabbalah goed af:
“…doch de Heiligen die Hem voortdurend aanhangen en zich losmaken uit het Zijn, zien en omvatten Hem in waarheid alsof er, evenals vóór de schepping, niets was.
En dit is het meest wonderbaarlijke: het onderste omhoog brengen. Gelijk geschreven staat in de Gemaràh: ‘groter is het laatste wonder dan het eerste…’ “
De Iejoenieth
Iejoenieth vindt zijn oorsprong in Babylonië, op basis van de het boek der Schepping: Sefer Jetsiràh. Maar er hebben veel meer geschriften hieraan bijgedragen, alleen geen één had zo’n krachtige invloed als de Sefer Jetsiràh. De Iejoenieth onstond in de 12e eeuw in de Provence en bereikte binnen 2oo jaar haar hoogtepunt in Spanje: een beschouwende mystiek. De Asacheth Atsiloeth, de verhandeling over de uitstraling, is het 1e geschreven werk van de Iejoenieth; geschreven door Jacob ha-Nazir (begin 12e eeuw). Het gaat over de emanatie, leer van de 4 werelden. Volgens de Asacheth Atsiloeth manifesteert G´d Zich in 4 werelden. De kabbalist ziet de immanente activiteit van G´d als oorzaak van de materiële verschijningsvorm van de wereld. Volgens deze opvatting vindt de materialisatie op 4 vlakken, c.q. 4 werelden, plaats. De 4 werelden worden gezien als een materialisatie van G´ds werking: een proces dat zich ‘binnen in Hem’; in G´d, voltrekt.
De 4 werelden:
I. de 1e wereld: Atsiloeth: de wereld van de uitstraling. G´d maakt Zich in de vorm van de archetypen kenbaar (psychische benaming voor voorstellingen die betrekking hebben op oeroude, bij de hele mensheid bekende richting gevende beelden, waaraan de mens zich oriënteert, de inhoud van het ‘collectieve onbewuste). Oorspronkelijk was deze wereld waar de Sefiroth woonden en zich manifesteerden. De Atsiloeth ontleent haar naam aan het Hebreeuwse werkwoord in Numeri 11: 17: ´ …een deel van de geest die op u is zal Ik nemen en op hen leggen…’ de Atsiloeth vertegenwoordigt de verborgen werking van G´d: een uitstraling van Zijn onuitputtelijke energie in de vorm van ideale archetypen, die model staan voor alle dingen in de wereld. In deze wereld zal de vereniging van G´d met Zijn Sjechinàh plaatsvinden: Zijn vrouwelijke tegenhanger (het wezen van de mens, de ziel, ook wel de G´ddelijke vonk). Wederom doet de Kabbalah mij aan het christendom denken: de vereniging van G´d met Zijn vrouwelijke tegenhanger Sjechinàh/ de vereniging van het Lam en Zijn Bruid (Openbaring 19: 5- 8) of de door G´d teruggenomen vrouw, volk Israël.
II. De 2e wereld: Beri’ah: de wereld van de schepping. De Merkavàh krijgt een vorm, uit de straling van het licht van de Sefiroth, dat van de 1e wereld in deze 2e wereld stroomt. Hier wonen zuivere zielen en engelen van de hoogste orde in het heelal. Wanneer de straling van de ongevormde Sjechinàh in de Beri’ah neerdaalt, komen deze engelen bijeen rond het licht, om haar lichaam gestalte te geven. De naam van de Beri’ah em de 2 volgende werelden ontlenen hun naam aan het Hebreeuwse werkwoord uit Jesaja 4: 3- 7: ‘…die Ik geschapen heb tot Mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb…’
III. De 3e wereld: Jetsiràh: wereld van de vormgeving en woonplaats van 10 engelenscharen:
* Malachim,
* Aralim,
* Chaioth (ha Qadesh),
* Auphanim,
* Chaslalim,
* Cheroevim,
* Elohim (Tharsjisim),
* Benei Elohim,
* Isjim,
* Serfim.
Deze engelen staan onder de grote Metatron, vorst der aarde, de engel van de aanwezigheid. Exodus 23: 20 en 21 zegt: ‘Zie Ik zend een engel voor uw aangezicht om u te bewaren op weg en u te brengen naar de plaats die Ik bereid heb. Neemt u voor hem in acht en luistert naar hem. Wees tegen hem niet weerspannig (ongehoorzaam), want hij zal u overtredingen niet vergeven, want Mijn Naam is op hem.’ De rabbijnen zeggen dat op hem: Sjaddai, hetgeen ‘machtig’, de Naam voor G´d, betekent. De getalwaarde van deze naam, 314, komt overeen met de getalwaarde van de naam Metatron, de naam van de engel die gezonden werd om orde in de wereld te bewaren. Op bladzijde 5 vertelde ik je al wie Metatron, volgens de Hechalothboeken, eerst was. Metatron waakt over deze wereld en de vorige, Beri’ah. Het zijn tevens de werelden waar de Hechaloth bevinden.
IV. De 4e wereld: Assiah: wereld van het maken. In deze wereld, de stoffelijke wereld van de slecht Kelipot (wereld van de natuur en menselijk bestaan), leeft de Sjechinàh in ballingschap tussen de mensen en de boze geesten, die voortdurend met elkaar strijden om bezit van mensenzielen. Hier doet de Sjechinàh mij weer denken aan de Bruid, de overspelige vrouw, Israël, van G´d, die Hij, na zware jaren van lijden, uiteindelijk weer terug neemt. Ik denk dat het om de één en dezelfde ‘vrouw’ gaat.
Er zijn dus 10 Sefiroth zijn, verdeelt over de 4 werelden:
1. Atsiloeth: de Sefiroth Kether, Chochmah en Binah.
2. Beri’ah: de Sefiroth Chesed, Gevoerah en Tifares.
3. Jetsiràh: de Sefiroth Netsach, Hod en Jesod.
4. Assiah: de Sefiroth Malchoet.
Waarom heb ik Kether, Tifares, Jesod en Malchoet schuin getypt? Omdat de verdeling van de ziel, het wezen van de mens, in drie niveaus geplaatst kan worden:
i. De Nesjamah, de hoogste graad die de ziel bereiken kan, komt overeen met de Sefiroth Kether uit de wereld Atsiloeth. Dat komt overeen met de intellectuele wereld: het 1e aspect.
ii. De Roeah, komt overeen met de Sefiroth Tifares uit de wereld Beri’ah. Het morele aspect van de kennis van goed en kwaad. Dat komt overeen met de wereld van moraal: het 2e aspect.
iii. De Nefesj, komt overeen met de Sefiroth Jesod uit de wereld van Jetsiràh. Dat komt overeen met het dierlijk leven en het begeren en verlangen. De 3e wereld: het 3e aspect.
Het stoffelijk en zinnelijk aspect van de ziel verbindt men met de Sefiroth Malchoet, gelegen in Assiah. Ik denk dat wij allemaal in wereld Assiah zitten, vandaar dat de verdeling van het wezen vanuit Assiah in drie niveaus geplaatst kan worden.
De Tora en de vier werelden
1. De Tora in Atsiloeth: Tora bestond uit opeenvolgende combinaties en rangschikken van medeklinkers van het Hebreeuwse alfabet. Toen de verborgen G´d voor het eerst overwoog Zich te openbaren door de gesproken en geschreven Tora, waren alle taalmogelijkheden aanwezig.
2. De Tora in Beri’ah: de combinatie ven medeklinkers zijn samengesteld, die in de 1e wereld door de heilige naam van G´d geschikt waren, kregen een vaste vorm.
3. De Tora in Jetsiràh: de namen en machten van engelen in de 3e wereld, wereld van de vormgeving, stellen de Tora samen in zijn 3e onstoffelijke en onzichtbare vorm.
4. De Tora in Assiah: de Tora neemt zijn vorm aan zoals wij die kennen, in deze wereld van maken.
Adam en de vier werelden
1. Atsiloeth: Adam was daar de hemelse mens; het archetype.
2. Beri’ah: Adam treedt nar buiten zoals het in Genesis 1: 27 besproken wordt: ‘…en God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis…’
3. Jetsiràh: Adam nam plaats in het Hof van Eden; bekleed met licht i.p.v. vlees. In deze werelden was hij zowel man als vrouw.
4. Assiah: Adam moest het Hof verlaten: bekleed met vlees. Nu is hij man en moet hij zich voortplanten d.m.v. de vrouw.
De vier Adams vormen samen de Animus Mundi: de universele mens.
Boek Bahir
We hebben kort over dat boek gesproken. Het boek kent twee grondstellingen over de Iejoenieth:
1. Leggen van de verbinding tussen de Sefiroth en een duidelijke structuur van begrijpelijke hoofdbeginselen,
2. De erkenning van de Sjechinàh, als vrouwelijk aspect van G´d, dat niet alleen het geestelijk lichaam van Israël is (daar kwam ik al zelf op; zie bladzijde 11 en 12), maar ook de ziel van de mensheid zelf!
Deze 2 grondstellingen hebben veel invloed op het kabbalisme. De Bahir veronderstelt dat G´d Zelf onzichtbaar is. Ook het proces van emanatie (dus Zijn geleidelijke uitstraling van wereld naar wereld; oneindig naar eindig), dat uit Hem voortkomt, is onzichtbaar en derhalve alleen het eindresultaat kan worden waargenomen.
De Ecclesia en de Sjechinàh
We leerden uit de Iejoenieth dat Sjechinàh de vrouwelijke tegenhanger van G´d is, van het chassidisme leerden we dat de Sjechinàh de vlam, de G´ddelijke vonk is, die Hem omringt en de menselijke ziel doet ontstaan (zo ook die van de cherub en de Merkavàh). In het Hebreeuws betekent Sjechinàh ‘inwoning’. Denk maar aan de aanwezigheid van G´d in deze wereld, zoals iemands aanwezigheid gevoeld kan worden als het donker is en het waarnemen onmogelijk maakt.
In het boek Bahir wordt dit anders gezien. De Sjechinàh is daar geen op zichzelf staande eenheid, een deel van G´d. In de Bahir is zij een vrouwelijk eenheid. Daarboven is de Sjechinàh de mystieke kerk, de G´dsdienstige gemeenschap van Israël. De gemeenschap van Israël is altijd beschouwd als een G´ddelijke gemeenschap van mensen, die gescheiden van G´d in lichamelijke zin, tòch onder Zijn gezag functioneert.
