Tomás Halík kan niet geloven in een God zonder imperfecties
Sinds de jaren zestig is jeugdigheid en vitaliteit de norm, maar het is tijd om ruimte te maken voor imperfectie en verwonding, zegt de Tjechische theoloog en priester Tomás Halík.
auteur: Stevo Akkerman
datum: 2 maart 2019
website: https://www.trouw.nl/
Nog voor de gast iets heeft kunnen vragen, komt Tomás Halík aanzetten met iets dat de omvang heeft van een ouderwets telefoonboek, en daar ook inhoudelijk wel enigszins op lijkt. Het is de gebonden uitgave van een steunverklaring aan paus Franciscus, voorzien van de namen en functies van meer dan 75.000 ondertekenaars wereldwijd. ‘Pro pope Francis’, heet het boekwerk, voortgekomen uit een initiatief van Halík, priester en hoogleraar filosofie en sociologie in Praag.
In de verklaring, een reactie op de kritiek die Franciscus krijgt uit conservatieve kring, wordt de paus geprezen omdat ‘gewonde mensen hem direct in het hart raken’ en omdat hij de kerk ziet ‘als een veldhospitaal in de marge van het bestaan’. Die termen zouden zo uit het jongste boek van Halík geplukt kunnen zijn; ‘Raak de wonden aan’, lovend besproken in Trouw, heeft als centrale boodschap dat het geloof pas echt gestalte krijgt in de imperfectie, de verwonding en het lijden.
Volgens Halík, die ook psychotherapeut is geweest, is de betekenis van het gewond-zijn uit het zicht verdwenen sinds de jaren zestig. Na het kanteljaar 1968 is de jeugd, en daarmee de onbekommerde vitaliteit, de maat aller dingen geworden. “De opstand van de jeugd tegen alle autoriteit – ‘vertrouw niemand boven de dertig’ – werd in politiek opzicht onschadelijk gemaakt, maar schoot cultureel toch wortel”, zegt hij. “Paradoxaal genoeg werd jeugdigheid het icoon van een consumptiecultuur waar 1968 zich juist tegen verzette, en sindsdien doet ook de politieke macht er alles aan zich te presenteren als jong, sportief, good looking en succesvol. Leiders willen perfecte menselijk wezens zijn. Zonder wonden.”
We hebben onze eigen illusies op het schild geheven?
“Ja, maar we naderen het einde daarvan. In de opkomst van het populisme zie je dat de keerzijde van de globalisering zich laat gelden, mensen raken in de knel, de illusie van eeuwige jeugd en onstuitbare vooruitgang staat op barsten, en dat is goed. Ik geloof in het adagium van C.G. Jung dat wij onze schaduw moeten accepteren. Het Evangelie zegt dat alleen de waarheid ons vrij kan maken. En de waarheid impliceert bescheidenheid en erkenning van onze wonden. Dan begrijpen we onszelf beter en daardoor ook de ander. Volgens Jung is heelheid voor mensen iets anders dan perfectie: het is compleet-zijn, inclusief de donkere kant. We vinden dat ook terug bij Nietzsche. Bij alle nadruk op het licht – de Verlichting, het licht van de ratio – wees hij op de waarde van de nacht.
Het tragische maakt deel uit van ons bestaan. Als we dat onderdrukken, gaat het mis, dan projecteren we onze gebreken op de ander. Zo gaat het ook bij twijfels aangaande het geloof. Ook de meest militante fanatici kennen die twijfels, maar ze kunnen er niet mee leven, en projecteren ze dan op de afvalligen, door via hen oorlog te voeren tegen hun eigen onzekerheid. En ik denk dat voor atheïsten spiegelbeeldig hetzelfde geldt.”
De waarde van de twijfel is me duidelijk. Maar hoe zit dat met de schaduw, het duister, de nacht, de zonde zo u wilt?
“Het is niet voor niets dat we de mis vooraf laten gaan door de belijdenis van schuld; wij hebben gezondigd. Want er bestaat altijd de verleiding alleen onze zondagse ik mee te nemen naar de kerk. Ik ken het van mijn werk als psychotherapeut, toen ik werkte met alcoholverslaafden. Er waren altijd cliënten die de alcoholist bij de deur achterlieten. Tijdens de therapie ging alles geweldig, maar als ze vertrokken stond de alcoholist op hen te wachten om zo snel mogelijk weer naar de kroeg te gaan. Het enige dat zin heeft, is te zijn zoals je bent.”
Dat klinkt goed, bevrijdend zelfs. Maar geldt dat ook voor zonde en schuld?
