Christenvervolging en – eenheid
De vervolging van christenen door de Romeinse keizers vond plaats over een lange periode en varieerde in intensiteit afhankelijk van de heerser. Hier volgt een overzicht van keizers die bekend stonden om hun vervolgingen van christenen:
1. Keizer Nero (54–68 na Chr.)
Nero wordt vaak beschouwd als de eerste keizer die christenen systematisch vervolgde. Na de grote brand van Rome in 64 na Chr., waarvan hij mogelijk zelf de oorzaak was, gaf Nero de christenen de schuld en beschuldigde hen van brandstichting. Dit leidde tot gruwelijke vervolgingen waarbij veel christenen werden gemarteld en gedood, bijvoorbeeld door verbranding of door ze aan wilde dieren te voeden in de arena.
Zijn dood markeerde het begin van de zogenaamde Jaar van de Vier Keizers, een periode van politieke instabiliteit in Rome waarbij vier verschillende keizers achter elkaar kwamen: Galba, Otho, Vitellius en Vespasianus.
2. Keizer Domitianus (81–96 na Chr.)
Hoewel de vervolgingen onder Domitianus minder bekend zijn dan die onder Nero, worden er in sommige bronnen aanwijzingen gevonden dat Domitianus christenen vervolgde, vooral in het oosten van het rijk. Domitianus zou christenen als een bedreiging voor de traditionele Romeinse religie en keizerlijke eer beschouwen. Hij wordt vaak gezien als degene die de “eer van de keizer” als verplichting stelde, en christenen, die zich weigerden te buigen voor de keizer, werden vervolgd.
Tussen 96 en 98 na Christus regeerde Nerva als keizer van het Romeinse Rijk. Hij was keizer van 96 tot 98 na Christus en wordt vaak herinnerd als de eerste van de zogenaamde “Vijf Goede Keizers”.
Nerva kwam aan de macht na de dood van keizer Domitianus, die werd vermoord door leden van de keizerlijke garde. Nerva was relatief oud en werd gekozen door de Senaat, maar zijn heerschappij was kort, omdat hij niet echt een sterke militaire steun had. Desondanks wordt hij geprezen voor het herstel van de stabiliteit in het rijk en het bevorderen van goede bestuurlijke hervormingen.
Tijdens zijn korte heerschappij koos Nerva zijn opvolger, Trajanus, door hem als zijn adoptieve zoon aan te nemen. Dit was een belangrijk politiek gebaar dat het voortbestaan van de dynastie garandeerde. Nerva stierf in 98 na Christus en werd opgevolgd door Trajanus, die een van de grootste keizers van Rome zou worden.
3. Keizer Trajanus (98–117 na Chr.)
Trajanus voerde een meer systematische benadering van de christelijke vervolging, maar het was vooral gericht op het bestraffen van degenen die openlijk hun geloof beleden. In een brief aan de gouverneur van Bithynië, Plinius de Jongere, zei Trajanus dat christenen die weigerden te offeren aan de Romeinse goden en de keizer als god aanvaardden, de doodstraf moesten krijgen. Het vervolgen van christenen werd echter niet altijd actief gezocht; Trajanus leek zich meer te concentreren op degenen die zich actief tegen het Romeinse gezag verzetten.
Van 117 tot 161 na Christus was de Romeinse keizer Hadrianus aan de macht. Hadrianus regeerde van 117 tot 138 na Christus en wordt vaak geprezen voor zijn administratieve vaardigheden, militaire hervormingen en het versterken van de grenzen van het Romeinse Rijk.
Hadrianus volgde Trajanus op, die het Romeinse Rijk naar zijn grootste omvang had gebracht. In tegenstelling tot zijn voorganger, koos Hadrianus ervoor om de grenzen van het rijk te consolideren in plaats van verdere veroveringen na te streven. Hij legde de nadruk op het versterken van de defensieve grenzen, zoals de beroemde Hadrianusmuur in Britannia, die bedoeld was om de noordelijke grens van het rijk te beschermen tegen invallen van stammen uit Schotland.
Hadrianus werd opgevolgd door zijn adoptieve zoon Antoninus Pius, die van 138 tot 161 na Christus regeerde. Antoninus Pius wordt vaak gezien als een van de meest vreedzame en stabiele keizers van Rome, en zijn regering wordt gekarakteriseerd door een periode van welvaart en weinig militaire conflicten.
4. Keizer Marcus Aurelius (161–180 na Chr.)
Tijdens de regering van Marcus Aurelius vonden er vervolgingen plaats, vooral in de provincies, waar christenen als bedreigingen werden gezien vanwege hun weigering om de keizer te aanbidden. Marcus Aurelius stond niet bekend om zijn wreedheid, maar hij steunde wel de vervolging van christenen die zich verzetten tegen het Romeinse pantheon van goden. Marcus Aurelius wordt vaak herinnerd als een van de “Vijf Goede Keizers” en staat bekend om zijn wijsheid, filosofie en deugdzaamheid.
Na de dood van Marcus Aurelius in 180 na Christus werd zijn zoon Commodus zijn opvolger. Commodus regeerde van 180 tot 192 na Christus en wordt vaak gezien als een van de minder succesvolle keizers. Zijn heerschappij wordt gekarakteriseerd door steeds autocratischer gedrag, extravagante zelfverheerlijking en een afname van de stabiliteit binnen het rijk.
Commodus’ regering eindigde in 192 na Christus, toen hij werd vermoord, wat leidde tot een periode van politieke instabiliteit en de zogenaamde “Jaar van de Vijf Keizers” in 193 na Christus, waarin verschillende keizers om de macht streden.
5. Keizer Septimius Severus (193–211 na Chr.)
Na de turbulente periode van het Jaar van de Vijf Keizers, waarin verschillende keizers om de macht streden, kwam Septimius Severus aan de macht. Hij stichtte de Severische dynastie. Zijn regering werd gekarakteriseerd door militaire campagnes, met name in het oosten tegen Parthië, en het versterken van de militaire macht. Hij was een krachtige en pragmatische keizer die de stabiliteit in het rijk herstelde. Septimius Severus stierf in 211 na Christus.
Tijdens de regering van Severus werd er een breed beleid ingevoerd tegen christenen, vooral vanwege hun weigering om deel te nemen aan het traditionele Romeinse religieuze leven, wat hen in de ogen van de autoriteiten als een gevaar voor de stabiliteit van het rijk bracht. Severus gaf bevel om christenen te vervolgen en te doden, vooral als ze hun geloof openlijk beleden. Dit leidde tot een aantal martelaren, waaronder de heiligen Perpetua en Felicitas.
Van 211 tot 249 na Christus waren de keizers van het Romeinse rijk:
Septimius Severus (193-211 na Christus) – Hij regeerde van 193 tot zijn dood in 211 en vestigde de Severische dynastie.
Na zijn dood in 211 volgden zijn zonen Carus en Geta:
* Carus (211–217 na Christus) was de oudste zoon en regeerde na het overlijden van zijn vader.
* Geta (211–212 na Christus) was de jongere zoon, die samen met zijn broer Carus regeerde, maar werd kort daarna vermoord door Carus.
Na de dood van Geta, Carus werd leider
6. Keizer Decius (249–251 na Chr.)
Decius (regeerde van 249 tot 251 na Christus): Hij werd keizer in 249 na Christus, na een burgeroorlog waarin hij zijn voorganger, Philip de Arabier, versloeg. Decius is vooral bekend om zijn pogingen om het Romeinse rijk te herstellen tijdens de crisis van de derde eeuw, waaronder het instellen van een algemene keizerlijke vervolging van christenen. Zijn regering eindigde tragisch in 251, toen hij omkwam in de Slag bij Abritus tegen de Gothen, een barbarenv Volk dat het rijk bedreigde.
Decius was een van de keizers die een grote en systematische poging ondernam om het oude Romeinse geloof te herstellen. In 250 na Chr. vaardigde hij een edict uit dat alle burgers verplichtte om offers te brengen aan de Romeinse goden en de keizer te aanbidden. Degenen die weigerden (waaronder veel christenen) werden zwaar vervolgd, en velen werden gemarteld en gedood. Deze vervolging was een van de wreedste periodes van christenvervolging in het Romeinse rijk.
Tussen 251 en 253 na Christus regeerden de keizers Decius en Trebonianus Gallus:
Trebonianus Gallus (regeerde van 251 tot 253 na Christus): Na de dood van Decius werd Trebonianus Gallus keizer. Hij regeerde samen met zijn zoon Volusianus als co-keizer. De regering van Gallus werd gekarakteriseerd door voortdurende invasies door barbaren en interne onrust. Uiteindelijk werd Gallus in 253 vermoord door zijn eigen soldaten, en zijn zoon Volusianus werd ook gedood.
7. Keizer Valerianus (253–260 na Chr.)
Valerianus voerde eveneens zware vervolgingen van christenen. In 257 na Chr. vaardigde hij een edict uit dat christenen verbood om te vergaderen en hen verplichtte om offerdieren aan de Romeinse goden te offeren. In 258 na Chr. volgde een tweede edict waarin hij de executie van christelijke leiders en het in beslag nemen van hun eigendommen beval. Valerianus werd uiteindelijk door de Perzen gevangen genomen, maar zijn vervolgingen hadden grote gevolgen voor de christelijke gemeenschap.
