Lichaam en belichamen
Het handboek van Phoenix Opleidingen Utrecht PASSE-PARTOUT staat vol met begripsomschrijvingen. Begrippen die in mijn vak als coach gebruikt worden en in de persoonlijke ontwikkeling van mensen noodzakelijk zijn, ter bevordering van het bewust-zijn en gewaar-zijn. Het boek is zorgvuldig geschreven door mijn leermeesters Wibe Veenbaas, Morten Hjort, Mirjam Broekhuizen en Mirjam Dirkx. (871 pagina’s, ISBN 9789081989244, april 2019, te bestellen bij: Phoenix Opleidingen Utrecht).
Hier uit dat boek overgenomen wat er geschreven staat over LICHAAM en BELICHAMEN. (pagina 430 t/m 433)
DEFINITIES:
Het lichaam is ons fysieke lijf, ons thuis in het bestaan dat existeert in de wederkerigheid van relaties.
Belichamen is het vorm- en betekenis geven aan begrippen via het lijf, zodat deze ervaarbaar worden in de ontmoeting.
OMSCHRIJVING
Het lichaam is in ons ambacht een belangrijk instrument, het is je middel tot herinnering, expressie en waarneming. In de visie van Phoenix kun je de mens niet loskoppelen van de context waar hij uit voortkomt, noch van zijn ervaringswereld. Je lichaam is een schatkist van ervaringen. Het herinnert zich, van spierniveau tot zenuwstelsel, van bewuste tot onbewuste ervaringen. Het verhaalt van alles wat het aan imprints heeft opgeslagen, het toont je levensverhaal en dat van je nest in je stokken en stromen. Hetzelfde geldt voor de clienten. Het lichaam is dus ook een belangrijk diagnostisch instrument. Belichamen is iets abstracts of onstoffelijks concreet maken door het fysiek te ervaren en vorm te geven. Abstracte thema’s, zoals autonomie, contact, ontmoeting, bonding, hechting, intimiteit, nabijheid, kwetsbaarheid en aanraakbaarheid kunnen geleerd en geintegreerd worden door het lijf erbij te betrekken. Het zijn leerconcepten die je in de ontmoeting over kunt dragen, wanneer je deze zowel op cognitief niveau als voor het lijf – op ervaringsniveau – toegankelijk maakt. Een door jou geintegreerd en belichaamd begrip wordt door de ander op ervaringsniveau verstaan. Het staat als het ware model voor dat wat de ander aan het leren is. Je vertegenwoordigt de te leren beweging. Lichaam en belichamen zijn sleutelbegrippen in ons ambacht.
HET INTENTIONELE LICHAAM
Het lichaam is een intentionele toestand: er zit een bedoeling achter, het beoogt iets, precies zoals het lichaam van een kind een vraag is aan de wereld. Door uit te reiken naar zijn moeder voor voeding via de vele uitdrukkingen van zijn lijfje, vraagt het om een gepast antwoord. Dit uitreiken doet het nog niet bewust, iets beweegt het kind en dat noemen we de intentie. Zoals dit voor het kind geldt, zo geldt dat ook voor de client. Zijn lichaam, zijn primaire reacties en bewegingen, zijn een intentionele vraag aan jou als begeleider. Het gaat erom de bedoeling ervan te leren verstaan. Ook al klinkt het woord ‘intentioneel’ als bewuste bedoeling, de primaire bewegingen van het lijf zijn instinctief van aard. Om met het intentionele lichaam te kunenn werken, moet je de existentiele laag van ons mens-zijn verstaan. Deze laag verwijst naar het overlevingssysteem, de relatievelden van weleer en de daar geleerde hechtingspatronen. Wat ons intentionele lichaam leerde in relaties in de lotsgemeenschap waarin we geboren zijn, ligt in imprints in het lichaam opgesloten. Het stokken is daarom ingang tot leren van het nog ongeleerde.
