Jung en EGO
Carl Gustav Jung, de beroemde Zwitserse psychiater en grondlegger van de analytische psychologie, heeft een belangrijke en complexe visie op het concept van het ‘Ego’. In zijn werk verwijst het ‘Ego’ naar een specifiek psychologisch fenomeen dat essentieel is voor het begrip van het individu en zijn interactie met de wereld. Dit concept van het Ego is veelzijdig en diepgaand, en het heeft invloed gehad op verschillende gebieden van de psychologie, zoals persoonlijkheidsontwikkeling, zelfbewustzijn en zelfs op psychologische therapieën.
In het taalgebruik van de hedendaagse psychologie vinden we een heel ander concept van Ego. Daarin is het namelijk het overlevingsmechanisme van een persoon. Om een bruggetje te maken tussen het gedachtengoed van het bedoelde Ego van Jung en het Ego als overlevingsmechanisme bij de hedendaagse psychologie vergelijk ik Jungs uitspraak over het Ego, met het begrip ik-sterkte. Daarmee doe ik Jung te kort, maar probeer ik de verwarring wat minder groot te maken.
Het Ego bij Jung
In de psychologische visie van Jung speelt het Ego een centrale rol in de ontwikkeling van het zelfbewustzijn. Het Ego is niet hetzelfde als het zelf, hoewel het vaak door elkaar wordt gebruikt in populaire cultuur. Voor Jung is het Ego slechts een deel van het geheel van de psyche, dat zich bevindt binnen de context van het grotere geheel dat hij het ‘zelf’ noemde. Het zelf omvat de gehele psychologische structuur van de persoon, inclusief zowel bewuste als onbewuste aspecten.
Jung omschreef het Ego als de bewuste persoonlijkheid van een individu — het is dat deel van de psyche waarmee een persoon zich identificeert, en het is datgene waardoor we onszelf als individuen ervaren in de dagelijkse realiteit. Het Ego is de bron van onze zelfperceptie, onze gedachten, herinneringen, en het is betrokken bij onze interactie met de buitenwereld. Het is de constructie die het mogelijk maakt om een gevoel van continuïteit in ons leven te behouden, die het ons mogelijk maakt om onszelf te zien als een samenhangend geheel, ondanks dat we constant in verandering zijn.
Jung onderscheidde verschillende lagen van de psyche: het bewuste Ego, het persoonlijke onbewuste, en het collectieve onbewuste. Het Ego bevindt zich in de top van deze piramide, met de persoonlijke en collectieve onbewuste daaronder, als de diepere lagen van de psyche die een invloed uitoefenen op hoe we onszelf en de wereld ervaren. Het Ego is dus niet de totale psyche, maar een dynamisch en veranderlijk onderdeel daarvan.
Het Ego en de Schaduw
Een belangrijk concept dat Jung met het Ego verbond, was dat van de ‘Schaduw’. De Schaduw bestaat uit de onbewuste delen van de psyche die we niet herkennen of die we liever niet zien — meestal negatieve of ongewenste aspecten van onszelf. Jung stelde dat we ons niet volledig kunnen ontwikkelen zonder de confrontatie met onze Schaduw, en dat het Ego vaak zijn schaduw probeert deze delen van onszelf door complexen aan het licht probeert te brengen..
Dit proces van onderdrukking kan leiden tot onbewuste conflicten die onze psychologische groei belemmeren. Het ego wordt dan gezien als een soort verdediging tegen de overweldigende kracht van de Schaduw. Het is belangrijk voor de integratie van de Schaduw in het ego om te zorgen voor een gezonde psychologische ontwikkeling. Jung stelde dat het doel van de individuatie, het proces van persoonlijke groei, het integreren van het onbewuste in het bewuste is — wat betekent dat we ons volledige zelf moeten omarmen, inclusief onze Schaduw.