Tussen 260 en 270 na Christus regeerden de keizers Gallienus en Claudius II Gothicus:
Gallienus (regeerde van 253 tot 268 na Christus): Gallienus was de zoon van de eerder genoemde Valerianus en regeerde als co-keizer met zijn vader van 253 tot 260. Na de gevangenneming van Valerianus door de Perzen in 260, werd Gallienus de enige keizer. Hij regeerde tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, een periode van grote instabiliteit, met interne conflicten, barbaarse invasies, en verschillende keizerlijke opstanden. Gallienus voerde enkele hervormingen door, maar zijn regering werd gekarakteriseerd door constante dreigingen van buitenaf en van binnenuit. Hij werd uiteindelijk vermoord in 268 na Christus.
Na de dood van Gallienus kwam Claudius II aan de macht. Hij stond bekend om zijn militaire successen, met name in de strijd tegen de Gothen, die hij versloeg in de Slag bij Naissus in 269. Claudius werd geprezen voor het herstellen van een zekere mate van stabiliteit in het rijk na de chaotische regeringen van Gallienus. Hij stierf echter in 270 na een kort regeringsperiode, mogelijk door ziekte. Claudius II werd opgevolgd door Aurelianus, die de stabiliteit verder zou herstellen.
8. Keizer Aurelianus (270–275 na Chr.)
Aurelianus voerde een beleid van vervolging tegen de christenen, hoewel hij zich voornamelijk richtte op andere religieuze minderheden, zoals de “Sol Invictus” (onoverwinnelijke zon) cultus. Zijn beleid was minder rigoureus dan dat van sommige van zijn voorgangers, maar hij ondersteunde de traditionele Romeinse religie en volgde een politiek die christenen en andere sekten als bedreigingen beschouwde.
Aurelianus (regeerde van 270 tot 275 na Christus): Aurelianus wordt vaak geprezen als een van de redders van het Romeinse rijk, omdat hij erin slaagde om het rijk te stabiliseren na de Crisis van de Derde Eeuw. Hij heroverde belangrijke gebieden die tijdelijk verloren waren gegaan, zoals het Palmyre rijk in het oosten en het Gallische rijk in het westen. Aurelianus was ook verantwoordelijk voor de versterking van de defensieve grenzen van het rijk en bouwde de beroemde Aurelianusmuur rond Rome. Hij werd vermoord in 275 na Christus, vermoedelijk door zijn eigen officieren.
Probus (regeerde van 276 tot 282 na Christus): Na de dood van Aurelianus werd Probus keizer. Hij was een vaardige militaire leider die verschillende succesvolle campagnes leidde, met name tegen de Germanen en andere barbaarse stammen. Onder zijn leiding werd het rijk verder versterkt en zijn vele overwinningen brachten tijdelijk stabiliteit. Probus werd echter in 282 na Christus vermoord door zijn eigen soldaten, die ontevreden waren over zijn strikte discipline.
Probus werd opgevolgd door Carus, die de troon besteeg na de moord op Probus in 283 na Christus.
9. Keizer Diocletianus (284–305 na Chr.)
Diocletianus wordt vaak gezien als de keizer die de grootste en laatste grote christenvervolgingen uitvoerde. In 303 na Chr. voerde hij de zogenaamde Grote Persecution uit, die begon met de vernietiging van christelijke kerken, boeken en heilige teksten. Diocletianus stelde wetten in die christenen verboden om openbare functies uit te oefenen, hun bezittingen in beslag werden genomen en ze zwaar werden gestraft. Deze vervolgingen duurden tot 311 na Chr. en werden beëindigd door het Edict van Tolerantie van zijn opvolger Galerius.
10. Keizer Galerius (305–311 na Chr.)
Galerius was een belangrijke medebeheerder tijdens de regering van Diocletianus en speelde een cruciale rol in de vervolging van christenen. Echter, in 311 na Chr. beval Galerius, kort voor zijn dood, het Edict van Tolerantie, waarin hij de vervolging van christenen beëindigde en hen toestond om hun geloof zonder vrees te belijden.
De vervolging van christenen eindigde effectief met het Edict van Milaan in 313 na Chr., uitgevaardigd door keizer Constantijn de Grote, die het christendom legaliseerde en het in veel opzichten beschermde.
De bovenstaande 10 Romeinse keizers die christenen vervolgden, hadden verschillende redenen om zich tegen het christendom te verzetten. Deze redenen waren vaak complex en varieerden per keizer en per historische periode. Hier zijn de belangrijkste oorzaken voor de vijandigheid van de Romeinse keizers tegenover de christenen:
1. Weigering om de keizer te aanbidden
* Keizerverering was een belangrijk aspect van de Romeinse cultuur en politiek. Keizers werden vaak vereerd als goden of als vertegenwoordigers van de goden op aarde. Het idee was dat het onderhouden van de “goddelijke” status van de keizer cruciaal was voor het behoud van de stabiliteit van het rijk.
* Christenen weigerden om de keizer als god te aanbidden. Dit werd gezien als een directe bedreiging voor de politieke en religieuze orde van het rijk, omdat het christendom zich duidelijk afzette tegen de keizerlijke cultus en het polytheïsme van de Romeinen.
2. Het geloof in één God (Monotheïsme)
* In tegenstelling tot de polytheïstische religie van de Romeinen, die vele goden vereerde, geloofden christenen in monotheïsme (de aanbidding van één God). Dit werd door veel Romeinen als een vreemde, afwijkende en zelfs bedreigende ideologie gezien.
* Het Romeinse rijk had een lange traditie van het tolereren van verschillende religies, zolang ze de keizerverering en de openbare orde niet in gevaar brachten. Het weigeren van meerdere goden te aanbidden, en vooral het weigeren van de keizer als god te eren, werd als subversief beschouwd.
3. Christenen als “atheïsten”
In de Romeinse samenleving werden christenen vaak beschuldigd van atheïsme, omdat ze niet de traditionele Romeinse goden vereerden. Dit werd als een ernstige belediging gezien, aangezien religie en rituelen een belangrijke rol speelden in het sociale en politieke leven. In de ogen van veel Romeinen ondermijnden christenen de fundamenten van de samenleving door de goden niet te aanbidden.
4. Verwarring en misverstanden over christelijke praktijken
* Veel Romeinen begrepen de geheimen van het christelijke geloof niet goed. Ze dachten bijvoorbeeld dat christenen bij hun samenkomsten rituele kannibalisme bedreven, omdat ze het lichaam en bloed van Christus “eten” en drinken (het sacrament van de Eucharistie). Dit leidde tot onbegrip en vijandigheid.
* Er waren ook beschuldigingen van ondergrondse bijeenkomsten en geheime rituelen, die de Romeinse autoriteiten als gevaarlijk beschouwden.
5. Afwijzing van de sociale orde
* Christenen bevonden zich vaak buiten de traditionele Romeinse sociale orde. Ze weigerden deel te nemen aan veel van de gemeenschappelijke religieuze feesten en rituelen die de sociale cohesie in het rijk versterkten. Dit werd gezien als een afwijzing van de Romeinse cultuur en gemeenschap.
* Christenen waren vaak betrokken bij separatistische praktijken, die werden gezien als bedreigend voor de eenheid van het rijk. Ze vormden hun eigen gemeenschappen en waren minder geneigd om deel te nemen aan de bredere Romeinse samenleving.
6. De dreiging van het christendom als alternatief voor het Romeinse staatsgeloof
* De snelle verspreiding van het christendom werd door sommige keizers gezien als een gevaar voor de Romeinse staatsreligie, die een integraal onderdeel was van het politieke systeem. Het christendom zou uiteindelijk de eenheid van de keizerlijke staat kunnen ondermijnen door een ander moreel en religieus systeem te bieden dat niet onder controle van de keizer stond.
* De groeiende invloed van christenen en hun eigen leiders (zoals bisschoppen) werd door sommige keizers als een bedreiging voor hun eigen macht gezien.
7. Verzet tegen de militaire normen van het Romeinse leger
In sommige gevallen waren christenen ook verdacht vanwege hun weigering om te vechten in de oorlogen of om de militaire eed van trouw aan de keizer af te leggen. Ze beschouwden geweld en oorlog vaak als onverenigbaar met hun geloof, wat hen in conflict bracht met de Romeinse militaire normen en de noodzaak om het rijk te verdedigen.
8. Religieuze intolerantie en politieke stabiliteit
* In tijden van crisis of sociale onrust werd religieuze tolerantie vaak opgegeven, vooral wanneer keizers zich bedreigd voelden door interne verdeeldheid of externe vijanden. Keizers zoals Diocletianus en Decius zagen christenen als subversieve elementen die niet alleen de religieuze harmonie verstoorden, maar ook de stabiliteit van het rijk in gevaar brachten.
* In zulke tijden was het voor de keizers belangrijk om elke vorm van dissidentie of verzet tegen de heersende orde snel en krachtig te onderdrukken.
9. Christenen als politieke bedreiging
* In bepaalde gevallen beschouwden Romeinse keizers christenen als politieke vijanden. Christenen weigerden loyale staatsburgers te zijn in de zin van deelname aan de keizerverering of het cultiveren van de Romeinse staatsgodsdiensten. Dit maakte hen verdacht voor keizers die hun absolute macht wilden behouden.
