Bemediteren van een evangelieverhaal: wie heeft er eten?
Nieuw Leven
In mijn leven als kind van God, kom ik er keer op keer weer achter dat in deze relatie God mij vaak weer wat nieuws leert. In dat leren, dat in eerste instantie vaak pijn doet, kom ik er achter dat het weer een stukje nieuw leven voor mij is. Een van die stukjes wil ik met je delen…
Datum: 7 januari 2011
Ik werd door het lezen van het boek van Richard Foster, ‘Het feest van de navolging: groeien in spiritualiteit’ [1] op bladzijde 33 uitgenodigd voor een schriftmeditatie over Johannes 6: Jezus voedt de vijfduizend. Met behulp van al mijn zintuigen laat ik het verhaal bij mij binnenkomen:
Ik werd de jongen die mee de berg opging achter Jezus aan. Maar er waren zo ontzettend veel mensen, waardoor ik niets kon zien en niets kon horen. Ik werd er gewoon bang van. Daarom dook ik tussen armen en benen door en kwam zo langzaam maar zeker vooraan de grote groep mensen.
We moesten gaan zitten. Ik had honger en was blij dat mijn moeder me 5 gerstebroden en 2 visjes had meegegeven. Ze wist dat ik dolgraag achter Jezus aan wilde gaan en vandaag gaf ze me de gelegenheid.
Ik hoorde vrouwen in mijn buurt tegen elkaar zeggen: Ze vragen wie er eten bij zich heeft? Ik deed of ik niets hoorde, want ik dacht: wat moeten zoveel mensen nu met mijn broodjes en visjes. Op een gegeven moment stootte een vrouw mij aan en zei: “Wat heb jij in je knapzak zitten?” Ja, toen moest ik wel voor de dag komen. De vrouw trok Andreas aan zijn kleed en vertelde dat ik eten bij mij had. Andreas keek bedenkelijk en nam me mee naar Jezus. Mijn hart bonsde uit mijn lijf. Ik mocht zomaar zo dicht bij hem komen. Andreas deelde mijn mening en zei: “Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor zovelen?” Ik kon wel ineenkrimpen, want zie je wel: het was niets wat ik had. Maar Jezus keek mij zo liefdevol aan. In mijn hart moest ik huilen om zoveel liefde.
Jezus zei dat iedereen moest gaan zitten. Hij nam mijn broodjes en visjes in zijn handen. Ik durfde er bijna niet naar te kijken zo bang was ik dat hij toch zou zeggen dat het te weinig was. Ik had de discipelen horen zeggen dat er wel 5000 mannen waren. Ze hadden de vrouwen en de kinderen niet meegeteld. Maar Jezus bleef ze vasthouden en hij begon er zelfs voor te danken. Hij dankte voor mijn broodjes en mijn visjes. Hij vond het genoeg. Hij vond het waardevol. Dit was me nog nooit overkomen. Meestal deden de mensen minachtend over wat ik deed. Ik deed het nooit goed: of ik deed het verkeerd of ik deed te weinig. Het stelde niets voor. En nu … Jezus nam dat kleine beetje en dankte er voor. Er rolde tranen uit mijn ogen. Ik boog me nog dieper, zodat niemand het kon zien, maar ik kon nog net Jezus zien in mijn ooghoek. Jezus ging onder de mensen lopen en deelde uit van het brood en de vis, zoveel men maar wilde. De mensen mochten zelf zeggen hoeveel ze van mijn brood wilde eten. Er werd niet gezegd: “jij een kruimeltje en jij, want er is maar weinig.” Nee, iedereen mocht zeggen hoeveel ze maar wilden. Ik was stom verbaasd. Iemand die veel wilde, kreeg veel en iemand die zeer bescheiden was, kreeg minder… Ik ging zelfs staan om te zien hoe dat zou aflopen. Jezus kwam terug en na verloop van tijd zei hij tegen zijn discipelen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ Ik had nog geen hap in mijn mond gekregen, zo was ik bezig met kijken… Wat gebeurde er allemaal met mijn broodjes en visjes? Toen de discipelen terug kwamen, waren er twaalf manden over. Ik had maar 5 broodjes en 2 visjes gegeven…. Mijn hart stroomde over. Ik kon wel huppelen. Ik kon wel zingen en dansen, maar durfde het niet goed. “Wat zouden de mensen er wel niet van zeggen.”
Toen iedereen wegliep, wilde ik dit gevoel, deze ervaring vasthouden.
Ik ging niet mee, maar ging ergens op de berg zitten met het uitzicht op het meer. Ik had gezien dat Jezus alleen de berg opgegaan was.
Toen het donker werd, zat ik er nog. Ik was helemaal ontdaan. Opeens voelde ik dat Jezus naast me kwam zitten. Ik durfde niets te zeggen, maar dronk zijn aanwezigheid op in al de vezels van mijn lichaam.
Toen zei hij: “Dank je wel voor je broden en vissen. Ga maar naar huis en blijf je broden en vissen uitdelen aan anderen en weet dat met de zegen van Mijn Vader, ze verzadigd zullen worden.”
“Gaat u dan wel met mij mee?”, vroeg ik hem. “Ik bèn altijd bij je”, zei hij. “Zie niet op de omstandigheden. Je geloofde niet dat het waardevol is wat jij hebt, hè?” Ik zei: “Nee, heer, ik heb geleerd van anderen dat het niets voorstelt wat ik heb te geven”. “Heb je nu gezien dat door jou – met de zegen van mijn Vader – al die mensen voldoende hebben kunnen eten? Ga dan heen en blijf geven! Want wat mijn Vader je gegeven heeft, is genoeg voor meer dan 5000 mensen!”
“Maar, Heer, ik had het alleen maar van mijn moeder gekregen. Het was geen eens van mij.” Jezus zei: “zo is het ook. Jij krijgt het van anderen en dat mag jij ook weer door geven aan anderen. Is dat niet mooi!”
Deze schriftmeditatie was weer een stukje nieuw leven. Ik mag er zijn. Ik mag zijn wie ik ben. Ik mag ontvangen en ik mag het doorgeven. Hoe weinig het voor mijn gevoel ook is. Wat een wonder! Jezus vindt het voldoende… en ik?
[1] Richard Foster, ‘Het feest van de navolging: groeien in spiritualiteit’; [vert. uit het Engels: H. Fonteijn], 1997, ISBN 9075569025, Aanwijzingen voor de weg naar een actieve beoefening van het geestelijk leven, bestaand uit een gehoorzame onderwerping aan een aantal regels voor gebed, vasten, onderdanigheid en dergelijke., Gorinchem : Ekklesia, 192 p 24 cm, Met lit. opg, Vert. van “Celebration of discipline : the path to spiritual growth”. – New York [etc.] : Harper & Row, 1978, Herz. versie van De nieuwe levenswandel. – Utrecht : Novapress, 1983.