De Bahir bevestigt mijn interpretatie op de Bijbel. Het zegt dat de Ecclesia, de kerk of G´ddelijke gemeenschap, die op het G´ddelijke lichaam in geestelijke zin staat, niet alleen déél van G´d is, maar dat Israël als dit deel van G´d, ook dochter en bruid van G´d is.
Ook de Talmoed bevestigt mijn interpretatie op de Bijbel, betreft de Sjechinàh, die in ballingschap leeft in de 4e wereld, de Assiah, de wereld van de natuur en menselijk bestaan: “…dat, wanneer de kinderen van Israël in ballingschap werden gevoerd, G´ds tegenwoordigheid (De Sjechinàh) met hen was…” Deze talmoedische tekst kreeg als betekenis dat “met de verbanning van de kinderen van Israël, een deel van G´d mede verbannen wordt…” bovendien is de Sjechinàh Nesjamah, de zuivere geest, de ziel van de mens (de hoogste graad die de ziel kan bereiken, overeenkomend met de Sefiroth Kether, uit de 1e wereld: Atsiloeth).
Leer van de Ejn-Sof
Een ander belangrijk geschrift van de Iejoenieth is Het commentaar op de 10 Sefiroth, geschreven door Azriël ben Menachem (± 1160-1238). Hij is de belangrijkste volgeling van Isaäk de Blinde (bron van de Bahir). Volgens Azriël werd de wereld in al haar verschijningsvormen opgenomen in het absolute en oneindig wezen van G´d, de Ejn-Sof, maar kon, vanwege haar onvolmaaktheid en haar eindige staat niet rechtstreeks uit volmaaktheid van de absolute ontstaan. “…het Oneindige is immers per definitie volmaakt en zonder einde…” Uit dit probleem ontwikkelde Azriël de leer van de Sefiroth, de leer waarbij de Ejn-Sof kwaliteiten uitstraal, waardoor het universum wordt opgebouwd op een zelfde wijze als de aardse zon haar warmte en licht uitstraalt, zonder dat deze uitstraling iets aan haar essentie afdoet. Deze energie van de Ejn-Sof wordt gefilterd door de Sefiroth en deze laten op hun beurt de energie uitstralen over de wereld.
De ontwikkelingen in het kabbalisme
Met het verschijnen van de Sefer Zohar, zijn de 2 grote stromingen in het kabbalisme (de Maässieth en de Iejoenieth) verenigd in één boek. Wanneer men praat over De Kabbalah, dan bedoelt men het boek Sefer-ha-Zohar.
In Sefed te Palestina,ligt het centrum van de leer. In Safed woonden Moses Codovero en Isaäk Luria, de 2 meest vooraanstaande geleerden uit de geschiedenis van het kabbalisme. Wat meer over hen:
# Moses Cordovero werd in 1522 in Codovero in Spanje geboren. Hij is vooral bekend om zijn kabbalistische gedichten. Met hulp van zijn zwager Salomon ben Moses Ha-Levi Alkabetz, is de bekende openingsgebed van de Sabbath geschreven: Lecha Dodi, “Kom mijn geliefde.” Dit wordt nog in iedere synagoge gebeden. Het is als officieel gebed in het Hebreeuws gebedenboek, de Ibidem, opgenomen. Moses Cordovero hield zich uitsluitend bezig met de Iejoenieth, de speculatief kabbalisme: vooral op de relatie tussen de Ejn-Sof en de Sefiroth.
# Isaäk Luria was de andere belangrijke kabbalist uit Safed. Hij leefde van 1533- 1572. Hij is de grondlegger voor het moderne kabbalisme en het latere chassidisme. Hij richtte zich vooral op de Maässieth, praktiserend kabbalisme. Zijn school vervaardigt amuletten en werkt met getallen- en lettersymboliek. Zij houdt zich bezig met het bezweren van kwade machten en duivels.
Er gaat een legende in het kabbalisme te ronde dat Moses Cordovero, Isaäk Luria en Joseph Caro eigenlijk 3 engelen waren, die de Heer van de Heerscharen hen naar de aarde zond om de mensen in de geheime leer te onderwijzen en hen zo te helpen. Volgens dezelfde legende schoot een zuil van vuur omhoog vanuit het sterfbed toen Moses Cordovero in 1570 overleed.
De Luriaanse visie
Twee stellingen van de Luriaanse visie:
1. De leer van de Tsimtsoem: Tsimtsoem betekent letterlijk samentrekken en/of concentratie. Het woord wordt in de Tora gebruikt om de projectie van G´ds geconcentreerde aanwezigheid, de Sjechinàh, aan te duiden. Het woord Tsimtsoem komt niet in de Sefer Zohar voor. In de school van Luria is het betekenis van het woord ‘samentrekken’ zo gehanteerd: de vrijwillige samentrekking van G´d, de Ejn-Sof in dit geval, is de stap die de schepping laat aanvangen. Zonder Zijn vrijwillige samentrekking; geen universum. Omdat G´d in de Ejn-Sof onbeperkt in alle dingen is, was er een oerruimte nodig, de Tehirah. Dat moest omdat de 1e scheppingsdaad van de Ejn-Sof: een-Zich-terugtrekken-in en een-Zich-concentreren-op-Zichzelf zou zijn. Hierop kon de Tehirah ontstaan die nodig was voor het vestigen van de eindige wereld. In de Sefer Zohar staat het volgende: “…Aleer Hij enige gedaante in de ruimte had geschapen, aleer Hij enige vorm had vastgelegd, was Hij alleen vormloos, met niets vergelijkbaar. Wie zou Hem kunnen waarnemen zoals Hij was vóór de schepping, zonder vorm als Hij was?…” Zoals in een leeg parfumfles de geur blijft hangen, zo bleef iets van die G´ddelijke aanwezigheid in deze Tehirah achter. Toen eenmaal, van de Ejn-Sof afgescheiden, ruimte tot stand gebracht was, nam de 2e scheppingsdaad de aanvang. De 1e scheppingsdaad: was een daad van beperkingen in zichzelf: een terugtrekken op zichzelf. De 2e scheppingsdaad: was een daad van uitstraling en verbreiding. Nu straalde de Ejn-Sof één enkele bundel uit die 1e uiterlijke gedaante, ooit gevormd, schiep: het lichaam van Adam Kadmon, de 1e mens. Uit zijn mond, ogen, neus en oren straalden de lichten van de Sefiroth. De Sefiroth zelf bestonden uit geconcentreerd licht van de oorspronkelijke lichtstraal van de Ejn-Sof. In dit stadium waren de Sefiroth niet van elkaar te onderscheiden. Toch eiste de scheppingplan van de Ejn-Sof dat de Sefiroth elkaar zouden verschillen en omkleed zouden worden met schalen (sommigen noemen het ‘lampen’), die opgebouwd waren uit verschillende lichtmengsels. De lichtstralen vanuit de ogen van de 1e mens, konden zonder problemen door de 1e 3 Sefiroth (Kether, Chochmah en Binah) worden opgevangen. Toen hierna de schalen van de lagere Sefiroth de lichtstralen moesten opvangen, bleek het licht te sterk: het brak met ontzettend veel kracht door. De schalen, die opgevangen moesten worden, vielen in stukken.
2. De stelling van de Sjeviràh: ‘het breken van de schalen.’ Dit is een stelling die terugvalt op de uitspraak in de Agadah dat G´d vele werelden heeft geschapen en weer vernietigd heeft, omdat zij niet aan Zijn wens voldeden. Moses de Leon (waarschijnlijk de schrijver van de Sefer-ha-Zohar) gebruikte deze uitspraken als verklaring voor Genesis 36: 31: ‘…en dit waren de koningen die over het land Edom regeerden voor dat er een koning over de Israëlieten regeerde…’ volgens Moses de Leon was er een tijd waarin G´d alleen de kracht van Gevoerah (één van de Sefiroth uit de 2e wereld Beri’ah) aanwendde en dat Hij de vernietiging van de 1e werelden veroorzaakte door het buitensporig gewicht van deze Sefiroth. De Gevoerah is tevens de Sefiroth van het strenge oordeel. Volgens Moses de Leon kan er alleen evenwicht bestaan tussen dit ‘strenge oordeel’ wanneer dit door de Sefiroth Chesed (uit dezelfde Beri’ah) gepresenteerd wordt, tevens de Sefiroth van de barmhartigheid. Isaäk Luria denkt dat het breken van de schalen het symbool is voor de dood van de 1e koningen van Edom. Zij stierven, volgens Moses de Leon en Isaäk Luria, doordat er geen harmonie bestond tussen de manlijke en vrouwelijke elementen van de Sefiroth. Want de vrouwelijk passieve Gevoerah liet zich niet benaderen door Chesed. Toen het licht uit Adam Kadmons ogen straalde en de schalen van de Sefiroth aan stukken sloeg, versplinterde ook het licht waaruit de schalen zelf werden opgebouwd in vonken, die neerdaalden tot ver in het rijk van de demonische Kelipot (rijk van de omhulsels). De boze machten, die ontstaan waren uit de overblijfselen van de 1e koningen van Edom. Er ontstond een ware chaos. Om de chaos te beëindigen, stroomde een nieuw licht uit de Ejn-Sof, via het voorhoofd van Adam Kadmon: een her-ordening. Het oorspronkelijke plan was de verlichting van de gehele schepping door de straling van de Ejn-Sof. I.p.v. het oorspronkelijke plan, worden in deze nieuwe situatie slechts bepaalde delen van de schepping door het licht overstraald, terwijl andere delen in duisternis verkeren. Doordat er delen in duisternis verkeren, vormde dat de het Rijk van de Kelipot. Dat alles niet volgens plan liep, is duidelijk; anderzijds waren deze delen niet in het Rijk van de Kelipot terechtgekomen. Deze delen vormen door de vermenging met de vonken van het licht de huidige realiteit in de schepping: een schepping waar je kwaad niet kan kennen zonder het goede te kennen en vers visa. Op dit ogenblik zendt de Ejn-Sof opnieuw het licht, zodat de Sefiroth de eigenschappen aannemen die zij tot op de dag van vandaag hebben. Met het aannemen van deze eigenschappen, begint het werk van Tikkoen: herstel. Alleen door het werk van de Tikkoen kunnen de vonken, in de Rijk van Kelipot, herwonnen worden. G´d helpt de Tikkoen daarmee. Het werk werd moeizamer door de zondeval van Adam. Alle zielen, die ooit zouden bestaan, waren opgenomen in de ‘hogere’ ziel van Adam. Door de val werd Adam mens in menselijke zin. Deze ‘hogere’ ziel werd door de val verbannen. Hierdoor is iedere mensenziel in ballingschap gegaan. Zij zijn lichtvonken, verborgen in het duister van de omhullende vorm (het Rijk van Kelipot, Rijk van de omhulsels). Alleen met zijn hulp, de hulp van de mens, kan de oorspronkelijke eenheid in de schepping worden hersteld. Volgens Luria is dat het doel dat de mens geschapen en neer gezonden werd in deze wereld van omhulsels, onze huidige wereld, waar jij en ik opleven. Het herstel van de oorspronkelijke eenheid is derhalve ook een algemeen belang; een gezamenlijke onderneming waarin ieder mens een eigen taak heeft (zijn eigen pad moet vinden). Deze stelling wordt misbruik gemaakt door geheime genootschappen!