* Het idee van de christelijke “koninkrijk van God” dat los stond van het Romeinse rijk, werd door sommige keizers als politiek subversief beschouwd, omdat het de loyaliteit van de onderdanen aan de keizer kon ondermijnen.
Samengevat werd het christendom door veel Romeinse keizers gezien als een gevaar voor de politieke, sociale en religieuze orde van het rijk. De weigering om de keizer als god te aanbidden, de nadruk op monotheïsme, de vermeende bedreiging voor de Romeinse sociale normen en de perceptie van christenen als ongehoorzame en subversieve elementen, leidde tot periodieke en soms wrede vervolgingen. Pas toen keizer Constantijn de Grote het christendom omarmde, werd de status van de christenen in het rijk aanzienlijk veranderd, wat uiteindelijk leidde tot het christendom als de officiële religie van het Romeinse rijk.
Keizer Constantijn de Grote
Keizer Constantijn de Grote wordt soms als “oncredibel” of “onbetrouwbaar” beschouwd door sommige christelijke historici en denkers vanwege de manier waarop hij zijn relatie met het christendom en zijn politieke en religieuze keuzes balanceerde. Er zijn een aantal redenen waarom zijn geloofwaardigheid voor sommige christenen in twijfel wordt getrokken, ondanks zijn enorme rol in de legalisering en bevordering van het christendom:
1. Onzekerheid over zijn persoonlijke bekering
* Hoewel Constantijn beroemd is geworden als de keizer die het christendom legaliseerde door het Edict van Milaan in 313 na Christus, is er enige onzekerheid over wanneer en in welke mate hij zelf christen werd. Het is niet helemaal duidelijk of hij zich daadwerkelijk op een persoonlijke manier bekeerde tot het christendom voor het Edict van Milaan of dat hij dit vooral deed vanwege politieke strategische redenen.
* Er wordt gesuggereerd dat Constantijn mogelijk politiek gemotiveerd was in zijn steun voor het christendom, omdat het voor hem een manier was om de verdeeldheid in het rijk te overbruggen en zijn eigen positie als heerser te versterken. Aangezien hij christenen als een groeiende en invloedrijke kracht in het rijk zag, zou het voor hem gunstig zijn om hun steun te verkrijgen.
2. Zichzelf als “christelijke keizer” presenteren, terwijl hij in werkelijkheid nog steeds heidense gebruiken handhaafde
* Constantijn wordt vaak geprezen voor zijn steun aan het christendom, maar hij bleef een aantal heidense symbolen en rituelen in zijn regering behouden. Zo wordt vaak gewezen op zijn gebruik van de “Sol Invictus” (onoverwinnelijke zon) als een symbool op munten en in andere staatsuitingen. Dit leidde tot de kritiek dat hij zich misschien meer een “politieke” christen voordeed dan dat hij een oprechte gelovige was.
* Hij liet ook verschillende heidense tempels en rituelen bestaan naast de christelijke kerk en had geen echte tegenstand tegen de heidense elite van het rijk. Dit toont een zekere dualisme in zijn benadering van religie.
3. Zijn autoritaire benadering van de kerk
* Constantijn speelde een belangrijke rol in het vaststellen van kerkelijke doctrine, vooral tijdens de Council of Nicaea in 325 na Christus, waar hij actief betrokken was bij het vaststellen van de Nicene Geloofsbelijdenis om het christendom te verenigen. Terwijl dit werd gezien als een stap richting de institutionalisering van het christendom, leidde zijn betrokkenheid bij de kerkelijke besluitvorming ook tot kritiek van sommige christelijke leiders, omdat hij als een politieke leider invloed uitoefende op religieuze zaken, wat de autonomie van de kerk ondermijnde.
* Hij stond bekend om zijn autoritaire benadering van de religieuze en kerkelijke kwesties, wat leidde tot conflicten binnen de kerk en bij momenten dwong hij mensen om zich aan te passen aan zijn visie. Bijvoorbeeld, zijn harde houding tegen de Arianen (een christelijke stroming die niet het volledige goddelijkheidsaspect van Jezus erkende) leidde tot vervolgingen van die groep.
4. De omstandigheden rond zijn doop
Constantijn werd pas gedoopt op zijn sterfbed in 337 na Christus, wat betekent dat hij zijn doop uitstelde tot het moment dat hij zijn laatste adem uitblies. Dit werd vaak als twijfelachtig beschouwd door sommige christenen, omdat het suggereerde dat hij zijn doop mogelijk uitstelde om de zonden van zijn leven af te wassen of uit angst voor de dood. Dit leverde kritiek op bij sommige gelovigen, omdat het leek alsof Constantijn zijn geloof slechts uit opportunisme omarmde, in plaats van uit echte toewijding.
5. Zijn gewelddadige en politieke handelingen
* Ondanks zijn associatie met het christendom, was Constantijn betrokken bij verschillende gewelddadige en autoritaire acties die in strijd waren met christelijke waarden van naastenliefde en vergeving. Een van de bekendste incidenten is de moord op zijn eigen zoon Crispus en zijn vrouw Fausta. Dit gewelddadige gedrag wordt vaak gezien als tegenstrijdig met de leer van Christus.
* Ook de manier waarop Constantijn zijn politieke tegenstanders aanpakte, inclusief moord en verraad, kan gezien worden als in contrast met de christelijke ethiek van vergeving en vrede.
6. Christendom en politieke controle
* Sommige historici beschouwen Constantijns steun aan het christendom als een middel om zijn macht te consolideren, eerder dan een pure spirituele beslissing. Het christendom bood hem de mogelijkheid om een grotere eenheid in het rijk te creëren en religieuze verdeeldheid te verminderen, wat in zijn voordeel zou zijn als leider.
* Zijn pogingen om de kerk te verenigen door middel van het Concilie van Nicaea (met als doel de Arianen en andere dissidenten te onderdrukken) worden gezien als een poging om religieuze verdeeldheid te beheersen en te gebruiken voor politieke stabiliteit. Dit werd door sommigen als een vorm van “politieke manipulatie” gezien, waarbij religie werd ingezet voor de doeleinden van de keizer.
Politiek verdeeld Romeins Rijk
De politieke verdeeldheid in het Romeinse rijk na het overlijden van Constantijns vader, Constantius Chlorus, was een van de belangrijkste redenen voor de complexiteit van Constantijns vroege heerschappij en zijn latere consolidatie van de macht. Het Romeinse rijk was op dat moment verdeeld in verschillende gebieden, beheerd door verschillende keizers. Hier is een kort overzicht van de situatie na het overlijden van Constantius Chlorus in 306 na Christus:
1. De Verdere Opsplitsing van het Rijk onder de Tetrarchie
- Constantius Chlorus, de vader van Constantijn, was een van de vier keizers in het systeem van de Tetrarchie, dat door Keizer Diocletianus was opgezet. De Tetrarchie was een poging om het enorme Romeinse rijk efficiënter te regeren door het te verdelen in vier delen, elk geregeerd door een keizer.
- Diocletianus was de Augustus van het oosten.
- Maximianus was de Augustus van het westen.
- Galerius en Constantius Chlorus waren de Caesars (onderkeizers), en dienden als opvolgers van de Augusti.
- Het systeem was bedoeld om de opvolging en het bestuur van het rijk te stabiliseren, maar het leidde uiteindelijk tot onverenigbaarheid tussen de keizers, wat de basis legde voor de verdeeldheid die het rijk na de dood van Constantius verder zou verdelen.
2. De Dood van Constantius Chlorus en de Toename van Rivaliteit
- Na de dood van Constantius Chlorus in 306 na Christus, werd zijn zoon Constantijn door zijn leger uitgeroepen tot keizer, hoewel dit tegen het gevestigde systeem van de Tetrarchie inging. Hij werd dus niet erkend door de bestaande keizers, vooral door Maximianus en Galerius, die de macht over het westen en oosten hadden.
- Constantijn’s benoeming werd ondersteund door zijn legioenen, en zijn claim op de troon werd geaccepteerd door het leger, maar niet door de gevestigde keizerlijke autoriteit. Dit leidde tot de begin van een politieke strijd tussen Constantijn en de andere leiders van het rijk.
3. De Strijd Tussen Rivaliserende Keizers
- Het West-Romeinse rijk werd feitelijk verdeeld tussen Constantijn (die zich uiteindelijk zou vestigen in Britannië en Gallië) en Maxentius, de zoon van de voormalige keizer Maximianus, die zichzelf tot keizer had uitgeroepen in Rome. Maxentius’ greep naar de troon werd gesteund door een andere machtige familie en verschillende delen van de Romeinse samenleving.
- Aan de oostkant van het rijk was de situatie net zo ingewikkeld. Galerius, de Augustus van het oosten, was de belangrijkste tegenstander van Constantijn. Galerius had, net als Maxentius, de controle over een groot deel van het rijk, en zijn politieke invloed was groot.
- Dit resulteerde in een reeks militaire conflicten, waaronder de Slag bij de Milvische Brug (312 na Christus), waarin Constantijn de overwinning behaalde over Maxentius, wat zijn positie als heerser over het westen versterkte.
