Succesmonnik Anselm Grün
Anselm Grün voldoet aan het stereotype beeld van een monnik: een oude man met een lange grijze baard in donkere monnikspij. Zijn ogen vertellen echter een heel ander verhaal: die sprankelen als die van een jongen van 16. Een kennismaking in kloostersfeer met deze veelgeprezen, maar ook omstreden ‘succesmonnik’, wiens boeken – meer dan honderdvijftig – vertaald worden voor een miljoenenpubliek.
datum: oktober 2008
website: https://visie.eo.nl/
Ergens onder Würzburg ligt de Benediktiner-Abtei Münsterschwarzach. De vaste verblijfplaats van Anselm Grün duikt plotseling op langs de Duitse Autobahn. Vier ranke torens steken de helblauwe lucht in. De abdij oogt imposant en solide; een baken na een lange, vermoeiende reis. Die reis leek op het leven; vol oponthoud en files die de innerlijke rust op de proef stelden. Misschien heeft Anselm een wijs antwoord op het fileleed rondom zijn klooster. Hij houdt twee keer per week een lezing en reist dus heel wat af. “O, die files!” glimlacht de monnik bij de verklaring van ons late arriveren. “Daar word ik ook onrustig van. Maar zo’n moment is bij uitstek geschikt om je te oefenen in innerlijke rust.” Als hij richting Nederland vertrekt voor een lezing, staat hij als gewoonlijk voor vijf uur op en reist dan voor de drukte uit. “Als ik toch in de file kom, is het de kunst om de onrust geen macht te geven. We kunnen de onrust niet totaal wegnemen, maar wel zorgen dat het niet de macht overneemt. Kijk ook eens waaróm je onrustig bent. Misschien wijst het wel op onderliggende problemen.”
Vrouw
Anselm zou er een boek over kunnen schrijven, zoals hij al over zoveel onderwerpen deed. Bijbelstudies, verhandelingen over rust, angst, grenzen stellen en bezielend leiding geven; geen onderwerp lijkt hem vreemd. In de boekhandel naast de abdij ligt een boek met een uitbundig lachende, prachtige vrouw op de voorkant, met de vraag hoe je een vrouw naar Gods hart wordt. Verrassend genoeg is de monnik, die nog nooit een vrouw aan zijn zijde heeft gehad, een van de schrijvers. Hij houdt zijn voordrachten over de hele wereld, en is net terug uit Argentinië, Brazilië en Taiwan. Het lijkt een vlucht uit het sobere celibataire kloosterleven, maar volgens Anselm Grün is dat slechts schijn. “Ik keer altijd weer terug naar deze plek. Drie ochtenden in de week schrijf ik. De rest van de tijd houd ik mij aan de vaste structuur hier in huis. Elke ochtend sta ik om twintig voor vijf op voor de gebeden en ik houd iedere dag drie uur stille tijd.” Daarnaast is hij ook nog de kellenaar, de econoom van het klooster. Mede door de vele inkomsten van zijn boeken gaat het financieel niet slecht. “Maar ik doe het niet voor het geld. Ik schrijf om mensen te helpen het christelijk geloof te vinden. Ik wil ze bemoedigen en oprichten.” Enthousiast: “Het verheugt me dat ik de oude bronnen voor mensen mag uitleggen, zodat ze zullen groeien in geloof.”
Gregoriaans
Anselm is vertrouwd met de structuur van het kloosterleven. Nog voor de kloosterklokken de vesper inluiden, is hij al klaar voor de avonddienst. Door een labyrint van gangen spoeden wij ons achter de ruisende gewaden aan naar de plek waar God vijf keer per dag wordt toegezongen. Dit klooster is een van de oudste in de omgeving en de kapel is indrukwekkend met zijn hoge gewelven, ronde gotische bogen, gebeeldhouwde heiligen en het gefilterde licht dat door de gebrandschilderde ramen naar binnen valt. Vooraan staat een groot houten kruis met Jezus in schamele doeken. Rondom het altaar zitten de monniken in houten banken tegenover elkaar. De kaarsen branden terwijl de akoestiek ervoor zorgt dat het gregoriaanse gezang tot in de kleinste hoekjes gedragen wordt. Hier daalt de rust vanzelf neer op ziel en zin, zou de protestantse dichter Nicolaas Beets kunnen zeggen. Grote kans echter dat niet alle 98 monniken die er vandaag zijn dat zo ervaren. In dit klooster bevindt zich namelijk ook een retraitehuis voor ‘opgebrande’ monniken die een geestelijke crisis in hun leven ervaren.