Dit alles is ruwweg de leer van Luria.
Verspreiding van het Luriaans kabbalisme
De werken van Isaäk Luria werden door zijn belangrijkste leerling Chajim Vital Calabrese (1543-1620) over de hele wereld verspreid. Helaas zijn zij niet vertaald en gecommentarieerd. Rond die tijd nam de ontwikkeling van de kabbalistiek een aanvang in Polen; tegen de genoegens van de schriftgeleerden (kenners van de Talmoed). Jarenlang heeft het kabbalisme zich verspreid, zodat er haast geen rabbi in de 18e eeuw was, die de Kabbalah niet bestudeerd had. De rabbi’s bestudeerde de Luriaanse kabbalisme.
Chassidisme en kabbalisme
In de 18e eeuw was het judaïsme gebaseerd op de voorschriften van de Talmoed. Judaïsme had academiën voor de intellectuelen. Zij keken erg neer op de Am Aratsim, de ongeletterde massa. Zij verwachtten dan ook niet dat er in die tijd een opkomst was van een mystieke theologie, die lijnrecht tegenover de rabbijnse traditie stond: het chassidisme. De opleving van het chassidisme was een opstand van de ongeletterde, want ‘veel geleerdheid gaat samen met weinig vroomheid.’ Deze beweging werd gekenmerkt met de opvatting dat G´d niet bij uitstek het eigendom van de geestelijke elite is, maar dat Hij het gehele volk toebehoort.
Hoewel het kabbalisme en chassidisme, mystiek gezien, vijandig zijn aan elkaar, hangen vele chassidische Joden kabbalistische stellingen aan. Het uitgangspunt van het chassidisme is dat G´d in alle dingen aanwezig is. Dat gegeven verdrijft veel verdriet en angst weg bij deze mensen. Zij zeggen doordat G´d in alle dingen aanwezig is, dat kwaad en ongeluk alleen door onbegrip van de mens bestaan. Kwaad en ongeluk zou niet een losstaand feit zijn.
De Tsaddikim en de chassidische gemeenschap
De tsaddikim zijn heiligen die bemiddelen tussen G´d en Israël; profeten dus. Men gelooft dat zij gaven bezitten van genezing en andere wonderen. De tsaddikim werden hiervoor goed betaald, in geld of natura. Dit leidde tot buitensporig gedrag van de tsaddikim: het uitbuiten van de al zo arme volk. En er onstond ook de valse tsaddikim: valse profeten. Dat buitensporig gedrag werd in de hand gewerkt doordat het ambt van vader op zoon ging: erfelijk. Het ging niet meer om een roeping. Natuurlijk kwam er veel wantrouwen t.o.v. de tsaddikim.
In het chassidisme staat het Tsaddikisme centraal. In het chassidisme gaat het zelfs zover dat de tsaddikim gezien wordt als iemand die zijn eigen identiteit prijsgaf om één te worden met G´d. De rabbijnen vonden het tijd worden om tegen het chassidisme in te grijpen. Hoewel in het chassidisme kabbalistische leerstellingen aangehangen wordt, mag het chassidisme in geen enkel geval gelijk gesteld worden met het kabbalisme; nogmaals: vele rabbi’s bestudeerden de Luriaanse kabbalisme, want het verschil tussen het kabbalisme en chassidisme is dat het chassidisme door iedere Jood bedreven mag worden. En Kabbalisten, daartegen, beschouwen hun leer als een geheime leer, niet bestemd voor iedereen, maar degene die een sterke aard en aanleg bezitten van de G´ddelijke kennis: de Gnosis. Nog een verschil: de kabbalistische leerstelling verdraagt niet de spanning in deze wereld, wat het chassidisme wel doet.
————————————-
De Ejn-Sof en de Sefiroth
In dit hoofdstuk gaan we de 2 belangrijkste uitgangpunten van de Kabbalah behandelen:
* Leerstelling van de Ejn Sof,
* Leerstelling van de Sefiroth.
Zonder de kennis van deze leerstellingen; geen Kabbalisme. Als je de Ejn Sof begrijpt, begrijp je de betekenis van het G´ddelijk Zijn. Wanneer je het doel en de plaats van de Sefiroth begrijpt, begrijp je het Zijn in zijn algemene betekenis voor de schepping.
Zonder symboliek kan niets uitgelegd worden.
De wereld van de Ejn Sof en van de Sefiroth kunnen alléén in symbolen verteld worden. In de kabbalistiek wordt een eigen methodiek gebruikt, waarin deze symbolen voor de menselijke geest begrijpelijk is. Door hun visionaire gaven, dromen, meditatie en intuïtie, kon men deze methodiek en haar symboliek ontwerpen.
De Ejn Sof
Ejn Sof betekent oneindig, grenzeloos: Ejn= zonder (geen), Sof= einde. De G´d die alle begrip te boven gaat. In Hem bestaan alle tegenstellingen, zonder zichtbare verschillen. Dàt is de tegenstelling, de eenheid waarbinnen tegenstellingen onmogelijk en niet herkenbaar zijn: een eenheid meer dan één eenheid. Deze Ejn Sof maakt volgens de kabbalisten, geen deel uit van het menselijk leven. De mens kan zich ook geen enkel voorstelling van Hem maken. De mens kan er, volgens de kabbalisten, zelfs niet over spreken. De Sefer-ha-Zohar zegt: “…en van het hoofd van Ejn Sof ging, als een verzegeld geheim, een wazig sprankje stof uit, een middelpunt van een cirkel, wit noch zwart, rood noch groen. Het had geen kleur…”
In de Kabbalah is de Ejn Sof een niets. Het is een Niets, van het Hebreeuwse woord Ayin: Ayin-Soph. Mensen hebben geprobeerd de Ejn Sof te definiëren door te omschrijven wat het niets is. De negatieve omschrijving in de hoop op deze wijze tot een goede omschrijving te maken:
“…de oorzaak van alle dingen is niet de Ziel of het intellect; Hij heeft geen voorstelling, menig of rede. Geen intelligentie, noch is Hij rede of intelligentie. Hij bestaat niet in woord of gedachte. Hij is geen getal, geen aantal of ordening, geen afbeelding of abstractie. Hij staat niet, beweegt niet, rust niet. Hij is niet dè essentie, de eeuwigheid of eindigheid in de tijd. Hij kent geen geestelijk contact. Hij is wetenschap noch waarheid. Hij is niet verheven, niet wijs, zelfs geen geest zoals door de mens gerekend wordt…”(Dionysius, Theologia Mystica).
Deze definitie komt uit de basisopvattingen van andere commentaren. De opvatting van Niets of Niet-iets. Maar deze omschrijving omvat de werkelijkheid niet, het ligt veel verder. Niets of Niet-iets is voor menselijke geest nog pakbaar. Door grondige studie (zoals Yoga) en meditatie kan de menselijke geest zich in het doorgronden van dit Niets of Niet-iets oefenen en zo tot klaarheid komen.
De Ejn Sof komt nog vóór de Schepper-G´d. De Ejn Sof is niet te plaatsen in ruimte of tijd. Volgens de kabbalisten is het een feit dat Ejn Sof niet de oorzaak is van de wereld, daar Het zelfs boven de aanleiding tot een dergelijke oorzaak staat. De kabbalisten omzeilen de moeilijkheden rond de omschrijving van het onuitdrukbare door ervan uit te gaan dat het niets (het Ain of Ayin, hetgeen G´d betekent) uit dezelfde letters is opgebouwd als het persoonlijk voornaamwoord: Ani dat Ik betekent. Om over de Ejn Sof te schrijven zonder onmogelijke retoriek te raken en dat geen taal bij machte is, deze Ejn Sof te verklaren. De Kabbalah zegt: “… laat het zo genoemd worden omdat het niet gekend kan worden. Het kennen is onmogelijk. Wat in dit beginsel van het Iets besloten ligt, kan niet begrepen worden, want immer daalt het af naar het vlak van menselijke onwetendheid daar het zelfs de Wijsheid-Zelf te boven gaat…”
Het is hèt niets, maar tegelijkertijd is deze Ejn Sof het fluïdum (geestelijke uitstraling), waarin het gehele universum, de Sefiroth als de uitstraling van de ongebonden overvloed van deze Sefiroth, wortelt. De Sefiroth zijn hèt resultaat van dè uitstraling van de Ejn Sof. Sommige kabbalisten stellen hieromtrent dat men de Ejn Sof in elke Sefiroth kan terugvinden. Maar zelfs dan nog is en blijft Hij onkenbaar en niet te benaderen realiteit.
Dus: de werking van de Ejn Sof, de beweging in Zichzelf, is herkenbaar in de Sefiroth. D.w.z. de werking als activiteit die waarneembaar is in het resultaat van deze beweging, de onderlinge verhoudingen tussen de 10 Sefiroth, het krachtveld dat de Ejn Sof belichaamt (als er van een lichaam gesproken zou kunnen worden). Voor de kabbalisten is het bijzonder belangrijk te begrijpen dat Ejn Sof in de kabbalistische zin boven de Schepper-G´d van het Oude Testament staat. De enige activiteit van de Ejn Sof, is uitstraling (herkenbaar in de Sefiroth). Een bundel licht, niets meer.