4. De Slag bij de Milvische Brug en de Consolidatie van Macht
- De Slag bij de Milvische Brug was een keerpunt voor Constantijn, zowel politiek als religieus. In 312 na Christus versloeg hij Maxentius, de tegenstander die zichzelf tot keizer had uitgeroepen, en vestigde zijn gezag in het westen.
- Volgens de legende zag Constantijn voor de slag een visioen van een christelijk symbool, het Chi-Rho, dat hem de boodschap gaf dat hij moest vechten onder de bescherming van de christelijke God. Deze gebeurtenis wordt vaak gezien als het moment waarop Constantijn persoonlijk besloot het christendom te omarmen, hoewel er veel discussie is over hoeveel dit visioen daadwerkelijk zijn keizerlijke beleid beïnvloedde.
5. Het Edict van Milaan (313 na Christus)
- In 313 na Christus, na zijn overwinning, sloot Constantijn een verbond met Licinius, de heerser van het oosten, wat resulteerde in het beroemde Edict van Milaan. Dit edict legaliseerde het christendom en maakte een einde aan de persecutie van christenen in het rijk.
- De politiek achter het Edict was echter voornamelijk gericht op politieke stabiliteit. Constantijn zocht naar een manier om de verschillende facties in het rijk te verenigen, zowel religieus als politiek. Het edict vergemakkelijkte ook de situatie voor christenen, een steeds grotere groep die nu steun vond bij de keizer.
6. Conflict met Licinius en De Volledige Consolidatie van Macht
- Hoewel Constantijn het Edict van Milaan ondertekende samen met Licinius, leidde het rijk nog steeds tot conflicten tussen de twee keizers. In 324 na Christus kwam het tot een open conflict tussen Constantijn en Licinius, wat resulteerde in een strijd om de volledige controle over het rijk. Constantijn versloeg Licinius in een serie van oorlogen en werd uiteindelijk de enige heerser over het hele Romeinse rijk.
- Dit markeerde de volledige consolidatie van de macht van Constantijn, waarmee hij het rijk eenheid gaf na tientallen jaren van interne strijd en verdeeldheid.
7. De Politieke en Religieuze Strategie van Constantijn
- De strijd tussen Constantijn en de rivaliserende keizers laat zien dat de belangrijkste zorgen van Constantijn waren om het rijk te unificeren en zijn heerschappij te legitimeren. Het christendom speelde een rol in zijn politieke strategie, maar het was ook een manier om de steun van een snel groeiende en invloedrijke groep binnen het rijk te winnen.
- Constantijn gebruikte zijn positie als keizer niet alleen om politieke tegenstanders te verslaan, maar ook om de religieuze tegenstellingen binnen het rijk te overbruggen. Het christendom bood hem een manier om een nieuwe, inclusieve basis voor het rijk te creëren die de verdeeldheid tussen verschillende religieuze groepen (en politieke facties) zou verminderen.
Verdeeldheid onder christenen
In de tijd van Constantijn de Grote waren er verschillende belangrijke onderlinge verschillen binnen de christelijke gemeenschap, die niet alleen theologisch van aard waren, maar ook organisatorisch, cultureel en politiek van invloed op het rijk. Deze verdeeldheid maakte de christelijke gemeenschap in het Romeinse rijk complex en soms conflictueus, en het was voor Constantijn een uitdaging om deze verdeeldheid te beheersen. Hier zijn de belangrijkste onderlinge verschillen onder christenen in zijn tijd:
1. Theologische Verschillen
- De Arianen vs. de Nicenen (Trinitariërs):
- Arianisme: Het belangrijkste theologische conflict in de vroege christelijke kerk was tussen de Arianen en de Nicenen. Arius, een priester uit Alexandrië, leerde dat Christus (de Zoon) niet volledig gelijk was aan God de Vader (de Schepper), maar dat Christus een schepsel was dat door de Vader was voortgebracht. Dit idee werd gezien als ketterij door de meerderheid van de christenen, die geloofden in de Triniteit (dat de Vader, Zoon en Heilige Geest gelijk en eeuwig waren).
- Nicenen: De tegenstanders van Arius, de Nicenen (volgelingen van de Nicene Geloofsbelijdenis die werd goedgekeurd op het Concilie van Nicea in 325), geloofden dat Christus volledig God en volledig mens was, deel uitmakend van de Drie-eenheid. Dit was het orthodoxe christelijke standpunt dat uiteindelijk de overhand zou krijgen, maar in Constantijns tijd was er veel debat over de juistheid van deze leerstellingen.
- De Goddelijke Aard van Christus: Dit conflict tussen de Arianen en de Nicenen was een van de meest fundamentele theologische meningsverschillen in de vroege kerk. Arianen geloofden dat Christus slechts een goddelijk wezen was, maar dat Hij niet gelijk was aan God de Vader, terwijl de Nicenen de Drie-eenheid omarmden: de Vader, Zoon en Heilige Geest waren gelijk in wezen, maar onderscheiden in persoon.
2. Christelijke Organisatie
- Zelfstandige en Georganiseerde Kerken:
- In de vroege kerk waren er veel lokale gemeenschappen die hun eigen rituelen, interpretaties van het geloof en leiderschapsstructuren hadden. De structuur van de kerk was in die tijd vaak nog in ontwikkeling. Sommige christelijke gemeenschappen hadden een episcopale structuur (onder leiding van bisschoppen), terwijl andere gemeenschappen meer charismatisch of gemeenschapsgericht waren.
- De rol van de bisschop: De bisschoppen van grote steden zoals Rome, Alexandrië, en Antiochië hadden aanzienlijke invloed. Dit leidde tot een conflict over wie de hoogste autoriteit had, bijvoorbeeld of de Bisschop van Rome (de latere paus) de primaat had, of dat andere bisschoppen (zoals de bisschop van Alexandrië) meer macht zouden moeten hebben.
- De opkomst van de Pauselijke Autoriteit: De Bisschop van Rome werd steeds belangrijker als leider van de christelijke gemeenschap, een idee dat later zou leiden tot de pauselijke macht in de Rooms-Katholieke Kerk. Dit was echter niet vanzelfsprekend in Constantijns tijd, en er waren andere gebieden (zoals Alexandrië en Antiochië) waar andere bisschoppen aanzienlijke macht hadden, wat leidde tot juridische en theologische conflicten over wie de hoogste autoriteit had binnen de kerk.
3. Christelijke Rituelen en Tradities
- Verschillen in Liturgie en Praktijken:
- De christelijke gemeenschappen hadden verschillende tradities met betrekking tot liturgie, doop en eucharistie. In sommige delen van het rijk werd de doop door onderdompeling gegeven, terwijl andere gebieden de besprenkeling als dooppraktijk hanteerden.
- De datum van Pasen was ook een belangrijk punt van verdeeldheid. Er waren verschillende gebruiken met betrekking tot het berekenen van Pasen. Sommige kerken volgden de joodse kalender, terwijl anderen een zonnewijzer gebruikten om het datum van Pasen vast te stellen. Dit leidde tot het zogenaamde Pasenconflict, dat tijdens het Concilie van Nicea werd aangesneden, waar het uiteindelijk werd bepaald dat Pasen op de eerste zondag na de eerste volle maan na de lente-equinox moest worden gevierd.
4. De Christelijke Relatie met de Romeinse Staat
- Christenen die zich afzonderden van de samenleving: In de vroege jaren waren sommige christelijke groepen erg afzonderlijk van de samenleving en de heidense Romeinse cultuur. Deze groepen, bekend als monastieke gemeenschappen, kozen ervoor om een leven van afzondering en ascese te leiden, weg van de politieke en sociale structuren van het Romeinse rijk.
- Christenen die betrokken waren bij de politiek: Andere christelijke groepen waren veel meer betrokken bij de politiek en wilden deelnemen aan het keizerlijke systeem. Ze beschouwden de heersende autoriteit als een manier om hun geloof te verspreiden en te versterken. Dit bracht soms spanning met zich mee, omdat sommige christenen vond dat ze compromissen maakten met de Romeinse autoriteit door deel te nemen aan het openbare leven.
5. Christelijke Opvattingen over Geweld en Oorlog
- Pazifisme vs. Geweld: Terwijl sommige christenen vasthielden aan een pazifistische benadering van geweld, waarbij ze de leer van Jezus volgden die zei: “Zet je zwaard terug in de schede”, waren anderen meer bereid om deel te nemen aan oorlogen als het ging om de verdediging van het rijk of het christendom zelf. In de tijd van Constantijn begonnen christenen meer betrokken te raken bij het leger en werd het geaccepteerd om christen te zijn en in het leger te dienen. Dit veroorzaakte spanningen binnen de gemeenschap over de vraag of christenen wel of niet geweld mochten gebruiken.
6. Joodse Invloeden en Het Jodendom
- De relatie tussen christendom en jodendom: In Constantijns tijd was er ook discussie over hoe joden binnen het christendom moesten worden behandeld. Er was een sterke antijoodse tendens onder sommige christelijke groepen die het jodendom beschouwden als de oorsprong van ketterij vanwege de verwerping van Jezus als de Messias. Dit leidde tot theologische conflicten en sociale spanningen tussen christenen en joden.