Ego en Overleving
In veel hedendaagse psychologische benaderingen wordt het Ego geassocieerd met de concepten van overleving- en beschermingsmechanismen. Het Ego in die context speelt een belangrijke rol in het waarborgen van onze overleving in de fysieke wereld. Het helpt ons de dagelijkse uitdagingen van het leven te navigeren, om onszelf te beschermen tegen externe bedreigingen en om de noodzakelijke interacties met de sociale omgeving aan te gaan met onze overlevingsmechanismen. Die overlevingsmechanismen zorgen er voor dat we ons beschermen tegen herhaling van de pijn uit onze eerste 7 levensjaren (trauma – dat wat ik teveel heb gekregen en nog niet aankon of dat wat ik te weinig heb gekregen en zo nodig had gehad).
Echter, vanuit Jung’s perspectief is het Ego niet een instrument van overleving, maar het is het ‘raderwerk’ van de psyche dat een individu in staat stelt om zijn persoonlijke, unieke pad te volgen. Het Ego is daarom niet gericht op overleving in een fysiek en sociaal opzicht, maar ook op de psychologische ontwikkeling van de persoon als een autonoom, individueel wezen.
Het Ego van Jung en de Vertaling naar ‘Ik-sterkte’
De term ‘Ik-sterkte’ wordt in de Nederlandse psychologie vaak gebruikt om de mate van integratie en stabiliteit van een persoon in zijn of haar psychologische functioneren aan te duiden. Het verwijst naar het vermogen om met de eisen van het leven om te gaan, terwijl men tegelijkertijd een sterk en coherent zelfgevoel behoudt. In veel opzichten lijkt het concept van ‘Ik-sterkte’ dicht aan te sluiten bij wat Jung met het Ego bedoelt, maar er zijn belangrijke nuances.
Het verschil tussen het Ego bij Jung en de vertaling naar ‘ik-sterkte’ ligt voornamelijk in de focus. Het Ego is voor Jung een centraal onderdeel van het zelf, dat continu in dialoog staat met de onbewuste lagen van de psyche en voortdurend in ontwikkeling is. De term ‘ik-sterkte’ geeft de kwaliteit van iemand zijn persoonlijke ontwikkeling. Beide termen zijn dus dynamisch en altijd in ontwikkeling. Dit is het idee van individuatie, waar de voortdurende groei van de persoon centraal staat, wat het Ego in termen van Jung en de ik-sterkte in de Nederlandse psychologie voor staan.
Hoewel ‘ik-sterkte’ dus een aspect van Jung’s Ego zou kunnen weerspiegelen, is het niet precies hetzelfde. Het is mogelijk om het Ego te begrijpen als een functie van het zelf die een zekere ‘sterkte’ nodig heeft om zichzelf te handhaven en zich te ontwikkelen, maar het bevat ook elementen die verder gaan dan ik-sterkte. Het Ego bij Jung bevat het bewustzijn, het verlangen naar zelfverwerkelijking, en de integratie van diverse delen van de psyche — inclusief de Schaduw en andere onbewuste aspecten.
Kortom
Carl Gustav Jung’s concept van het Ego is een fundamenteel onderdeel van zijn psychologische theorie en speelt een sleutelrol in de manier waarop hij de psyche van een individu beschreef. Het Ego is niet slechts een overlevingsmechanisme, zoals het soms in moderne psychologische theorieën wordt gepresenteerd, maar een dynamisch en complex aspect van de psyche dat werkt als een middel om onszelf te begrijpen, te integreren en ons te verbinden met de diepere lagen van onszelf. De vertaling naar ‘ik-sterkte’ kan in sommige opzichten het functioneren van het Ego benaderen, maar doet geen volledig recht aan de dynamiek die Jung eraan toekende.
Het Ego is dus niet alleen een kwestie van overleven, maar ook van persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Het Ego heeft de taak om bewustzijn te creëren, om de Schaduw te confronteren en om de balans te vinden tussen de innerlijke en uiterlijke werelden. Het streven naar een sterke ‘ik-sterkte’ kan zeker helpen bij het realiseren van een gezond Ego, maar het is essentieel om te begrijpen dat dit slechts één aspect is van de grotere psychologische werkelijkheid die Jung beoogde te verkennen.