Kans
Anselm begeleidt deze monniken. “Het is heel bijzonder om naast iemand te mogen staan in zijn lijden. Wij consolideren ons met deze mensen. Dat komt van het woord ‘consolare’. Con betekent samen, sola is alleen. Als wij iemand troosten, hebben we vaak de neiging om iemand te vertroosten; we hopen de pijn weg te nemen. Maar het is beter de moed tot consolari te hebben: iemand alleen durven laten in zijn eenzaamheid en daarbij te zijn. Een crisis is een kans om innerlijk verder te groeien. Als wij in een crisis raken, beoordelen wij die gelijk. We willen alles duiden: óf het is een straf van God, óf het komt door onszelf of door een ander.” Stellig: “Laat de duiding achterwege! Beter is het om de crisis te nemen zoals zij komt en de kans te grijpen daar goed op te reageren. Een crisis leert ons iets over ons zelfbeeld en over ons Godsbeeld. Het is dus een kans om jezelf en God beter te leren kennen.”
Zenmeditatie
Hij spreekt de woorden uit eigen ervaring, want hij maakte aan het begin van zijn ‘roeping’ een ernstige crisis mee. Als 10-jarige jongen wilde hij al het klooster in, aangevuurd door het enthousiasme van zijn oom, die monnik was. Hij kwam in het internaat bij het klooster terecht en trad op 19-jarige leeftijd in. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Anselm blikt terug: “Ik heb veel met mijn oom gedebatteerd of ik nu wel of niet zou intreden. Was het niet veel te benauwd en te burgerlijk? Ik was een jonge vent, met verlangens naar de andere sekse. Kon ik zo leven, zonder een vrouw?”
Het uiteindelijke antwoord was positief, maar dat kwam pas na een periode waarin hij zijn heil zocht in de psychologie en in zenmeditatie. Voor veel christenen is hij daarom omstreden. Anselm zou onder invloed van de zenmeditatie teveel gericht zijn op ‘de God in onszelf’. De kritiek raakt hem. “Ik zet Christus bovenaan. Ik word heus niet opeens een boeddhist, daar is geen twijfel over mogelijk. Wat hier als zenboeddhisme verkocht wordt, is in de filosofie helemaal geen religie. Zen heeft mij geleerd om te stoppen met oordelen en mij werkelijk een geliefd kind van Christus te weten. We moeten ons Christus inbeelden, om Hem ook werkelijk te kunnen uitbeelden. Wij kunnen iets van Jezus laten zien, als wij Hem ook werkelijk kennen.”
Hebben we voor dat kennen van Jezus aan de Bijbel niet genoeg?
“Kijk eens naar Paulus, Lucas en Johannes. Zij durfden ook met andere religies in gesprek te gaan. Daarbij stelden ze Jezus centraal. Ze hebben het christendom niet met andere religies vermengd, maar die filosofieën wel gebruikt om met andere ogen naar Jezus te kijken. Het verlossingswerk van Christus is een geheimenis, en ik wil dat geheimenis aan alle kanten ontdekken. Hij heeft ons ook verlost van de vraag hoe we die verlossing moeten zien.”
Het brengt u tot verregaande conclusies over dat geheimenis, namelijk dat Jezus’ offer voor God niet noodzakelijk is geweest.
“Inderdaad, daar zijn veel mensen over gevallen. Ik geloof dat God vergeeft omdat Hij God is. Daar was geen offer voor nodig. Maar Hij heeft ons Jezus gezonden om ons duidelijk te maken hoe lief Hij ons heeft. Er is geen grotere liefde dan van diegene die zijn leven geeft voor zijn vrienden. Hij is echt voor ons gestorven, om duidelijk te maken hoe groot die liefde is.”
De monnik vindt niet dat hij daarmee de kern uit het verlossingswerk haalt, namelijk dat er een straf en een offer noodzakelijk was om Gods toorn te stillen. “God is ten diepste een God van liefde en geen straffende God.”