7. De Christelijke Relatie met Paganisme
- Syncretisme vs. Pure Leer: Er waren ook christelijke groepen die probeerden elementen van het heidense geloof in hun praktijken te integreren (syncretisme), terwijl anderen streefden naar een zuivere, onvermengde christelijke leer. Dit leidde tot de oprichting van groeperingen binnen de kerk die probeerden de orthodoxie (de juiste leer) te bewaken en te definiëren.
Samenvatting:
De onderlinge verschillen binnen de christelijke gemeenschap in de tijd van Constantijn waren veelzijdig en complex. Ze omvatten theologische verschillen (zoals de Arianen vs. de Nicenen), conflicten over kerkstructuren en autoriteit, uiteenlopende rituelen en tradities, en zelfs verschillende benaderingen van geweld en politiek. Constantijn stond voor de uitdaging om deze verdeeldheid te beheersen, wat uiteindelijk leidde tot zijn pogingen om theologische uniformiteit te creëren (bijvoorbeeld via het Concilie van Nicea) en de christelijke gemeenschap te verenigen onder één kerkelijke autoriteit. Dit had niet alleen grote invloed op het christendom zelf, maar ook op de manier waarop het zich zou ontwikkelen in relatie tot de Romeinse staat en de wereld daarbuiten.
De vereniging van de christenen, die in de tijd van Constantijn behoorlijk verdeeld waren, leverde hem verschillende politieke, sociale en religieuze voordelen op. Constantijn’s strategie om het christendom te omarmen en het te gebruiken als een middel om eenheid binnen het rijk te bereiken, had verstrekkende gevolgen. Hier zijn de belangrijkste voordelen die Constantijn haalde uit de vereniging van de christenen:
1. Politieke Stabiliteit en Sociale Eenheid
- Vermijden van interne verdeeldheid: Het Romeinse rijk was in de periode voor Constantijns heerschappij vaak verdeeld door interne conflicten, niet alleen tussen keizers, maar ook binnen de verschillende religieuze en sociale groepen. De christenen zelf waren verdeeld over theologische en organisatorische kwesties, wat leidde tot conflicten zoals de strijd tussen de Arianen (die de aard van Christus op een andere manier begrepen dan de officiële kerk) en de Nicenen (die de orthodoxe leer van de Drie-eenheid aanhingen). Deze interne verdeeldheid tussen christenen vergrootte de bredere verdeeldheid binnen het rijk.
- Door het christendom te verenigen onder één enkele, keizerlijk goedgekeurde doctrine (zoals de Nicene Geloofsbelijdenis van het Concilie van Nicea in 325), kon Constantijn de theologische verdeeldheid tussen christelijke groepen verminderen. Dit hielp een gemeenschappelijke religieuze identiteit op te bouwen die een breed scala aan christenen onder één vlag verenigde.
- Het vergemakkelijkte de politieke controle over het rijk, omdat er nu een religieuze basis was die de keizer steunde. Christenen, die een snelgroeiende groep waren, konden nu loyaal achter de keizer staan, wat bijdroeg aan de sociale en politieke eenheid van het rijk.
2. Versterking van de Keizerlijke Legitimiteit
- Door zichzelf als de beschermheer van het christendom te profileren, kreeg Constantijn een aanzienlijke religieuze legitimiteit. De christelijke gemeenschap was in opkomst en had veel invloed. Door het christendom te ondersteunen, versterkte Constantijn zijn eigen positie als heerser, wat niet alleen zijn politieke gezag vergrootte, maar ook zijn goddelijke legitimiteit.
- Constantijn werd door veel christenen gezien als een door God gekozen leider, wat zijn status als keizer versterkte. Dit goddelijke gezag hielp zijn heerschappij te legitimeren, vooral in een tijd waarin er veel rivaliteit was tussen keizers en politieke facties.
3. Versterking van de Sociale Cohesie binnen het Rijk
- Christenen als sociale eenheid: De christelijke gemeenschap was al goed georganiseerd in gemeenschappen die solidariteit boden aan hun leden. Door christendom te promoten, creëerde Constantijn een manier om die solidariteit te gebruiken als basis voor de bredere sociale cohesie in het rijk.
- Christenen waren in veel gevallen loyaal aan elkaar, en door deze loyaliteit aan de keizer toe te voegen, versterkte Constantijn de internationale sociale netwerken van het rijk. Dit was niet alleen voordelig voor het keizerlijke bestuur, maar zorgde er ook voor dat er binnen bepaalde regio’s een gezamenlijke identiteit ontstond die het makkelijker maakte om op grote schaal te regeren.
4. Religieuze Eenheid als Politieke Strategie
- De christelijke verdeeldheid was in de vroege 4e eeuw erg complex, met groepen die het Arianisme, de Nicene leer, en andere stromingen onderschreven. Deze verdeeldheid was vergelijkbaar met politieke facties in het rijk die vaak met elkaar in conflict waren.
- Door in te grijpen in de theologische geschillen, zoals de Arianenstrijd, probeerde Constantijn religieuze eenheid te creëren. Dit hielp niet alleen om theologische conflicten tussen christenen te verminderen, maar gaf Constantijn ook een manier om zichzelf als de autoriteit te presenteren die de eenheid van het rijk (zowel politiek als religieus) bewaakte.
- Het Concilie van Nicea in 325 na Christus, waar de Nicene Geloofsbelijdenis werd vastgesteld, was een manier voor Constantijn om het christendom te verenigen onder één leer en zijn eigen macht als een politieke en religieuze autoriteit te versterken.
5. Militaire Steun van de Christelijke Gemeenschap
- Het christendom had steeds meer invloed in het rijk, vooral in de grotere steden en op het platteland. Door het christendom te ondersteunen, kreeg Constantijn de steun van christelijke soldaten en legers, wat cruciaal was voor zijn militaire successen.
- Christenen waren vaak loyaler aan de keizer als ze zich verbonden voelden met zijn beleid en visie, vooral als dit beleid in lijn was met hun religieuze overtuigingen. Aangezien het christendom sterk werd ondersteund door legioenen en gewapende machten, gaf het Constantijn een extra steunbasis bij militaire conflicten. Dit was essentieel voor het behouden van macht en het verslaan van rivalen zoals Maxentius en Licinius.
6. Versnellen van de Christelijke Missie en Verspreiding
- Door het christendom te legaliseren en de kerk te ondersteunen, stimuleerde Constantijn de verspreiding van het christendom binnen en buiten het rijk. De kerkelijke infrastructuur bloeide op, met kerken die werden gebouwd, het christelijke onderwijs dat werd gepromoot, en christelijke missiewerk dat zich verspreidde naar de uithoeken van het rijk.
- Dit leidde niet alleen tot een toename van christelijke invloed, maar stelde het christendom ook in staat om als globale religie verder uit te breiden, zelfs buiten de grenzen van het Romeinse rijk. Dit heeft uiteindelijk de basis gelegd voor de christelijke overheersing in Europa, met langetermijngevolgen voor de geschiedenis van de westerse beschaving.
7. De Consolidatie van de Keizerlijke Macht
- Constantijn’s macht werd geconsolideerd door de steun van de christelijke kerk, en het was voor hem een manier om de uitbreiding van zijn autoriteit in verschillende delen van het rijk te vergemakkelijken. Zijn pogingen om rivalen te verslaan en te verenigen onder het christelijke beleid zorgden ervoor dat zijn regeerperiode uiteindelijk een tijd werd van politieke consolidatie.
- Door zichzelf als de beschermheer van het christendom te presenteren, kon Constantijn de steun van een brede en groeiende bevolkingsgroep winnen, wat bijdroeg aan de centralisatie van de macht in zijn handen.
Samenvatting:
De vereniging van de christenen onder Constantijn had voor hem aanzienlijke voordelen. Het stelde hem in staat om politieke stabiliteit te bereiken door eenheid te creëren in een rijk dat gebukt ging onder interne verdeeldheid. Het versterkte zijn legitimiteit als keizer, zowel politiek als religieus, en bood hem een krachtig sociaal netwerk van christenen die loyaal waren aan zijn heerschappij. Bovendien hielp de christelijke gemeenschap om de militaire macht van het rijk te versterken en maakte het mogelijk om theologische conflicten te verminderen. Door deze religieuze en sociale cohesie te bevorderen, wist Constantijn de macht te consolideren en het Romeinse rijk opnieuw te verenigen, wat bijdroeg aan de langdurige invloed van het christendom in Europa.
Constantijns motieven waren waarschijnlijk niet primair om de kerk te verenigen, maar eerder gericht waren op het politieke herstel en de eenheid van het Romeinse rijk. Hier is een gedetailleerder overzicht van de waarschijnlijkere motieven die Constantijn had bij zijn steun aan het christendom en zijn rol als keizer:
1. Het Verenigen van het Romeinse Rijk
- Politieke verdeeldheid was een ernstig probleem voor het Romeinse rijk in de 3e eeuw. Het rijk was verdeeld in verschillende regio’s, vaak met meerdere keizers die elkaar bevochten om de macht (de zogenaamde “Crisis van de Derde Eeuw”). Tegen de tijd van Constantijn was het rijk verdeeld in drie keizerrijken die elk werden geregeerd door een andere keizer. Het was niet ongewoon voor rivaliserende keizers om elkaar te bestrijden, wat leidde tot instabiliteit.