“Paus Fransiscus, die zichzelf altijd een zondaar noemt, zegt daarover: je mag zondigen, maar heb geen giftig hart. We moeten het begrip zonde ontmythologiseren, het is gewoon deel van ons leven. Maar ons hart is belangrijk. En vergeving. Door te zondigen keren we terug tot het stof waaruit we geschapen zijn, door vergeving blaast God zijn geest in ons en staan we weer op.”
Is God ook gewond? Kan God gewond zijn?
“Ja, dat is de diepste betekenis van het dogma van de menselijke én goddelijke natuur van Christus. Dat maakt het mogelijk te spreken over de wonden van God, zelfs de dood van God. Door de wonden van Christus kunnen we een God zien die betrokken is bij de mens – geen apathische, heidense god die zich onttrekt aan het menselijk lijden. God staat aan de kant van degenen die lijden, Hij is één van hen.”
In uw boek ‘Geduld met God’ beschreef u Hem als een afwezige God. Kan Hij tegelijkertijd betrokken en afwezig zijn?
“Dat is de kern van het christendom en de sleutel ligt in het verhaal van Pasen: dood en opstanding. Jezus roept vanaf het kruis: Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Dat was zijn diepste verwonding, die van het hart, zoals beschreven in de zinsnede uit de belijdenis die zegt dat Jezus ‘nederdaalde in de hel’. De hel, dat was het afgesneden zijn van God. De diepste duisternis, de kruisiging van het geloof. Voor mij is heel belangrijk dat deze schreeuw van Jezus zowel een vraag is als een gebed: hij transformeert de ervaring van het gescheiden zijn van God, of de dood van God, tot een gebed. Een vraag. En geen mens kan die beantwoorden. Dat kan God alleen, en zijn antwoord is de opstanding.
De opstanding is geen happy end. Geen herstel van de situatie zoals die was, maar iets radicaal nieuws. Ik noem het de resurrectio continua, een proces, een verborgen rivier die zich van tijd tot tijd openbaart in de geschiedenis en in het leven van mensen. Dat zijn de momenten van bekering, zoals die van bijbelse figuren als Thomas en Paulus, en ook die van ons, bewust of onbewust. Het is mogelijk ‘ja’ te zeggen tegen Jezus en het evangelie zonder het te weten: hij is anoniem aanwezig in de mensen die lijden, en wie hen helpt, helpt hem. Overal waar wij de behoeftigen bijstaan, vindt de wederkomst van Christus plaats.”
De opstanding is niet het weer levend worden van een lijk, schrijft u. Wat is het dan wel?
“Het is het antwoord van de Vader op de vraag van Jezus. Waarom, met welk doel, hebt U mij verlaten? Het antwoord is: er is iets wat machtiger is dan de dood, en dat is de boodschap van Jezus, de boodschap van liefde. Hij gaat ons voor in het geloof, zelfs na de dood, Hij leeft in het geloof van de kerk, in de sacramenten, de liturgie, de charitas. En Hij leeft ook buiten de kerk. Het christendom heeft geen monopolie op Christus. Door zijn menselijkheid kunnen we iets zien van het mysterie van het absolute, het is een venster waardoor wij God kunnen zien. Maar we zien Hem en het absolute altijd maar gedeeltelijk, nooit in zijn geheel. Jezus is het levende symbool van een God die op geheimzinnige en mysterieuze wijze aanwezig is in alles.”
De opstanding betekent ook niet het einde van de verwonding?
“Nee, de opgestane Christus hééft zijn wonden. Ze vormen de legitimatie van zijn authenticiteit. Ik houd van de legende van Sint-Maarten, die wordt bezocht door Satan in de gedaante van Christus. Sint-Maarten vraagt hem: waar zijn je wonden? En net als hij kan ik niet geloven in een God zonder wonden, een Christus zonder wonden, een kerk zonder wonden.”
Is fundamentalisme het negeren van onze wonden?
“Ja. In die zin dat het het geloof verandert in een ideologie, zonder twijfels, zonder tekortkomingen, zonder onzekerheid.”
Priester en psychotherapeut
Tomás Halík (Praag, 1948) sloot zich tijdens het communisme aan bij de rooms-katholieke kerk en was actief bij de ondergrondse universiteit, nadat het regime hem tot vijand van de staat had verklaard. Hij werd in 1978 in het geheim tot priester gewijd, terwijl hij werkte als psychotherapeut. Na de Fluwelen Revolutie werd hij hoogleraar Filosofie en Sociologie aan de Karelsuniversiteit. Zijn boeken zijn in vele talen vertaald en in 2014 ontving hij de prestigieuze Templetonprijs. Onder Johannes Paulus II was Halík lid van de pauselijke Raad voor de dialoog met niet-gelovigen.