Oordeel
Naar aanleiding van zijn uitspraken over het verlossingswerk van Jezus ontvangt hij boze en bezorgde brieven. “Ik moet zeggen dat die mij niet onberoerd laten,” geeft hij toe. “Ik wil de onrust van het oordeel van anderen ook niet bij mij binnenlaten, maar ik wil terug naar de bron, de Bijbel.
Veel mensen grijpen eerder naar uw boeken, dan naar de Bijbel. Wat vindt u daarvan?
“Dat komt omdat veel mensen de Bijbel niet goed begrijpen. Mijn boeken zijn gebaseerd op de psychologische wijsheden van Jezus en ze gaan over het leven zelf. Ik hoop dat mensen daardoor wel de Bijbel gaan lezen. En ik heb ook bijbelstudies geschreven. De Bijbel is en blijft altijd mijn inspiratiebron. Die inspiratiebron komt niet ten einde, omdat het geheimenis van God niet tot een einde komt. Ik heb ontzettend veel geschreven, maar er is nog nooit een boek geweest dat het geheimenis van God zelfs maar heeft kunnen benaderen. Het liefst zou ik zo’n boek nog wel schrijven, maar het is me nog nooit gelukt.”
U spreekt veel over innerlijke rust. Is dat niet makkelijk praten vanuit het klooster? Hoe moet dat in ons hectische bestaan?
Als antwoord toont Grün ons zijn ruime werkkamer. Zijn bureau ligt bezaaid met brieven die om een reactie vragen. Hij zucht, maar zijn ogen blijven lachen: “Volgens mij heb ik nog ruim honderd mails te beantwoorden en mijn agenda zit tot 2009 vol. De rust kun je niet vasthouden, alleen ervaren. Zorg dat je heilige tijd met God hebt, al is het maar vijf minuten per dag, en maak dat tot een ritueel. Het is een tijd waarin de wereld geen vat op je heeft en je werkelijk God kunt zoeken. En ga met je innerlijke beeld aan de slag. Laat je vullen met de Heilige Geest in plaats van met een oordeel over jezelf. Veel mensen ervaren God niet omdat ze zichzelf niet onderzoeken. Je mag voor Hem zijn wie je bent en je hoeft je niet anders voor te doen. Dat geeft mij vrijheid. Deze vrijheid is voor velen een onvrijheid. Ze zijn bang voor wat anderen van hen vinden. Maar dát noem ik onvrijheid!”
Hij denkt na en voegt dan nog toe: “Lees gewoon je bijbel en wees niet zo gefocust op Godservaring. Het verlangen naar God is al een spoor naar Hem, want uit onszelf is dat verlangen er niet.”
In zijn bibliotheek met vertalingen nodigt hij ons uit een van zijn boeken voor onszelf uit te zoeken. Grenzen stellen wordt direct van de plank gehaald. Na een korte ronde door de bloeiende binnentuin, schudt Anselm ons hartelijk de hand. “Dat boek wat je uitzocht, heb ik helemaal voor mezelf geschreven,” bekent hij, voordat de karakteristieke kloosterdeur achter hem dichtvalt.
Anselm kort & krachtig
Anselm Grün (63) werd geboren in 1945 in een gezin van zeven kinderen. Op zijn 19e trad hij in als monnik. In 1978 begon hij met schrijven, naast zijn functie als kellenaar. Dat resulteerde in meer dan 150 boeken, inmiddels in bijna dertig talen vertaald. Het leverde hem de titel ‘succesmonnik’ op, een term die hij overigens zelf glimlachend van de hand wijst.
Wat is uw grootste angst? “Als ik medebroeders zie die Alzheimer hebben, beangstigt het mij dat ik dat ook zou kunnen krijgen. Niet meer jezelf zijn, dat lijkt me vreselijk.”
Waar ergert u zich aan? Lachend: “Jazeker, ook ik erger me wel eens! Sommige broeders kunnen zo vreselijk omstandig, langzaam en traag zijn. Ik heb iets van ongeduld in mij.”
Wat is uw mooiste ervaring in het klooster? “De beleving van de lijdensweek maakt altijd weer indruk. In die week van stille godsdienst besef ik werkelijk hoeveel Jezus geleden heeft.”
Op welke plek in het klooster bent u het liefst? “De Krypta. Dat is de moderne stilteruimte met prachtige, moderne gebrandschilderde ramen.”
Wat is uw belangrijkste levensles? “Niet alles wat ik schrijf, hoef ik zelf te kunnen.”