- Constantijn stond voor de uitdaging om deze politieke verdeeldheid te beëindigen en het rijk opnieuw onder één gezag te brengen. Zijn uiteindelijke overwinning in de Slag bij de Milvische Brug (312 na Christus) op zijn rivalen Maxentius en de opvolgende overname van het westelijke deel van het rijk markeerden zijn consolidatie van de macht. Het christendom bood hem een manier om een grotere eenheid te smeden onder de bevolking van het rijk, vooral door het herstel van religieuze harmonie en het verkrijgen van steun van de snelgroeiende christelijke gemeenschap.
2. Christendom als Bondgenoot voor Politieke Stabiliteit
- Constantijn was waarschijnlijk strategisch gemotiveerd om het christendom te omarmen. Het christendom was op dat moment al een belangrijke en invloedrijke beweging binnen het rijk, vooral in het westen. De christelijke gemeenschap was goed georganiseerd en had loyale aanhangers, wat een waardevolle steunbron was voor Constantijn in zijn streven naar macht.
- Het christendom bood een religieuze tegenhanger voor de traditionele Romeinse religies die verdeeldheid zaaiden, vooral omdat er veel verschillende culten waren die rivaliseerden om de aanbidding van de mensen. Door het christendom te ondersteunen, hoopte Constantijn de religieuze verdeeldheid te verminderen en de invloed van traditionele heidense culten te verminderen. Dit zou op zijn beurt helpen om politieke rust te creëren, aangezien religie en politiek in die tijd nauw verweven waren.
3. Legitimatie van Zijn Heerschappij
- Constantijns politieke legitimiteit was een ander belangrijk motief. Hoewel hij de strijd had gewonnen, was het voor hem essentieel om zijn heerschappij over het hele rijk als divien gesteund te laten zien. Door zichzelf als “door God gekozen” of als christelijke keizer te presenteren, kon hij de goddelijke goedkeuring claimen voor zijn macht en de legitimiteit van zijn heerschappij versterken.
- Constantijn maakte gebruik van het christendom als een manier om zich te profileren als de verlosser van het rijk, vergelijkbaar met de manier waarop Romeinse keizers vaak de bescherming van de goden claimden om hun heerschappij te rechtvaardigen. Door zich als christen te profileren, versterkte hij zijn machtsbasis binnen het rijk, vooral omdat het christendom een zeer loyale en groeiende aanhang had.
4. Het Edict van Milaan (313 na Chr.) en Politieke Eenheid
- Het Edict van Milaan in 313 na Chr., dat Constantijn samen met zijn medekeizer Licinius uitvaardigde, was een mijlpaal in de erkenning van religieuze tolerantie in het rijk. Dit edict was meer dan een religieuze beslissing; het was een politieke zet om de christelijke gemeenschap te omarmen en te legitimeren. Dit beleid was bedoeld om de interne spanningen te verminderen die het rijk in de voorgaande decennia hadden geteisterd.
- Door het christendom te legaliseren en christenen dezelfde rechten te geven als andere religieuze groepen, verlichtte Constantijn de spanningen die bestonden tussen verschillende religieuze groeperingen, wat bijdroeg aan een breder gevoel van eenheid en stabiliteit in het rijk.
5. Gebruik van de Kerk voor Sociale Controle
- Constantijn begreep dat de christelijke kerk niet alleen een religieuze organisatie was, maar ook een sociaal netwerk met invloed. Door de kerk te steunen en te helpen organiseren, kon hij een krachtig instrument voor sociale en politieke controle creëren. De kerk bood een middel om de onderdanen te verenigen onder een gedeelde religieuze en morele code die de gezag van de keizer versterkte.
- Dit werd zichtbaar in zijn rol als bemiddelaar in kerkelijke geschillen, zoals bij het Concilie van Nicea (325 na Christus), waar hij als een soort politieke en religieuze autoriteit fungeerde, wat leidde tot de formulering van de Nicene Geloofsbelijdenis. Het concilie was bedoeld om interne kerkelijke verdeeldheid te verminderen, maar het had ook het effect om de keizer een centrale rol in de kerk te geven.
6. De Persoonlijke Factor: Constantijns Eigen Relatie tot het Christendom
- Het is belangrijk te benadrukken dat, hoewel Constantijns steun aan het christendom vaak strategisch en politiek gemotiveerd lijkt, hij zelf waarschijnlijk een oprechte verandering in geloofsgerichtheid doormaakte. Constantijn werd misschien niet volledig christelijk vóór zijn overwinning in de Slag bij de Milvische Brug, maar het lijkt waarschijnlijk dat hij na zijn overwinning een meer persoonlijke toewijding aan het christendom ontwikkelde.
- Zijn beroemde visioen voor de slag, waarin hij de christelijke “Labarum” (een symbool van het christendom) zag, wordt door sommige historici beschouwd als een keerpunt in zijn persoonlijke geloofservaring, zelfs als zijn motivatie aanvankelijk politiek was.
Samenvatting
Constantijns steun voor het christendom moet in de bredere context van zijn pogingen om het Romeinse rijk te verenigen worden begrepen. Zijn primaire motief was waarschijnlijk politiek, waarbij hij het christendom als een krachtige bondgenoot zag om de verdeeldheid in het rijk te verminderen, politieke stabiliteit te bevorderen en zijn heerschappij te legitimeren. Hoewel hij het christendom gebruikte voor politieke doeleinden, lijkt het waarschijnlijk dat zijn steun ook tot op zekere hoogte geworteld was in persoonlijke overtuigingen en de wens om het rijk te versterken door middel van een gedeelde religieuze identiteit.
De heerschappij van Constantijn de Grote markeerde een periode van diepe politieke en religieuze veranderingen in het Romeinse rijk, vooral op het gebied van de relatie tussen de staat en de kerk. Hier zijn de grootste veranderingen in politiek en christelijk Rome ten tijde van Constantijn:
1. Legaliteit en Acceptatie van het Christendom
- Edict van Milaan (313 n.Chr.): Een van de grootste veranderingen die Constantijn doorvoerde, was de formele legalisatie van het christendom. In 313 na Christus, samen met zijn co-heerser Licinius, vaardigde Constantijn het Edict van Milaan uit, waarmee religieuze tolerantie werd ingevoerd binnen het rijk. Het christendom, dat voorheen werd vervolgd, werd nu toegestaan, en christenen kregen de vrijheid om hun geloof openlijk te belijden zonder angst voor vervolging. Dit was een enorm keerpunt in de geschiedenis van het christendom, dat van een verboden religie naar een erkende religie ging.
- Afschaffing van de vervolging: Voor de Edict van Milaan werden christenen regelmatig vervolgd onder keizers als Diocletianus en Maximianus, maar met Constantijns wetgeving werd het christendom een legitieme religie binnen het Romeinse rijk. Dit betekende dat christenen, inclusief hoge ambtenaren en militaire leiders, nu de kans kregen om invloed uit te oefenen op politieke en sociale zaken.
2. De Christelijke Kerk als een Machtige Factor in de Politiek
- Steun van de keizer voor de kerk: Constantijn werd de eerste keizer die zich actief identificeerde met het christendom en het als een politiek instrument gebruikte. Hij zag de kerk als een kracht voor sociale eenheid en politieke stabiliteit. Door zijn steun kreeg de christelijke kerk aanzien en invloed in de politieke arena, wat zijn eigen macht als keizer versterkte. Constantijn ondersteunde de bouw van kerken, gaf schenking aan de kerk en ondersteunde de christelijke bisschoppen als politieke en religieuze leiders.
- Oprichting van Constantinopel: In 330 na Christus stichtte Constantijn de nieuwe hoofdstad van het Romeinse rijk: Constantinopel (het huidige Istanbul). Deze stad werd een belangrijk centrum voor de christelijke kerk en een symbool van de nauwe band tussen keizerlijke macht en christendom. Het werd de nieuwe zetel van de Oosterse christelijke kerk, en na de val van het westelijke rijk zou Constantinopel de hoofdstad blijven van het Byzantijnse Rijk, waar de invloed van het christendom door zou blijven bestaan.
3. De Synode van Nicea en de Definities van Geloof
- Het Concilie van Nicea (325 n.Chr.): Constantijn speelde een cruciale rol in de organisatie van het Concilie van Nicea, waar belangrijke theologische kwesties werden besproken en vastgelegd, zoals de relatie tussen de Vader en de Zoon in de Drie-eenheid. Het concilie resulteerde in de formulering van de Nicene Geloofsbelijdenis, die de basis zou vormen voor de orthodoxe christelijke leer.
- Het beëindigen van de Arianenstrijd: Een van de belangrijkste redenen waarom Constantijn het concilie bijeengoed was, was om de theologische verdeeldheid binnen het christendom te verminderen, vooral over het Arianisme. Arius, een priester uit Alexandrië, had betoogd dat Christus niet volledig goddelijk was. Dit leidde tot een groot conflict binnen de christelijke gemeenschap. Door het concilie te organiseren en de Nicene Geloofsbelijdenis te bekrachtigen, hielp Constantijn eenheid te brengen in de christelijke leer, wat van belang was voor zowel religieuze als politieke stabiliteit.