In de Sefer-ha-Zohar staat geschreven: “…toen de Allerhoogste Zich openbaarde, bracht Hij eerst één enkelpunt voort, dat werd omgezet in een gedachte. In deze gedachte werkte Hij verschillende ontwerpen uit en schreef er ontelbare tekens in. Verder graveerde Hij in de Heilige mystieke lamp (het oerlicht uit Hem-Zelf; Psalm 6:10) een allerheilig ontwerp; een wonderbaarlijk bouwwerk, dat uit het middelpunt van de gedachte oprees…”
Volgens Luria trok het oneindig wezen, de Ejn Sof, zich in zichzelf terug en vormde hij in de vrijgekomen ruimte – die hierdoor ontstond en die Hijzelf was – -de wereld: het Universum. Als de Ejn Sof zich niet tot een oneindig klein monade (wiskundig, filosofisch eenheid; punt; ondeelbaar bestanddeel) van pure energie had teruggetrokken, zou er geen ruimte zijn geweest en zouden de gebeurtenissen waarvan Genesis verhaalt, niet hebben kunnen gebeuren. Na het samentrekken ontstond het universum. Op dat ogenblik komt uit de Ejn Sof de lichtstraal voort, naar de openliggende ruimte, het 1e lichtpuntje waaruit het Sefiroth zouden bestaan. Om de schepping mogelijk te maken, moest eerst de samentrekking van alle energie, plaatsvinden. Daarna diende de samengebalde energie zich weer te expanseren (uitzetting; uitbreiding over een grotere ruimte, met betrekking tot gassen en tot het streven naar vergroting van grondgebied of van afzet) d.m.v. het uitzenden van de verzamelde energie in geconcentreerde vorm, zoals een laserstraal. De energie wordt na de samentrekking weer losgelaten. Dit loslaten geschiedt volgens vastgestelde schema’s die paden worden genoemd. JHVH Zaboath (voor mij de Enige G´d, de Vader, de Oneindige) graveerde Zijn Naam in 32 paden van Wijsheid d.m.v. de 3 Sepharim: 3 uitingsvormen:
1. Getallen,
2. Letters en
3. Klanken.
De Sefer Jetsiràh zegt: “…in de 32 mysterieuze paden van wijsheid schreef de Heer. Hij schiep het universum middels 3 uitdrukkingsvormen: Getallen, Letters en Woorden (Klanken). Tien niet te noemen, de onuitsprekelijke Sefiroth en 22 grondletters: drie moederletters: Àlef, Mêm, Sjien, 7 dubbele letters: B G D K P R Th en 12 enkele letters: H V Z CH T I L N S O TS Q…”
Deze 32 paden hebben weer betrekking op de 22 letters van het Hebreeuws alfabet en de 10 Sefiroth. De Sefer-ha-Zohar zegt: “…en uit het licht van die hemelse straling bracht Hij machtige Ceders voort van de Bovenwereld en plaatste Zijn wagen op 22 gegraveerde Letters, welke waren verdeeld over 10 uitingen en daarin geschreven letters…” ceders zijn de 6 scheppingsdaden, 10 uitingen en letters, de cijfers van de Sefiroth.
Het is aannemelijk te denken dat deze 32 paden en deze Sefiroth zich buiten de Ejn Sof bevinden, maar de Ejn Sof en zijn emanaties (zijn daden van vloeien), de Sefiroth, zijn niet van elkaar los te denken. De Sefiroth zijn de innerlijke psychische functies van G´d. Eenmaal ontstaan kunnen zijn niet van Hem gescheiden geworden. Zij zijn Hem… Zij zijn de Ejn Sof, als de zenuwen in het menselijke lichaam op een geheel eigen wijze dit menselijke lichaam presenteren. Iedere Sefiroth heeft een morele en ethische waarde, waar ik later op terugkom. Wetenschappers trachten de oorsprong van het heelal te ontdekken. Zij zoeken in feite de Ejn Sof.
De Sefiroth
In de Jewish Mysticism kunnen wij het volgende lezen: “…Hij liet 10 lichtstralen uitgaan vanuit Zijn midden, lichten die schijnen met het licht dat in aard aan Hem is ontleend en dat overal het licht van een stralende dag verspreidt. De Heilige oude – de meest Verborgene van de Verborgenen – is een hoog bakenvuur en we kennen Hem slechts door het licht dat onze ogen zo overvloedig verlichtte. Deze lichten zijn Zijn Heilige naam…” De 10 lichten zijn de Sefiroth, die zijn oorsprong vindt in de Sefer Jetsiràh. Ze worden vergeleken met bliksemstralen en vlammen van brandende kolen: de Ejn Sof. De kabbalisten zien de Sefiroth als abstracte eenheden waar door iedere verandering in het universum zich voltrekt. Samengestelde figuren met tweevoudige aspecten:
# Aspect 1: ze zijn medium voor verandering en transformatie. Ze worden hier voorgesteld als ‘vaten’.
# Aspect 2: ze vertegenwoordigen het eeuwig onveranderlijk. Ze worden hier voorgesteld als ‘licht’.
De manifestatie van de G´ddelijke macht van de Ejn Sof in de vorm van licht neemt verschillende kwaliteiten of kleuren aan wanneer het wordt opgevangen in en/of passeert door elk van de Sefiroth. De aard en de hoedanigheid hiervan bepaalt het specifieke vat-aspect. Elke Sefiroth is hierbij voorgesteld als een vat van doorzichtig gekleurd glas, terwijl het zelf ook uit licht bestaat. De hoedanigheid van het licht van de Sefiroth verschilt van het licht van de vaten: hoewel in oorsprong aan de Ejn Sof ontleend, zijn de hoedanigheid, wat betreft de werking, verschillend. Het verschil is het G´ddelijke licht en het natuurlijk licht. Het G´ddelijke licht spreekt van de G´ddelijkheid van G´d zoals Hij is in Zichzelf. Het natuurlijke licht spreekt van de G´ddelijkheid, welke aan Zijn schepselen geopenbaard wordt. Alleen door deze verschillende aspecten kan het onwaarneembare (de Ejn Sof) direct worden waargenomen. De oorsprong, de opborrelende stroom, kunnen wij niet zien. Zij is er en haar werking is waarneembaar.
Er zijn verschillende gradaties in het waarnemen van deze zelfopenbaring van de Ejn Sof. Het waarnemen van één of van meerdere vaten of aspecten. De kabbalist streeft naar het waarnemen van alle aspecten en hun functies. Aan dit alles, deze doorstraling van het licht van de Ejn Sof via de Sefiroth, ontleent de schepping haar substantie.
De Sefiroth en de Sefer Jetsiràh
In de Sefer Jetsiràh wordt de theorie van de Sefiroth behandeld:
1) JHWH grifte Zijn Naam in 32 paden. Hij schiep het universum d.m.v. 3 uitingsvormen: de Getallen, de Letters en de Woorden (Klanken).
2) Er zijn 10 Heilige Sefiroth. De 22 Letters zijn de basis van alle dingen: 3 Moederletters, 7 dubbele Letters en 12 enkele Letters.
3) De Heilige Sefiroth zijn de 10 vingers aan de beide handen: 5 + 5, maar in het midden zijn zij een eenheid, met elkaar verbonden.
4) Er zijn 10 Sefiroth. Tien, niet 9. Tien, niet 11. Als iemands handelen en pogen erop gericht zijn deze wijsheid te doorgronden, zal hij een wijs man worden. Denk diep na, gebruik uw intelligentie en uw voorstellingsvermogen steeds wanneer ge over dit alles na denk opdat hierdoor de Schepper in ere hersteld wordt.
5) De oorsprong van de Sefiroth heeft geen einde en een begin zonder grenzen; elk van hen is een grote afstand, een put van goed en kwaad, van onmetelijke diepte en van onmetelijke hoogte: zij zijn gevormd uit eindeloze afstanden van oost naar west, van noord naar zuid, alleen beheerst door de Heer vanaf Zijn Heilige Troon.
6) Hun aanblik is die van een schitterende vlam die oplicht als een bliksem, onzichtbaar en niet aan ruimte gebonden. Zijn flitsten naar buiten, van de Troon weg; weg van de Heer, komen terug, vallen voorover in Heilige aanbidding voor Zijn Troon en Het Woord dat zij spreken is gelijk de wervelstrom.
7) Hun einde is hun begin. Zij zijn gelijk een stralende vlam die opvlamt van het oppervlak van een laaiend kolenvuur. JHWH is groots in Zijn Eenheid. Geen is Hem gelijk.
8) Wanneer ge aan 10 Sefiroth denkt, bedek dan uw hart en verzegel de begeerte van uw lippen om Hun G´ddelijkheid te verkondigen. Doet de Geest het Juk aan. Mocht hij aan uw greep ontsnappen, strekt uw hand uit en breng hem weer onder uw leiding. Zoals gezegd is: ” …en de levenden snelden voort en keerden terug, gelijk een bliksemschicht…” Zo kwam het verbond tot stand.
9) Zij – de Sefiroth – openbaren de 10 getallen: In het eerste: de geest van de G´d des levens, luisterrijker dan de levende G´d: klank van de stem, de Geest en het Woord zijn van deze aard.
10) Het tweede: G´d vormt lucht uit de Geest en verandert deze lucht in 22 Klanken, de Letters van het alfabet, 3 van hen zijn de Moeders, 7 van hen zijn de dubbele Letters en 12 van hen zijn enkelvoudige Letters. Het derde: de wateren werden door Hem uit deze lucht gevormd. Hij schreef Zijn bedoelingen op de gladheid van hun oppervlakten. Uit de vormloze ruimte van klei en slijk vormde Hij de wateren, terwijl Hij het scheidde en vormde tot materie welke die der oorsprong is. Het vierde: en Hij vormde vuur uit dit water opdat Hij de Merkavàh (zie bladzijde 5) kon scheppen. En Ophanim, Serafim en Cheroebim waren de engelen die Hem hierin bijstonden. Met de hulp van deze drie werd de plaats die Hem onderdak gaf, voltooid. Aldus staat geschreven: “…Hij die Zijn engelen tot geesten maakte, zijn dienaren tot vlammend vuur…“
11) Uit de enkelvoudige Letters werden er drie gekozen en verzegeld, opdat zij gevormd konden worden tot de Glorierijke Naam IHV (het zijn de letters Jod, Heh en Wow: JHW: evenwicht tussen het mannelijk teken Scorpio en het vrouwelijke teken Maagd, in stand gehouden door de weegschaal als universele symboliek voor deze verzegeling. M.a.w. noodzaak en vrijheid in stand gehouden door harmonie). Met deze Naam werd het universum door Hem in 6 richtingen verzegeld. Het vijfde: naar boven opziend verzegelde Hij de hoogte met IHV. Het zesde: naar beneden neerziend verzegelde Hij de diepte met IVH. Het zevende: het oosten verzegelde Hij met HIV, dit deed Hij recht voor Zich uitziende. Het achtste: het westen, werd verzegeld met HVI, toen Hij omzag. Het negende: het zuiden werd verzegeld met VIH. Dit deed Hij kijkend naar rechts. Het tiende: het noorden werd verzegeld met VHI, dit kijkend naar links.