BELICHAMEN ALS CONDITIE IN HET BEGELEIDINGSWERK: instrument zijn
Het lichaam existeert in relaties. We bewegen en worden bewogen en dat geldt ook voor de client die iets bij je komt leren. leder van ons leeft zijn vraag aan de wereld. Dit vraagt van jou als begeleider om een relatie te belichamen die het leren van de client dient, zodat het nog niet geleerde kan worden geleerd. Dit proces doet zich lijfelijk voor. Je ontmoet het sluiten van de ander in de ontmoeting tussen jullie beiden en via dat sluiten, kom je bij het vastzitten in de relatie met een betekenisvolle ander van weleer. Als begeleider moet je langs je eigen overlevingssysteem en angsten om de plek te vinden van waaruit je in de verbonden ontmoeting kunt staan. Als je die reis als begeleider veel geoefend hebt, komt er grond, een ruimer, dragend veld. Dat is nodig om de intentionele vraag van de client te verstaan, om voor te gaan in het incarnatieproces en de client te leren om thuis te raken in zijn lijf. Je richt je aandacht op het parallelproces van contact maken, vermijden of verbreken, zoals zich dat voordoet bij de client, bij jezelf en tussen jullie beiden. Hoe hij spreekt, kijkt of zich terugtrekt uit het contact geeft informatie over hoe jij als begeleider contact maakt, of juist niet. Bewust zijn van je eigen beweging en terugkeren tot contact, opent bij hem de mogelijkheid om hierin mee te gaan. Zo zet je jezelf in als instrument in het contact en ga je voor in de te leren beweging.
HET LICHAAM; waarneming en expressie
Je lichaam speelt een fundamentele rol in het begrjipen van de wereld en je interactie daarmee. Je zintuigen, je lichaamsbewustzijn en je interpretatie van signalen bepalen hoe je jezelf en de wereld om je heen waarneemt. Je lijf is je instrument om jezelf, de ander en de wereld te begrijpen. Het representeert op geheel eigen wijze wat het in de ontmoeting met de ander ontmoet en reageert onmiddellijk op wat het waarneemt. Zo word je je bijvoorbeeld gewaar van je eigen instinctieve bewegingein van in en uit contact gaan en van die van de ander. Daarbij geldt dat hoe meer je in je lijf present bent, ofwel hoe meer je ‘inwezig aanwezig’ bent, hoe meer je gewaar kunt zijn. Je lijf is niet alleen je instrument om waar te nemen, het is ook je expressiemiddel. Door middel van je lichaamshouding en bewegingen, je energie, stemgebruik, ademhaling, gezichtsexpressie, de vorm van je gestalte en de wijze waarop je je lijf bewoont, druk je je fysiek uit. Je lijf vertelt over de vrij toegankelijke en verboden gebieden, over scriptpatronen, imprints, liefde en loyaliteit en maskers. Warme en koude plekken, spiergroepen die gemakkelijk verkrampen en plekken die herhaaldelijk je aandacht trekken: ze verhalen over wat je ooit hebt aangetroffen en de reactie van je lichaam daarop. Wie lijven op deze wijze leert lezen, heeft veel diagnostisch materiaal voorhanden.
DE TAAL VAN HET LICHAAM
Je kunt als begeleider in de ontmoeting veel lezen, zodra je het verband tussen imprints, taal en lijf gaat waarnemen. Imprints tonen zich in iemands fysiologische en verbale expressie, ze verhalen in subtiele schakeringen van de gebeutenissen van weleer. Het lijft heeft alle imprints opgeslagen op celniveau. De cellen en de fysiologie resoneren direct zodra een imprint aangeraakt wordt: plotseling hevig blozen of bleek worden, de adem stokt, het zweet staat in de handen, trillen of bewegen. De adrenaline suist door je lijf, terwijl je op dat moment niet weet wat er in je is aangeraakt. De imprintvormende ervaring zelf is immers naar de vergetelheid van het onbewuste vertrokken. Het lijf is expressief, het drukt zich direct uit in de imprints die iemand heeft opgedaan. Je kunt ze als volgt waarnemen:
* energetisch
De energie die iemand bij zich draagt of op een specifiek moment toont, zoals weggetrokken of aanwezig, voorzichtig of doortastend, warm of ijzig
* fysiek
De wijze waarop iemand beweegt, zoals de open borst of de opgetrokken schouders, de ademhaling die stokt of stroomt, de kin die omhoog gaat of het hoofd dat buigen kan.
* gestalt
Het totaalbeeld van de waargenomen energetische en fysieke uitdrukkingen.
* inordening en plekbesef
*De gestalt geplaatst in de context waar deze uit voortkomt.
FENOMELOGIE EN HET LIJF
Hoe meer je je bewust bent van je eigen lichamelijke reacties, hoe beter je fenomenen kunt interpreteren. Je lijf kan niet anders dan reageren: de ander die je tegenover je treft, beantwoord je automatisch met lichamelijke en geestelijke reacties. Je kunt niet altijd helder onderscheiden over wie of wat deze reactie wat vertelt, het kan over de ander gaan, maar het kunnen ook jouw projecties op de ander zijn. Je bent als waarnemer onderdeel van het waargenomene, er bestaat niet zoiets als een objectieve werkelijkheid. Door je te oefenen in het waarnemen van de verschijnselen en elk fenomeen te onderzoeken op zowel je interne als externe grens, leer je ervaren wat jouw reacties vertellen over jezelf en over de ander. Zo leer je je eigen projecties en overdrachtspatronen scheiden van de ander en kun je helder waarnemen.