4. Centralisatie van de Keizerlijke Macht
- Vereniging van het rijk: Na de dood van zijn vader, Constantius Chlorus, werd het rijk verdeeld onder Constantijn en zijn rivalen. Hij slaagde erin om de macht te centraliseren door een reeks militaire en politieke overwinningen, zoals het verslaan van Maxentius bij de Slag bij de Milvische Brug in 312 n.Chr. en later het verslaan van Licinius. Na het verslaan van zijn rivalen werd hij de enige heerser van het Romeinse rijk. Dit was een belangrijke stap in de richting van het herstel van de politieke eenheid van het rijk.
- De stichting van Constantinopel (330 na Christus) markeerde de centralisatie van de keizerlijke macht in het oosten van het rijk, maar ook het begin van de langetermijnontwikkeling van een christelijk bestuur. Constantinopel werd zowel politiek als religieus een strategisch centrum voor het Romeinse rijk (later het Byzantijnse rijk), wat de keizerlijke controle over het oosten versterkte.
5. Veranderende Relatie tussen Staat en Kerk
- Verheffing van de kerkelijke hiërarchie: Door de kerk als bondgenoot te gebruiken, bevorderde Constantijn de invloed van kerkelijke leiders, zoals bisschoppen, binnen het rijk. De kerk kreeg enorme landerijen en privileges, wat haar sociale en politieke invloed vergrootte. De bisschoppen van Rome kregen steeds meer aanzien, wat uiteindelijk zou bijdragen aan de ontwikkeling van de pauselijke macht.
- Het keizerlijk patriarchaat: Hoewel de keizer zelf geen religieuze rol had, begon de keizerlijke macht steeds meer door te dringen in religieuze zaken, waarbij de keizer als beschermheer van de kerk werd gezien. Constantijn zelf werd gezien als de beschermheer van het christendom, en hij riep de eerste oecumenische concilies bijeen, waarbij hij invloed uitoefende op kerkelijke beslissingen.
6. Veranderingen in de Religieuze en Sociale Structuur van Rome
- Einde van heidense culten: Door de steun van het christendom en de afname van de heidense godsdiensten, begon het traditionele Romeinse religieuze systeem, met zijn goden en tempels, te verwateren. Hoewel het heidense geloof nooit volledig werd verboden onder Constantijn, werd het geleidelijk vervangen door het christendom als de dominante religie van het rijk. Constantijnzelf bleef echter enkele van de oude heidense rituelen behouden, zoals zijn eerbied voor de sol invictus (de onoverwinnelijke zon), maar het christendom kreeg steeds meer de voorkeur in het openbare leven.
- Christelijke invloed op de cultuur: Onder Constantijn begon de christelijke kerk invloed uit te oefenen op allerlei aspecten van het Romeinse cultuurleven, van de bouw van kerken en basilieken tot het vestigen van christelijke feestdagen. Ook het gebruik van het christelijke symbool van het kruis werd prominenter in het openbare leven.
7. Economische en Sociale Hervormingen
- Hervorming van het muntsysteem: Constantijn voerde ook belangrijke economische hervormingen door, waaronder de hervorming van het muntsysteem. Hij introduceerde de solidus, een gouden munt die de stabiliteit van het rijk bevorderde en later zou blijven bestaan als de standaard voor het Byzantijnse rijk.
- Sociale en militaire hervormingen: Constantijn voerde hervormingen door die de effectiviteit van het leger verhoogden en een stabiele administratie vestigden. Hij breidde het leger uit en herstructureerde de militaire hiërarchie, wat hielp bij het behouden van de vrede en het beschermen van de grenzen van het rijk.
Samenvatting:
De heerschappij van Constantijn de Grote leidde tot diepgaande veranderingen in zowel de politieke structuur van het Romeinse rijk als de relatie tussen de staat en de kerk. Het christendom werd gelegaliseerd en kreeg politieke steun, wat het tot een belangrijke kracht in de samenleving en het bestuur maakte. Constantijn gebruikte het christendom als een middel om politieke eenheid te creëren, en de kerkelijke hiërarchie werd versterkt, wat leidde tot de opkomst van de pauselijke macht. Tegelijkertijd centraliseerde Constantijn de keizerlijke macht, wat de basis legde voor de toekomstige Byzantijnse Rijk en de christelijke heerschappij over Europa.
Hoewel Constantijn de Grote vaak wordt geprezen om zijn positieve invloed op het christendom, zijn er toch enkele keuzes die hij maakte die als tegenstrijdig of problematisch voor de christenen kunnen worden beschouwd. Hoewel hij in veel opzichten het christendom steunde, zijn er enkele belangrijke momenten en beslissingen waarin hij niet volledig in overeenstemming was met christelijke waarden of waarin zijn keuzes nadelige effecten hadden voor de christelijke gemeenschap. Hier zijn enkele van die keuzes:
1. Blijvende Betrokkenheid bij Heidense Praktijken
– Zonnewijzer en Sol Invictus: Hoewel Constantijn zich bekend maakte als christen en het christendom een gunstige positie gaf, bleef hij toch enkele elementen van de oude heidense religies in zijn leven behouden. Constantijn had een sterke voorkeur voor de zonnegod Sol Invictus, die in het Romeinse rijk werd aanbeden als de onoverwinnelijke zon. Hij werd in het begin van zijn regering gezien als een zonnige godheid en identificeerde zich met de zon (de Sol Invictus). Dit wordt gezien als een symbool van de continuïteit van de heidense tradities die hij, ondanks zijn christelijke overtuigingen, nog steeds eerde.
– Zonneceremonies: Er zijn aanwijzingen dat Constantijn tijdens zijn vroege regering nog steeds heidense zonneceremonies uitvoerde, wat in strijd was met de christelijke leer die het aanbidden van andere goden verbood. Zelfs na zijn bekering bleven bepaalde heidense rituelen een deel van zijn publieke leven.
2. Militaire en Politieke Macht door Geweld
De Slag bij de Milvische Brug (312 n.Chr.): De beroemde slag bij de Milvische Brug, waar Constantijn zijn rivaal Maxentius versloeg, wordt vaak gepresenteerd als een keerpunt in de geschiedenis van het christendom, vooral omdat Constantijn zei dat hij de visie van het kruis had gezien. Toch leidde de strijd om de macht in het rijk vaak tot gewelddadige confrontaties. De christelijke leer bevorderde een vredelievende houding, maar Constantijn gebruikte geweld en oorlog om zijn doelen te bereiken, wat in strijd was met sommige christelijke principes over geweld en oorlogvoering.
3. Ongeregeldheden binnen de Kerk en Beperkingen van de Kerkelijke Vrijheid
– Zijn bemoeienis met kerkelijke zaken: Hoewel Constantijn de kerk steunde en haar religieuze vrijheid garandeerde, bemoeide hij zich ook vaak met interne kerkelijke conflicten en theologische kwesties. Het Concilie van Nicea (325 n.Chr.) is hier een duidelijk voorbeeld van: hij riep het concilie bijeen om de Arianenstrijd op te lossen en een uniforme doctrine te formuleren. Dit was een belangrijke zet om de kerk te verenigen, maar sommige christenen beschouwden het als een inmenging van de keizer in kerkelijke zaken en als een poging om theologische vraagstukken vanuit een politieke hoek te benaderen.
– Politieke controle over religie: Constantijn stelde zichzelf in de rol van beschermheer van de kerk en had invloed op belangrijke besluiten binnen de christelijke gemeenschap. Dit kan als problematisch worden gezien, omdat het de scheiding van kerk en staat in de vroege kerk enigszins verwaterde. Zijn keuzes versterkten de politieke macht van de kerk en verhoogden de invloed van de keizer op religieuze kwesties, wat niet altijd in lijn was met de oorspronkelijke christelijke leer over het onafhankelijk zijn van politieke macht.
4. Onderdrukking van Religieuze Tegenstanders
– Onderdrukking van heidenen: Hoewel Constantijn zelf het christendom promootte, werd het heidense Rome niet onmiddellijk volledig uitgebannen. Toch werden er steeds meer wetten aangenomen die heidense rituelen en heidense tempels beperkten. In de latere jaren van zijn regering moedigde Constantijn de afschaffing van heidense praktijken aan, en sommige heidense tempels werden vernietigd. Dit kan worden gezien als een vorm van religieuze onderdrukking, aangezien heidenen niet dezelfde bescherming genoten die christenen kregen.
– Verlies van politieke invloed door heidense elite: De traditionele heidense aristocratie verloor zijn invloed toen Constantijn steeds meer steun gaf aan christelijke leiders. Veel heidense hooggeplaatste mensen werden uit belangrijke politieke functies gezet. Dit creëerde spanningen in het rijk en werd soms gezien als een poging om heidenen uit te sluiten van politieke macht, wat niet strookte met de inclusieve boodschap van liefde en vergeving die het christendom in de beginjaren predikte.
5. Verbod op Joodse Tempel
Het verbod op de Joodse Tempel: In 330 na Christus werd het Joodse volk in de stad Jeruzalem verboden om hun tempel op de Tempelberg te herbouwen. Dit werd gezien als een daad van religieuze controle en een afwijzing van het joodse geloof. De christelijke invloed op het Romeinse beleid betekende dat de Joden niet meer de vrijheid hadden om hun heilige plaats te herstellen, wat spanningen creëerde tussen christenen en joden.