12) Ziet…de Geest van de lucht, het water en het vuur: hoogte, diepte, oosten, westen, noorden en zuiden…Zij zijn de emanatie van de 10 G´ddelijke Sefiroth.
Voor details van deze 12 punten, verwijs ik je naar ons verslag Sefer Jetsiràh (1:13)
Dit natuurlijke licht, deze Sefiroth, vertegenwoordigen de krachten die werkzaam zijn in de Ejn Sof zelf. In die zin dat zij de substantie van de werkelijkheid zijn, de schepping en al wat daarop volgt, is slechts uiterlijke ontwikkeling van G´d, een afspiegeling van iets dat niet uitgedrukt kan worden. Verder vormen de Sefiroth, door hun relatie tot de Letters van het hebreeuwse alfabet, óók de namen en uitdrukkingen van de Ejn Sof, zoals de Zohar zegt: “…Zijn Heilige Naam is geen andere dan deze lichten…”
DE 10 SEFIROTH
1. Sefiroth Kether: de Kroon der kennis, de Wil, het vriendelijke punt: in deze Sefiroth ligt het blauwdruk van het universum besloten (de Kroon). In Kether vangt de Ejn Sof haar uitstraling aan: “…Kether is de Wil: de gedachte, het beginsel aller beginselen. In haar is alles wat uit de Allerhoogste is. Haar G´ddelijke naam is Ehjeh, wat Ik ben betekent…” Binnen Kether zijn alle tegenstellingen in vreedzame eenheid aanwezig. Deze tegenstellingen verkeren in de Sefiroth, instaat van scheiding in potentie. Ze vinden hun evenwicht pas in de twee volgende Sefiroth. Kether vertegenwoordigt dit evenwicht als macht en kracht, rustend op de centrale as van een aanhangsel. Op dit punt van het centrale as, vinden de twee tegengestelde en elkaar bestrijdende krachten hun evenwicht. Deze Sefiroth wordt ook wel ‘het vriendelijke punt’ genoemd, omdat daar een monade (eenheid; punt; ondeelbaar bestanddeel) van pure energie die de kracht van alle tegenstellingen herbergt. Zijn 1e verschijningsvorm is als een vonk, die opening in de ruimte scheurt. Uit dit punt zullen de overige Sefiroth voortkomen. De verschijning van Kether is slechts de 1e openbaring van de Ejn Sof: de 1e uitdrukking van G´ds primaire Wil: een Wil tot Willen. Kether is het gevolg van de Ejn Sof en alleen in dat verband kunnen beide begrippen onderscheiden worden.
Een zijlijntje voor de geïnteresseerden: deze Sefiroth wordt door kabbalisten ook de onmetelijke gelaat of Macroprosopus. Het Hebreeuwse equivalent (gelijkwaardig woord of zulk een uitdrukking) van Macroprosopus is Arich Anpin: “Het Grote Gezicht”. Je moet weten dat elke Sefiroth 10 lichten in zich draagt, waarvan elk licht weer 10 lichten bevat tot het oneindige. Bij de Sefiroth waarvan alle lichten tegelijk werkzaam zijn, vormen een speciale groep: Partsoefim: het gelaat. In het 1e hoofdstuk van de Sifra di Tsenioetha (tweede deel van de Sefer-ha-Zohar) is gewijd aan een complete beschrijving van deze Macroprosopus. De beschrijving is als volgt:
De schedel van de Macroprosopus bestaat uit het licht van de Ejn Sof en een kristallijn vocht. Deze uitstraling dringt door 40.000 werelden, die superieur zijn aan onze wereld. Daarnaast bevat deze schedel 13.000 myriaden (tienduizendtal) werelden. De vocht waarin deze werelden drijven, stroom neer van zijn hoofd en heet het elixer (Sterk extract) te zijn dat doden opwekt voor de komende wereld. Zij is het Mana des Hemels, Melanesisch voor levenselixer, energie. Volgens kabbalisten is deze kristallijnen dauw in de schedel van Macroprosopus: wit van kleur, waarover in Exodus 16: 14 gesproken wordt: ‘oen de dauwlaag opgetrokken was, zie daar lag over de woestijn iets fijn, iets schilferigst, fijn als rijp op de aarde…’
Het vlies van het brein van de Macroprosopus heeft een opening naar de werelden die lager gelegen zijn, de lager gestelde Sefiroth. Vanuit de brein worden witte, schitterende straling uit gezonden langs 32 paden. De paden waar JHWH Zijn Naam vastlegde. De kabbalist verklaart dat met Genesis 11: 10: ‘er ontsprong in Eden een rivier om de Hof te bevochtigen…’, overeenkomend met de geschetste beeld van het brein en de opening van de 32 paden.
Zijn haar bestaat uit 7500 fijne, witte haren. Ieder haar heeft een lichtbron die licht uitstraalt naar 410 werelden. 410 is de numerieke waarde van het Woord Heilig.
Van het oog, dat gericht is op het universum (zijn andere oog is niet waarneembaar), wordt door de kabbalist aangehaald van Psalm 121: 4:‘zie de bewaarder van Israël sluimert noch slaapt…’ Dat oog, dat altijd geopend is, stopt met bestaan als het oog maar 1 oogwenk sluit. Vandaar dat zijn oog zonder ooglid afgebeeld wordt.
Vanuit zijn neusgaten stroomt de Geest naar de lagere werelden.
Zijn baard, net zo wit en fijn als zijn haar, is in 13 parten verdeeld: 13 is het symbool van de eenheid.
Bij deze beschrijving van de Macroprosopus dringt het “visioen van de Oude van Dagen” uit Daniël 7: 9 naar voren: ‘wiens kleed wit was als sneeuw en wiens haar blank was als wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen eronderuit laaiend vuur….’
2. Sefiroth Chochmah: de wijsheid van de kenner, de water van de wijsheid, de Vader der Vaderen. Chochmah lijkt op de vader. Deze Sefiroth manifesteert zich de wil tot het scheppen. Het is de wil tot scheppen die in de Zohar bedoeld (middels de 32 paden) bij de uitzetting dat er na de 1e doorbrak van G´ddelijke macht in het pleroma verscheen (de vestiging van Kether). Dat stralend punt verscheen dat Resjieth: “Begin” werd genoemd: het 1e scheppingswoord. Chochmah, de Sefiroth van G´dswijsheid, draagt het potentieel van de gehele schepping (kennis) in zich. De Kether daartegen bevat het plan voor deze schepping, zoals dit door de Ejn Sof in Hem geopenbaard ligt. Chochmah bevat de status nascendi, de aanzet, het brandend verlangen om het scheppingsplan uit te voeren. Zich uitdrukkend in wijsheid: het Woord, op het ogenblik van doorbreken. Het uiterst creatief aspect van de Ejn Sof zoals dat door Kether aan Chochmah is doorgegeven. Chochmah is de Vader van al het geschapene. Het aspect van wijsheid, dat opziet naar Kether, de kroon, klaar om het G´ddelijke plan uit de Ejn Sof te ontvangen, stralend naar beneden om de mensen te onderwijzen: ‘hoe talrijk zijn Uw werken, o Heer. Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt: de aarde is vol van uw schepselen.’ (Psalm 104: 24). ‘De Heer heeft door wijsheid de aarde gevormd, door verstand de Hemelen vastgelegd.’ (Spreuken 3: 19).
Chochmah wordt in kabbalistisch- en Hebreeuwse geschriften met Zij aangeduid: een vrouwelijke zelfstandig naamwoord. Verwarrend, wanneer je bij bestuderingen van de Sefiroth, Chochmah als mannelijk wordt aangeduid (Vader der Vaderen). Kabbalist en auteur Mathers vond de oplossing: iedere Sefiroth is tweeslachtig. De Sefiroth is vrouwelijk gericht wanneer zij ontvankelijk is van het voorafgaande Sefiroth en hij is mannelijk wanneer hij betrekking van overdracht heeft. Dit met uitzondering van Kether (de 1e Sefiroth) en Malchoet (de laatste Sefiroth). Kether is mannelijk, omdat het voorafgaande ontbreekt en Malchoet is vrouwelijk, omdat zij alleen ontvangend en er geen Sefiroth na haar komt.
3. Sefiroth Binah: verstand en begrip. Binah is de verheven moeder Imma. Uit haar volgen de overige Sefiroth. Binah drukt het manifest uit van de het eens verborgen G´ddelijke zinnebeeld van de wereld.
Chochmah is overgegaan in Binah (de ontvankelijkheid): het verenigen van wijsheid (Chochmah) en begrip (Binah). Daaruit komt de Zoon voort: Da’ath: rede. Deze Zoon wordt niet als een Sefiroth gerekend. Binah, Chochmah en Kether staan als drietal voor de gehele Openbaring van het G´ddelijk denken: kroon, wijsheid, begrip. Deze drie Sefiroth kunnen in één gerekend worden.