DE BETEKENIS VAN HANDELEN EN DE CONSEQUENTEIS VAN HANDELEN
Al het handelen en niet-handelen heeft consequenties, het gaat om wat je doet en wat je nalaat te doen. Rondlopen met een idee en daarover praten heeft onvoldoende draagkracht, zo manifesteert het zich niet. In het integreren van je intentie in je handelen, vindt manifestatie plaats en zo krijgt je intentie vormkracht, betekenis en effect. Het toont zich in hoe je met de aarde, het leven, jezelf en andere mensen omgaat. Niet als het idee of intentie, maar in de praktijk belichaamd en vormgegeven. Handelen gaat in ons ambacht dus zowel over je concrete daden of het nalaten ervan, als over wat je bewust en onbewuste belichaamt en weergeeft, zoals een frons tussen de ogen, je taal- en woordgebruik, gestalt en gebaren, adem en lichaamsbewegingen. Aan de reacties van anderen merk je soms dat je met je transmissies andere aspecten weergeeft dan die je beoogde. De verantwoordelijkheid nemen voor de consequenties van je overdracht en resonanties, vraagt oefening in congruentie, consistentie en authenticiteit. Het vraagt om je projecties terug te nemen en nog onvoltooide leerbewegingen te integreren, zodat je belichaamd in de ontmoeitng en de relatie staat en ondubbelzinnig bent in wat je wilt overdragen. Wat je bij de ander oproept, wordt zo een leerlandschap voor jezelf, je leert steeds meer instrument te zijn. Je hebt daarvoor een buiten nodig, iemand die je aanspreekt en een beroep op je doet. Binnenlaten, aannemen en de wezenlijke betrekking aangaan, doet rijpen, leren en groeien. Door te erkennen wat er is – niet het leven zoals je wilde dat het was of zoals je vond dat het moest zijn, maar het leven zoals het is – ga je in de werkelijkheid staan. Erkennen en aanspreken gaan hand in hand: in hoe je de ander treftt, tref je ook jezelf aan. Je trekt lering uit de consequenties van je handelen.
FACILITEREN VAN DE LEVENSBEWEGING
Leven is leren bewegen en groeien in relatie en ontmoeting. Met de levensbeweging doelen we op de universele wetten van het leven die voor alle mensen gelden. Als we specifieker inzoomen op het lichaam spreken we van de incarnatiebeweging (het Latijnse incarnare betekent ‘in het vlees komen’): een levenslange ontdekkingsreis door de opgeslagen herinneringen in je lijf en in cellen. Het omvat het gehele proces van individuatie, van op steeds diepere lagen jezelf leren kennen en thuiskomen bij diegenen die je in potentie bent. De levensbeweging dringt zich aan ons op en geeft keer op keer opdrachten en ontwikkeltaken die wij in ons lijf moeten leren integreren. Denk aan de ontwikkeltaken in verschillende levensfasen, zoals ze door Margaret Mahler en Erik Erikson zijn omschreven of aan de animus- en animaintegratie van Carl Jung. Het lijf is hierbij telkens de toegangspoort om je eigen fysieke gewaarwordingen te leren verstaan. Je stokken, je pantseren, je vervloeien, je vertrekken… je moet het achterwaarts thuisbrengen om voorwaartse bewegingen te genereren. In dit proces van incarneren kom je steeds meer thuis in je eigen lijf. Je leert je basispatronen van hechten en de fysieke weerslag ervan kennen, je weet naar welke imprints je lijf je terugvoert. Je leert hoe de maskers zich tonen, met welke bewegingen, gebaren en toonhoogtenuances en je weet welke triggers je masker doen verstrakken. Je leert permissief te zijn naar je defensiemechanismen, de overlevingskracht erin te zien en je staat jezelf toe om jezelf te tonen met je kracht en met je kwetsbaarheden. Je leert je eigen verwondingen te verzorgen en daarmee wordt je lijf als totaal toegankelijker, met alle potentie die het herbergt. Door de incarnatiebeweging rijp je als mens en als begeleider en dien je de client in de ontwikkeltaken waar het leven hem voor stelt.