6. Onzekerheid over het Christendom als enige staatsgodsdienst
Tegengestelde beleidskeuzes: Hoewel Constantijn het christendom grote voordelen bood, werd het in de beginperiode niet onmiddellijk de staatsgodsdienst van het rijk. Er bleef een zekere verdraagzaamheid voor andere religies (bijvoorbeeld heidens polytheïsme), terwijl het christendom nog niet overal de dominante religie werd. Het duurde nog tot Theodosius I (the keizer die na Constantijn regeerde), voordat het christendom de officiële staatsgodsdienst van het Romeinse rijk werd.
7. Dood van zijn familieleden
Moord op familieleden: Hoewel het niet direct te maken had met het christendom zelf, is het belangrijk te vermelden dat Constantijn een aantal familieleden liet doden tijdens zijn regering om zijn macht te consolideren. Hij liet onder andere zijn vrouw Fausta en zijn zoon Crispus vermoorden, wat destijds als gruwelijke daden van machtspolitiek werd gezien. Deze acties stonden in schril contrast met de christelijke leer over liefde, vergeving en zonden.
Met andere woorden:
Hoewel Constantijn de Grote over het algemeen wordt gezien als een beschermer van het christendom en de grondlegger van de Christelijke Romeinse Staat, waren er ook belangrijke tegenstrijdige keuzes die hij maakte. Zijn beleid was vaak pragmatisch en gericht op het versterken van zijn eigen politieke positie, en hoewel hij het christendom legitieme status gaf, bleef hij toch vasthouden aan een aantal heidense overtuigingen en politieke strategieën die niet volledig overeenkwamen met de christelijke ethiek van vrede, vergeving en liefde.
Ja, er zijn verschillende pogingen geweest om de veranderingen die Constantijn de Grote en de latere keizers in de christelijke kerk hebben doorgevoerd, terug te draaien. Deze pogingen kwamen zowel van binnenuit de kerk (theologische en politieke hervormingen) als van buitenaf (opstanden en ondergrondse groeperingen). De veranderingen die Constantijn heeft geïntroduceerd, vooral op het gebied van de relatie tussen de kerk en de staat, de theologische consolidatie en de hiërarchische structuren in de kerk, hebben onvermijdelijk geleid tot verschillende spanningen en conflicten. Laten we kijken naar enkele van de belangrijkste pogingen om deze veranderingen te herzien of tegen te gaan:
1. De Arianistische Beweging na Constantijn
- Arianisme was één van de grootste theologische stromingen die zich verzette tegen de besluiten van het Concilie van Nicea (325 n.Chr.) en die voortkwam uit de leer van de priester Ario. Arianen geloofden dat Jezus Christus niet volledig goddelijk was, wat in strijd was met de Nicene leer van de Drie-eenheid, die werd vastgesteld door Constantijn en het concilie.
- Na het overlijden van Constantijn was er een periode van theologische onrust en politieke strijd over het Arianisme. Keizers na Constantijn, zoals Constantius II (de zoon van Constantijn), gaven steun aan de Arianen, terwijl andere keizers, zoals Valens, hen vervolgden.
- Theologische opstanden: De strijd tussen Arianen en Nicenen leidde tot diverse schisma’s en splitstingen binnen de kerk, waarbij Arianen in sommige gebieden van het rijk nog steeds invloed uitoefenden, ondanks de keizerlijke steun voor de Nicene leer.
- Terugkeer van het Arianisme: In sommige delen van het rijk, zoals het Oost-Romeinse rijk, bleef het Arianisme invloedrijk, en de beweging kreeg opnieuw aandacht van latere keizers, vooral die in de 4e eeuw, wat een soort van theologische tegenbeweging was tegen de besluiten van Constantijn.
2. De Monofysitische Strijd (5e eeuw)
- Monofysitisme (de leer dat Christus slechts één goddelijke natuur heeft, en niet een gecombineerde goddelijke en menselijke natuur) was een belangrijke stroming die zich verzette tegen de leer van de Drie-eenheid en de two-nature doctrine die na het Concilie van Chalcedon (451 n.Chr.) werd bevestigd.
- De Monofysieten werden gedwongen zich aan te passen na het Concilie van Chalcedon, waar de kerk de leer van twee natuurprincipes van Christus bevestigde, maar de Monofysieten verwierpen dit, en bleven strijden tegen de conciliaire leerstellingen.
- Dit leidde tot een religieuze split in het christendom, vooral in de Oosterse Kerk (vooral in Egypte en Syrië), waar Monofysitische groeperingen underground gingen en in sommige gevallen in opstand kwamen tegen de orthodoxe keizers en kerkelijke leiders.
3. De Donatistische Schisma (4e – 5e eeuw)
- Donatisme was een Afrikaanse christelijke beweging die zich afzette tegen de officiële kerkstructuren die door Constantijn en zijn opvolgers waren ingesteld. De Donatisten verwierpen de hervorming van de kerk en de integratie van kerk en staat die Constantijn had bevorderd. Ze beschouwden de kerkelijke autoriteit van bischoppen die na de vervolgingen van Diocletianus hun ambten hadden hersteld, als illegitiem. Ze vonden dat alleen degenen die lijden hadden onder de vervolging authentieke leiders konden zijn.
- Donatisme leidde tot een schisma in de kerk in Noord-Afrika, met veel christenen die zich afzetten tegen de keizerlijke goedkeuring van de kerk. De Donatisten verwierpen het idee dat de keizer of de staat een invloed mochten uitoefenen op kerkelijke zaken.
- Dit schisma leidde tot conflicten met de Romeinse autoriteiten, en er waren pogingen om het Donatistische geloof te onderdrukken, wat uiteindelijk resulteerde in gewelddadige conflicten en onderdrukking van de Donatistische groeperingen door het keizerlijk gezag.
4. De Opstand van de Novatianen
- Novatianisme was een christelijke beweging die ontstond in de 3e eeuw, vóór Constantijn, maar bleef actief na zijn bekering. Het begon als een theologisch geschil over de vraag of christenen die hadden afgezworen tijdens de persecuties onder Decius (250 n.Chr.) weer konden worden toegelaten tot de kerk.
- Novatiaanse christenen waren tegen het idee van herstel van excommunicaties, en zij beschouwden het bevel van Constantijn om de kerk toegankelijker te maken voor voormalige afvalligen (mensen die het christendom tijdens de vervolgingen hadden afgezworen) als een concessie die de zuiverheid van de kerk aantastte.
- De Novatianen beschouwden Constantijns poging om de kerk te verenigen als een politiek compromis dat de heiligheid van de kerk in gevaar bracht. Ze boden weerstand en gingen in veel gevallen ondergronds.
5. De Afwijzing van Keizerlijke Bemoeienis na Constantijn
- Theologische opstanden en ondergrondse groeperingen bleven een probleem, vooral omdat de keizerlijke bemoeienis met de kerk door veel christelijke groeperingen werd gezien als een corrupte invloed. De roep om kerken zonder politieke inmenging werd steeds luider, vooral in de latere jaren van het Romeinse rijk en na de val van het West-Romeinse rijk.
- Er was een permanente spanning tussen de groeiende kerkelijke macht (ondersteund door de staat) en de meer ascetische of monastieke stromingen die zich verzetten tegen het wereldlijke leiderschap binnen de kerk. Veel monniken en asceten streden voor de herleving van een kerk zonder politieke invloed, maar werden vaak onderdrukt door de gevestigde kerkstructuren die door Constantijn waren ingesteld.
6. De Reformatie (16e eeuw)
- De meest beroemde en significante theologische poging om de beslissingen van Constantijn en de daaropvolgende kerkelijke ontwikkelingen terug te draaien, was de Protestantse Reformatie in de 16e eeuw.
- Maarten Luther en andere hervormers waren fel tegen de politieke bemoeienis van de paus en de instituties die door Constantijn en zijn opvolgers waren opgezet, zoals het vasten van de kerk en de aflaatpraktijken. De Reformatie riep op tot een terugkeer naar de oorspronkelijke christelijke leer en kerkstructuren zonder politieke inmenging van de paus of de keizer.
- Hoewel de Reformatie een veel latere ontwikkeling was, werd het in feite geïnspireerd door de wens om de politieke en institutionele veranderingen van de christelijke kerk in de eeuwen na Constantijn te herzien en de kerk weer te richten op de oorspronkelijke evangelische principes.
Conclusie
Er zijn verschillende pogingen gedaan om de beslissingen van Constantijn en de veranderingen die hij doorvoerde in de kerk te herzien of tegen te werken. Dit gebeurde zowel via theologische bewegingen (zoals het Arianisme, Donatisme, en Monofysitisme) als via opstanden en ondergrondse groeperingen die zich verzetten tegen de politieke bemoeienis van de keizer met de kerk. Deze bewegingen hadden allemaal het doel om het authentieke christendom te beschermen tegen de invloed van de staat en tegen de hiërarchische structuren die door Constantijn werden ingesteld, en ze probeerden terug te keren naar een kerk die meer spiritueel onafhankelijk was van wereldlijke macht.