De reden dat er zoveel aandacht aan dit 1e drietal Sefiroth gegeven wordt, ligt in het feit dat over hen de meest specifieke informatie is overgeleverd. Zij symboliseren tevens de Heilige werking in de wereld van de Ejn Sof. Het is niet onmogelijk dat de 1e drieëenheid haar oorsprong heeft in Job 28: 10- 12: ‘…in de rotsen houwt hij gangen uit en allerlei kostbaars ziet zijn oog. De bronnen der stromen damt hij af en hij brengt het verborgene aan het licht. Maar de wijsheid waar wordt zij gevonden? En waar is de verblijfplaats van het Inzicht?’ Om het verband te zien tussen Job 28 en de stelling vande 1e drieëenheid wat te verduidelijken, is het aangeraden om een passage uit de Zohar te lezen: “…dat de bron van de Zee één, derhalve Kether is. Dat de stroom die uit deze bron voortkomt, twee, derhalve Chochmah is. Dat zij – de bron – gevormd als een vat zo klein als de letter Jod, de wijsheid – uitstortende – fontein is (hetzelfde als het water van de wijzen, bladzijde 21). Dat Kether wiens oog allerlei kostbaars ziet (Job). In de aarde een bedding uithouwt, waarin het fluïdum van deze wijsheid – uitstortende – fontein uitstroomt: derhalve uitstroomt in Binah (zee), de Sefiroth die staat voor intelligentie en begrip. Het universele intellect of verstand, ook Imma, de Moeder genoemd…”
Zie je het verband met Job en de drie Sefiroth m.b.v. de Zohar? In Jesaja 11: 15 wordt het gevolg, de overige 7 Sefiroth, beschreven: ‘…dan zal de Heer de Zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal Zijn hand tegen de rivier bewegen met de gloed van Zijn adem…en Hij zal haar tot 7 beken (de laatste 7 Sefiroth) uiteenslaan.’:
# Het is de Kether die de rivieren uit de rotsen houwt, terwijl zijn oog alles overziet,
# Het is de Kether die de 1e golf van uitstraling van de zich emanerende Ejn Sof ontvangt, de instromende G´ddelijke straling temperend, er voor waakt dat zij niet overstroomt.
# Het is de Kether die het aspect van de G´ddelijke eenheid van de Ejn Sof voortbrengt in het symbolisch anagram (letterkeer; woord, zin of zinspreuk, verkregen door verplaatsing van de letters van een ander woord of andere zin of zinspreuk), “de eenheid der tegengestelden”, waardoor op een eenvoudige wijze wordt aangeduid wat verborgen is: de 3e Sefiroth, het vrouwelijk Binah (zij ontvangt).
Wanneer een kabbalist mediteert, wordt hij door Moses Cordovero gewaarschuwd om de contemplatie (beschouwing, bespiegeling, in G´dsdienstige zin) niet op de Moeder (Binah) en de twee hogere Sefiroth te richten, maar op de jongeren, de 7 latere Sefiroth. Cordovero komt met de volgende Bijbeltekst: ‘wanneer ge onderweg een vol vogelnest aantreft in een of een andere boom of op de grond, met jongeren of eieren – en de moeder zit op de jongeren of op de eieren – dan zult ge met de jongen niet ook de moeder wegnemen; de moeder zult ge in ieder geval laten vliegen, maar de jongen moogt ge meenemen opdat het U wél ga en U lang leeft.’ (Deuteronomium 22: 6 en 7). Dit, omdat het drietal een G´ddelijke drieëenheid is. Dat houdt in dat niemand deze Sefiroth kan verdragen zonder te sterven. Ze zijn zo vervult met het G´ddelijk vuur, dat het niet uitgesloten kan worden dat door contemplatie dit G´ddelijke drietal, of één daarvan, wordt opgeroepen en ongetemperd over de mediterende heen komt en hem vernietigt. Vergeet niet dat ik reeds vertelde dat de 1e 3 Sefiroth tot de 1e wereld Atsiloeth behoort (zie bladzijde 11). Dat is de wereld van de G´ddelijke uitstraling, de Ejn Sof manifesteert zich daar als pure energie, dat weer doorgegeven zou worden aan de mediterende. De gelovige Jood weet dat en als bescherming (symbool) tegen de straling van de 1e wereld, de straling die hem ten boven gaat, draagt hij de kipah of jarmoelka, het schedelkapje.
Wat ook interessant is dat Cordovero’s verwijzing naar Deuteronomium 22 enige duidelijkheid brengt in de volgende passage in de Zohar: “…wanneer de Messias komt, hij zal komen uit de Hof van Eden, uit een plaats genaamd: het nest van de vogel…” Je moet weten dat Sefiroth Chochmah het synoniem is van Eden. Er wordt hier dus verwezen naar Chochmah en Binah, daar Chochmah met Eden en Binah met de moedervogel op het nest met jongen, de lagere Sefiroth, overeenkomt.
Het is de drietallig formatie van de G´ddelijke Gedachte die het leven doorgeeft aan het hier direct opvolgend drietal:
4. Sefiroth Chesed: genade en liefde. Chesed vertegenwoordigt de liefde en genade van G´d, voorafgegaan door de eenheid uit wijsheid en begrip (Chochmah en Binah). Chesed wordt als een mannelijke kracht gezien: een productieve en leven schenkende kracht die zich alleen manifesteert in het universum, maar ook in de mens op zich. Hij vertegenwoordigt op symbolische wijze de zich uitbreidende wil van het 1e drietal. “…om de krachten in Chesed – de genade – in te dammen, de 5e Sefiroth, Gevoerah (ook wel in het Hebreeuws Din, maar we houden het bij Gevoerah), werd geschapen…”
5. Sefiroth Gevoerah: oordeel of macht. Gevoerah is de macht van G´d, de Sefiroth van de rechtvaardigheid en de gestrengheid: straf en vrees. Ze tempert de kracht van Chesed, terwijl Chesed mannelijk op haar in werkt. Omgekeerd wordt haar macht getemperd door Chesed, de genade, in optimale wederkerigheid, van volstrekte harmonie. Zoals Chesed in haar genade het leven vertegenwoordigt, vertegenwoordigt de Gevoerah de dood. Gevoerah staat voor de 1e scheppingsdag (de 1e Sefiroth van de 6 Sefiroth die de verhoudingen in de stof regeren). De 1e scheppingsdag, is de dag waarop G´d het licht schiep en de duisternis van de oorspronkelijke chaos scheidde van het licht om het 1e dag en 1e nacht te maken. Een leuk gegeven door de Italiaanse filosoof en Bijbelexegeet Obadja ben Sforno (1475- 1550): het licht waar het 1e hoofdstuk van Genesis over spreekt, was een speciaal licht, een licht dat alleen gedurende 7 scheppingsdagen bestond. Deze veronderstelling zou gebaseerd zijn op de gedachte dat er geen licht kon zijn op de 1e dag, omdat de zon en de maan pas op de 4e dag geschapen werd. Voor de kabbalist is het geen probleem, integendeel, het is voor hem de bevestiging dat dit 1e licht – dat een speciaal licht moest zijn – niets anders dan de emanatie van de Ejn Sof was.
Gevoerah symboliseert de 2e scheppingsdag, toen G´d de wateren scheidde door het stellen van het uitspansel in het midden van de wateren. Met wateren wordt de bewerking van Chesed (boven) en de werking van Gevoerah (beneden) bedoeld. Het is het evenwicht in schoonheid (volgende Sefiroth Thifereth). Deze schoonheid is hier de Hemel of Sjamajim, het Hebreeuwse woord voor: samentrekking, in het begrip “er zij water!’, shamajim. Deze samentrekking staat ook voor Esj wamajim: vuur en water. De Spaanse dichter-exegeet Abraham ibn Ezra (1092- 1162) zegt dat het uitspansel hier “…de atmosfeer die het vuur der schepping als inhoud heeft…” Dit vuur, dat tot volle ontwikkeling komt, nadat G´d met de wind de aarde droog had gemaakt, is de hemel, die de wateren scheidt.
Wat trouwens een mooi woord is, is Roeach, het woord voor de Geest G´ds, die over wateren zweefde (Genesis 1: 1).
6. Sefiroth Thifereth: schoonheid. Thifereth is het gemeenschappelijk treffen van Chesed en Gevoerah: het middenpunt tussen leven en dood, genade en oordeel. Thifereth is het hart van de wereld: de zon en daardoor het hart van de Hemelse mens, Adam Kadmon (zie bladzijde 13, 14 en 15). Thifereth symboliseert de 3e scheppingsdag. De dag waarop de wateren zich samentrekken en het land droogvalt. Op deze dag werd ook het plantaardig leven geschapen.
Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de onstuimige scheppingsvloed van Chesed en de barse gestrengheid van Gevoerah. Dit evenwicht wordt gevonden in de schoonheid, maar dan de schoonheid van Thifereth, in duidelijke betekenis van volmaakte harmonie.
Thifereth wordt ook Zair Anpin, het Kleine Gelaat genoemd. Het belangrijkste verschil tussen het Grote Gelaat (Macroprosopus) en het Kleine Gelaat (Microprosopus) ligt in de opvatting dat de Macroprosopus, een deel van zichzelf in Kether, beschouwt moet worden als niet manifest, terwijl Microprosopus zowel niet als wel manifest gezien kan worden. Dit gegeven berust op de bekendheid met zijn beeltenis. De Microprosopus heeft in tegenstelling tot de Macroprosopus:
Zwart haar: ‘…want mijn hoofd is vol dauw, mijn loken zijn als droppels van de nacht…’ (Hooglied 5: 2).
De ogen van Microprosopus hebben allebei oogleden, in tegenstelling tot de Macroprosopus (behoeder van Israël), die 1 oog steeds geopend heeft en geen oogleden heeft.
Geslacht: de Microprosopus is tweeslachtig. In de Idra Rabba (zie bladzijde 7, derde gedeelte van de Zohar) wordt gezegd dat de tweeslachtigheid ontspringt op de plaats waarin het lichaam van de Microprosopus, tussen de armen, als volgt wort aangeduid: “Het is hier dat wij het hoofd van de vrouw vinden. Eén zijde van het gezicht wordt door het haar bedekt.” Dit beeld, deze gestalte van Thifereth, de Hermafrodiet (wezen dat kenmerken van beide geslachten in zich verenigt), vindt ook oorsprong in het hart: het middenpunt van het universum dat Thifereth is. De zon, het beginsel of de eigenschap van Sefiroth.
We hadden een stukje terug over de 1e drieëntal: Kether, Chochmah en Binah. In de manifestatie van Thifereth is het 2e drietal, het drietal van G´ds morele macht (zetel van ethische eigenschappen) voltooid.
Het volgende drietal – het 3e drietal – omvat de Sefiroth Netsach, Hod en Jesod.
7. Sefiroth Netsach: overwinning en vasthoudendheid van de zon en de maan. Netsach is mannelijk. Met Netsach vangt de 4e scheppingsdag aan: op deze dag schiep G´d de zon en de maan. Netsach is de 1e van de 3 krachtprincipes en vertegenwoordigt het rechte been van de Microprosopus, zoals de Gevoerah de linkerarm en de Chesed de rechterarm van de Microprosopus vertegenwoordigt.
8. Sefiroth Hod: majesteit of luister. Hod is vrouwlijk en passief van aard en werkt op Netsach in. Hod symboliseert de 5e scheppingsdag. Op die dag schiep G´d de levende wezens in de zee en het gevogelte aan het uitspansel. In deze Sefiroth ziet de kabbalist het linkerbeen van de Microprosopus; met de Sefiroth Netsach van zegepraal verstaat de Zohar de uitdijende werking in het universum, de voortzetting, de kracht en de uitbreiding in deze Sefiroth. De Sefiroth Hod en Netsach worden daarom ook de Heirscharen van JHWH genoemd, aldus de Zohar.
9. Sefiroth Jesod: grondslag. Jesod symboliseert zowel de mannelijke- als de vrouwelijke geslachtsdelen: het is de zetel van het beginsel van de voortplanting, sexualiteit. Jesod voltooit het 3e drietal: G´ds creatieve kracht in de materie vertegenwoordigt. Jesod staat voor de 6e scheppingsdag: op deze dag schiep G´d Adam en Eva.
Deze Sefiroth is de laatste van de 6 ledenmaten van de Microprosopus. Volgens de Sifra di Tsenioetha (zie bladzijde 7, de 2e deel van de Zohar):
1. Symboliseert Chesed (genade) de rechterarm,
2. Symboliseert Gevoerah (oordeel of macht(de linkerarm),
3. Symboliseert Thifereth (schoonheid) de romp,
4. Symboliseert Netsach (overwinning) het rechterbeen en de rechterdij,
5. Symboliseert Hod (luister) het linkerbeen en de linkerdij,
6. Symboliseert Jesod (grondslag) de voortplantingsorganen van de Microprosopus.
De Sefiroth zijn derhalve in de volgende drietallen verdeelbaar:
1.1e drietal: Kether, Chochmah en Binah, waarbij Chochmah en Binah Abba (Vader) en Imma (Moeder) genoemd worden. Zij schenken het leven aan:
2. 2e drietal: Chesed, Gevoerah en Thifereth, dat de morele kracht van de Ejn Sof in het universum vertegenwoordigt.
3. 3e drietal: Netsach, Hod en Jesod. Symbolisch gezien het stoffelijke universum in alle veelzijdigheid. Jesod symboliseert het evenwicht in tegenstellingen.
10. Sefiroth Malchoeth: koninkrijk. Malchoeth is vrouwelijk en een passief beginsel. Door haar stroomt de genade van de Ejn Sof, naar de lagere werelden. Zoals Kether evenwicht en harmonie is van de ‘aanvang’, zo is Malchoeth de harmonie en het evenwicht van het einde. Malchoeth symboliseert de voeten van Adam Kadmon. Malchoeth staat voor de 7e scheppingsdag: de 7e dag rustte G´d.
De 10 Sefiroth zijn over de 4 werelden verdeeld:
1. 1e drietal: wereld Atsiloeth,
2. 2e drietal: wereld Beri’ah,
3. 3e drietal: wereld Jetsiràh,
4. Sefiroth Malchoeth: wereld Assiah.
Tot zover de wijze waarop de Ejn Sof zich manifesteert in emanerend werking van de Sefiroth. Let wel: de Sefiroth zijn géén aspecten van de schepping. Ze zijn het resultaat van Zijn G´ddelijke uitvloeiing. Het is een grote fout, wanneer je dit niet onderscheiden kan. Scheppen is namelijk iets anders dan het wezenlijke van de schepper tot stand brengt: iets wat geheel buiten de Schepper staat en dat in staat is volledig uit zichzelf te bestaan als onafhankelijke eenheid en/of entiteit.
Emanatie is een daad van stromen, maar ook de handeling – het stromen – is afhankelijk van deze bron indien de handeling moet blijven. Wat voor de Sefiroth stroomt, is het licht van de Ejn Sof. Met en door dit stromend licht bestaan zij. Zij zijn samengesteld uit dat licht van de Ejn Sof. Daar zij gezamenlijk het licht van de Ejn Sof ontvangen, delen zij ook elkaars hoedanigheden. De aard van de onderlinge verschillen in deze hoedanigheden wordt slechts bepaald door de mate waarin de ene kwaliteit de andere overheerst, zulks binnen de context van de naam die de betreffende Sefiroth draagt. Los van dit gegeven zijn zij allen gelijk in kracht en waarde.
De Partsoefim van de Zohar
De theorie van de Partsoefim: de theorie van de gezichten.
Het is een opvatting die niet voorkomt in de Sefer Jetsiràh, maar in de Idra Rabba, 3e deel van de Sefer-ha-Zohar. Vanuit de Idra Rabba en wat ander materiaal uit de Zohar zelf, heeft Isaäk Luria een groot deel van deze opvatting over de gezichten verder uitgewerkt.
Deze Partsoefim zijn:
1. Kether, de Macroprosopus,
2. Chochmah, Abba,
3. Binah, Imma,
4. Thifereth, de Microprosopus,
5. De Sjechinah.
Deze partsoefim zijn een differentiatie (het ontstaan van verscheidenheid in oorspronkelijke eenvormigheid) van de krachten van G´d, zoals die in feite bestaan. Het zijn de archetypische of mythologische voorstellingen die naar voren treden vanuit de noodzaak deze G´dskrachten te verbinden met meer herkenbare en meer hanteerbare voorstellingen. De 5 genoemde partsoefim zijn archetypische modellen van duidelijke universele aard en derhalve niet typerend voor een bepaald religieus of mystiek-filosofisch systeem.
Adam Kadmon – de Hemelse of 1e mens
Het is nuttig het volgende door te nemen: er zijn kabbalisten die van mening zijn dat de 1e vorm, die door de lichtstraal van de zich emanerende Ejn Sof geordend werd, niet de Sefiroth, maar het lichaam van Adam Kadmon was en dat vanuit dit lichaam de Sefiroth opvlamden. We moeten in deze context eerst de Sefiroth beschouwen, waarin zij gelden als delen van het lichaam van de Hemelse mens:
1. Kether – de Kroon – vormt het hoofd van deze Hemelse mens.
2. Chochmah – wijsheid – wordt gekenmerkt als het brein.
3. Binah – begrip – is het hart van Adam Kadmon. Het is ook de bindende schakel in dit geheel. Zij verenigt het hart en intelligentie, veel betekenend voor deze mystiek.
Deze drie Sefiroth vormen het hoofd en de functies die bij het hoofd van de Hemelse mens horen. Het is ook nuttig hier op te merken dat in het systeem van de Sefiroth, het hart (Binah) vrouwelijk en passief of ontvankelijk is. Het luistert als een moeder (Imma, de Hemelse moeder) naar haar kind en tempert de soms kille computer van het brein (Chochmah) dat plan na plan maakt en de wil heeft om ze uit te voeren.
De volgende drietal:
1. Chesed – de genade – de rechterarm van Adam Kadmon.
2. Gevoerah – oordeel of macht – de linkerarm.
3,Thifereth – schoonheid – de borst van dit mens.
De tweede drietal Sefiroth verwijst naar de activiteit van genade en oordeel van rechter- en linkerarm. Zij werken samen om schoonheid (borst) te bouwen die Binah, het hart, inwoning biedt.
De 3e drietal:
1. Netsach – overwinning en vastberadenheid – rechterbeen en rechterdij.
2. Hod – luister of heerlijkheid – linkerbeen en linkerdij van dit mens.
3. Jesod – de grondslag en zetel van de voortplanting – vertegenwoordigt Adams voortplantingsorganen.
Jesod verenigt de 7e en de 8e Sefiroth tot een paar dat de materiële wereld vormt.
Wat zegt de Zohar over deze Jesod? “…zo zal alles weer terugkomen tot de grondslag (Jesod), waaruit alles voortkomt. In deze grondslag ligt alle Zaad en kracht opgezameld…”
De laatste Sefiroth:
=> Malchoeth – koninkrijk – staat voor harmonie en volmaaktheid in Adam Kadmon.
Wanneer je naar een tekening van Adam Kadmon kijkt, wordt hij altijd met de rug naar voren afgebeeld. De waarnemer ziet hem dus altijd op de rug. Dit vindt zijn oorsprong in Exodus 33: 18- 23, waar Mozes G´d vraagt Zijn glorie te tonen: ‘…maar hij zeide: doe mij toch Uw heerlijkheid zien. Hij nu zeide: Ik zal Mijn luister aan U doen voorbijgaan en de Naam des Heren voor U uitroepen. Ik zal genadig zijn, wie Ik genadig ben en Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm. Hij zeide: Ge zult Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven. En de Here zeide: Zie bij Mij is een plaats waar Gij op de rots kunt staan; wanneer Mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik U in de rotsholte zetten en u met Mijn hand bedekken, totdat Ik ben voorbij gegaan. Dan zal Ik Mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden…’
Deze theorie, de emanatie van de Ejn Sof, leidde tot de vorming van het lichaam van de Hemelse mens, komt van het Luriaans kabbalisme vandaan. Veel kabbalisten zien Adam Kadmon als de 1e G´d die door de mens begrepen kan worden, daar hij – de mens dus – naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen is. Van de 1e configuratie (onderlinge verhouding of gesteldheid van zaken of toestanden) uit, welke Adam Kadmon is, schoot het licht uit ogen, mond en neus. Dit licht, dat zich tot stralen concentreerde, vormt de verborgen configuraties van het universum: systemen en constructies; deze zijn zo geheim, dat ze op de huidige dag niet beschreven zijn.
De val van Adam Kadmon
Daarna barstte uit de ogen van deze Hemelse mens de straling los die de centrale rol in de schepping zou hebben. Maar de schalen die gemaakt waren om deze straling op te vangen en te bewaren, braken onder de geweldige spanning opdat het licht uiteen spatte in miljoenen deeltjes. Deze miljoenen deeltjes zonken tot in het donkerste uithoeken van het pleroma (de vestiging van Kether). Hieruit komt het kwaad voort: het omhulsel. Een nieuwe straling was nodig. Deze kwam uit het voorhoofd van Adam Kadmon. Zij leidde tot de configuratie van Sefiroth zoals die thans geldt. Deze val van het licht leidde tot het breken van de schalen, is de opvatting van veel kabbalisten; geëvenaard door de val van Adam in het Hof van Eden. De oorspronkelijke harmonie, die G´d geleidelijk in Zijn schepping wilde grondvesten, werd verstoord door de val van het licht in het breken van de schalen: de vestiging van het kwaad.
De zondeval van Adam in het Hof van Eden was onvermijdelijk, omdat het archetypische model van deze val – in de val van het licht in Adam Kadmon – reeds had plaatsgevonden. Het probleem betreffende het herstel van de oorspronkelijke eenheid, lag niet langer bij G´d alleen: de mens is nu evenveel verantwoordelijk voor dit herstel. De Adam van het Hof van Eden is de antropologische (waarbij de mens in samenhang met de kosmos wordt beschouwd) tegenhanger van de ontologische (bijv. ontologisch G´dsbewijs bewijs van het bestaan van G´d uit het begrip G´d) Adam Kadmon. Daarom moet het lichaam van deze aardse mens op dezelfde wijze in het systeem van de Sefiroth staan, zoals bij de Hemelse mens. In ieder mens schuilt de Adam die verbannen is en terug wilt naar herstel van de orde in de schepping. De terugkeer naar het aards paradijs: de Hof van Eden.
De Sefiroth als mandala
In het kabbalisme denkt men dat het herstel van de Hemelse Adam kan plaatsvinden m.b.v. de sterfelijke aardse mens. De aardse mens is hier zowel werkplaats als werker. D.w.z.: dat zonder de aardse mens niet mogelijk is zonder hiervan de weerslag in de onsterfelijke tegenhanger te ervaren. In dit mysterie vormen de Sefiroth de sleutel. De Sefiroth gaan te werk als mandala. Mandala kan je op 2 manieren bekijken:
1. Het is een vierkant of rechthoek met cirkels als symbool. In dit geval is het een magische diagram voor meditatiedoeleinden: “de weg naar het midden.”
2. In dit geval zijn de Sefiroth als mandala met als doel de samenhang, de weg naar het licht te zijn. Zij verbinden het eigen innerlijke. Ik denk dat zij het innerlijke van de Hemelse- en de aardse Adam verbinden, zodat “de krachten van hogere (Hemelse) en lagere (aardse) dingen verenigen.” (Hermes)
De drie zuilen
Naast de verdeling van de Sefiroth in 3 drietallen (+ één), is er nog en indeling van de Sefiroth, d.m.v. zuilen:
* Zuil 1: mededogen: zij is de rechtse zuil en omvat de Sefiroth: Chochmah, Chesed en Netsach (van boven naar beneden).
* Zuil 2: zuiverheid: zij is de middelste zuil en omvat de Sefiroth: Kether, Thifereth, Jesod en Malchoeth (van boven naar beneden).
* Zuil 3: de gerechtigheid: zij is de linker zuil en omvat de Sefiroth: Binah, Gevoerah en Hod (van boven naar beneden).
De zuilen ‘gerechtigheid’ en ‘mededogen’ worden in evenwicht gehouden door de zuil in het midden, de ‘zuiverheid.’ De Zohar noemt deze middelste zuil de volmaakte zuil.
Hoe je de Sefiroth verbindt binnen de zuilen
Je moet je houden aan de volgorde van de ‘gewone’ 3 drietallen (+ één).
1. We beginnen bij Kether; deze zit boven in de middelste zuil. Vanuit Kether trek je een lijn naar boven in de rechter zuil, naar Chochmah.
2. Vanuit Chochmah trek je een lijn naar de linker zuil bovenin, naar Binah.
3. Vanuit Binah trek je een lijn naar de rechter zuil, naar Chesed.
4. Vanuit Chesed trek je een lijn naar de linker zuil, naar Gevoerah.
5. Vanuit Gevoerah trek je een lijn naar de middelste zuil, naar Thifereth.
6. Vanuit Thifereth trek je een lijn naar de rechter zuil, naar Netsach.
7. Vanuit Netsach trek je een lijn naar de linker zuil naar Hod.
8. Vanuit Hod trek je een lijn naar de middelste zuil, naar Jesod.
9. Vanuit Jesod trek je een lijn naar beneden (je blijft in dezelfde zuil), naar Malchoeth.
10. Bij Malchoeth, onderaan in de middelste zuil, stopt het.
Diepere relatie tussen de 3 zuilen
In deze zuilopstelling openbaart zich voor het eerst de idee van de 3 machten:
1. De macht van de linker zijde: de duisternis.
2. De macht van de rechter zijde: het licht.
3. De macht van het midden: de ziel.
De macht van het midden wordt ook wel de Sjechinàh, de vrouwelijke tegenhanger van G´d. Volgens algemene kabbalistische opvatting is de middelste zuil ‘de boom des levens’ en vormen de andere zuilen tezamen ‘de boom van kennis van goed en kwaad’.
* Zuil van mededogen ontleent haar naam van de middelste Sefiroth: Chesed: genade of liefde.
* Zuil der gerechtigheid ontleent haar naam ook van de middelste Sefiroth: Gevoerah: oordeel of macht.
* Zuil van het midden vormt een directe verbinding tussen de G´ddelijke wereld van Kether en de stoffelijke wereld van Malchoeth. Zij vormen twee uitersten: Kether bovenaan en Malchoeth onderaan.
Sefiroth als boom
Nog een benadering van de Sefiroth. Na de benaderingen 3 drietallen (+ één) en de zuilen, komen wij op de benadering van de Sefiroth als boom, ‘boom des levens’ in het paradijs. De middelste zuil is de stam van de boom en de rechter- en linker zuilen zijn de takken van de boom. De Zohar zegt: “…dat de Tora de boom des levens is en dat allen die zich hier aan wijden zeker kunnen zijn van het leven in de komende wereld.”
Er zijn kabbalistische opvattingen die verder gaan en op grond van de overeenkomst tussen de leer en de boom en de 10 Sefiroth stellen dat G´d, bij aanvang van Zijn schepping, de daad alles wat ‘komen zou’ in de Sefiroth Chesed grifte. Daarom wordt Chesed ook wel Tora Keloelav genoemd: de geopende Tora. Chesed bevat hierdoor de geschreven en gesproken leer. Deze leer bleef in Chesed tot op het ogenblik waarop Chesed door Chochmah en Binah werd geactiveerd. Vanaf dat moment werd de geschreven leer van de Schepper gevestigd in Thifereth en de gesproken leer in de schatkamer van Malchoeth.
De boom des levens en de boom van kennis van goed en kwaad
De Zohar vertelt over de boom des levens. Die boom staat in het midden van de Hof en strekt uit over een afstand van 500 jaar gaans en aan de voet van de boom ontspringt een rivier en ‘het gedierte des velds’ hebben in de schaduw van de boom een weide. Er wordt verder in de Zohar gezegd dat de rivier die aan de voet van de boom zich ontspringt, zich opsplitst in tal van kleinere stromen en dat deze stromen leiden naar de boom van kennis van goed en kwaad. De laatst genoemde boom heet zo, omdat hij door twee tegengestelde krachten wordt gevoed. Deze boom wordt in het verband gebracht met de 6 scheppingsdagen en is met betrekking tot deze dagen opgebouwd uit de Sefiroth Chesed t/m Jesod, die deel uitmaken van de Microprosopus. De configuratie van de Sefiroth in het algemeen onthult dus een tweevoudig structuur:
1.de 1e drie Sefiroth vormen de boom des levens.
2. De 2e en het 3e drietal vormen de boom der kennis van goed en kwaad.
Beide structuren symboliseren de Hof van Eden. De Malchoeth vertegenwoordigt de wereld buiten hen. Logisch: zij vertegenwoordigt immers de 4e wereld: Assiah (zie bladzijde 11). Assiah is deze wereld en het verschil tussen de wereld en de Hof van Eden is onbeschrijfelijk groot.
Een andere opvatting: de boom des levens, waarvan gezegd wordt dat hij in het midden van de Hof staat, heeft een spil en deze spil is opgebouwd uit de Sefirothische benadering van de schepping. Dat zou uit Kether, Thifereth, Jesod en Malchoeth bestaan (bij vorige benadering speelde Malchoeth niet mee), gelijk als de middelste zuil, zuiverheid; de volmaakte zuil. De boom van kennis van goed en kwaad daartegen, bestaat uit 2 tegengestelde kanten in de 6 Sefiroth die hen omringen (de donkere linker zuil en de lichte rechter zuil). Toen de mens van deze boom at, riep hij de krachten op van goed en kwaad. Volgens sommige kabbalisten is er daarom disharmonie in de wereld en daarom zijn de tegenstellingen in de schepping in conflict.
Sjechinàh en het menselijk lichaam als de boom van eeuwig leven
De boom des levens wordt ook vaak als de Sjechinàh (in dit geval de G’ddelijke ziel) aangegeven, omdat zij alleen de tegengestelden in zich verenigt. De boom is de middenweg van het lichaam, waar klappende handen samenkomen. Hij is de boom van het eeuwig leven, omdat hij de ziel is. Tenzij de mens zich verenigt met de karakteristieken van de Sefiroth, die de boom des levens vormen, zal de mens geen toekomstig leven kennen. Veel kabbalisten menen dat de Sefirothische boom het menselijk lichaam symboliseert. In het licht van recente ontdekkingen en verklaringen van oosterse Yoga-meditatietechnieken, gericht op het transcendente, blijkt veel voor deze opvatting te spreken, aldus sommige kabbalisten. We hadden al besproken dat linker- en rechterzijde van de Sefirothische configuratie staan voor de armen van Adam Kadmon en de verticale reeks Sefiroth in het midden van romp vormen. Het zou misschien juister zijn, de lijn die van Kether via Thifereth naar Jesod en Malchoeth loopt, te zien als de ruggengraat van Adam. In de leer van Kundalini yoga, wordt dit verder uitgediept. Als christen gaat mij iets te ver om daar tijd aan te besteden, daar ik in mijn andere verslagen pleit je daarop niet te begeven.
De 32 paden der wijsheid
De 32 paden vormen in het Sefirothische diagram de verbindende schakels tussen de Sefiroth onderling. De hoedanigheid en de aard van het pad wordt bepaald door de corresponderende letter en de 2 Sefiroth die van verschillende zijden op het pad inwerken. Kabbalist Knuth Stenring heeft in zijn vertaling van de Sefer Jetsiràh deze 32 paden besproken en wij gaan alleen zíjn inhoud over de 32 paden bespreken.
————————————-
WORDT VERVOLGD: https://www.dinekevankooten.nl/archief/kabbalah-02/
of de oorspronkelijke website: https://jodendom-online.nl/articles.php?view=article&id=144&subpage=0