Bemediteren van een evangelieverhaal: de langdurig zieke vrouw
Een schriftmeditatie over Marcus 5: 21
21 Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. 22 Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. 23 Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ 24 Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. 25 Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. 26 Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. 27 Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, 28 want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden. 29 En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze voorgoed van de kwaal genezen was. 30 Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ 31 Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ 32 Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. 33 De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. 34 Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’
—————————–
datum: 7 maart 2011
Een schriftmeditatie: met behulp van al mijn zintuigen laat ik dit verhaal tot me doordringen.
Ik heb gehoord dat Jezus weer op weg is naar deze kant. Mensen onderweg hoorde ik het tegen elkaar zeggen. Ik ben zo ontzettend moe en na tijden denk ik: “ Ik wil toch beter worden.” Ik heb al zo vreselijk veel dokters afgelopen. Ik heb er zoveel geld aan uitgegeven. Elke keer na een teleurstelling, denk ik: “ik doe het niet meer! Het helpt toch niet.” Maar als de teleurstelling achter me ligt en de hoop (die na zo’n ervaring woest is geknakt) toch weer zijn kopje voorzichtig opsteekt, denk ik: “Wie weet! Ik ben zo ontzettend moe. Moe van mijn ziekte, moe van mijn lichaam die uitgeput is; moe van het altijd stinken naar bloed en mijn vieze kleren.” Het leven is zo uitzichtloos. Het is overleven van de ene naar de andere dag. En weet je wat het allerergste is – daar zou ik dagen om kunnen huilen, maar op de een of andere manier is die stroom wel gestopt: ik ben onrein! Ik mag mensen niet aanraken en niet naar de synagoge. Ik sta er helemaal buiten.
En nu heb ik weer hoop: Jezus heeft al zoveel mensen beter gemaakt? Waarom zou Hij mij niet kunnen helpen?
Ik durf niet tussen de mensen te lopen, bang dat ze me vinden stinken of dat ze mijn kleren weer vies geworden zijn. Ik loop door het veld. En als ik eindelijk bij het meer kom, en dicht genoeg bij de mensen durf te komen, zie ik dat belangrijke mensen in zijn nabijheid komen. Ik schrik er van terug, maar toch wil ik in zijn buurt komen. Ik hoef Hem alleen maar aan te raken. Niemand hoeft het te weten.
Moedeloos word ik bijna als ik zie dat de groep zich in beweging zet. Hoe kan ik nu ongezien dichterbij komen. Het bijzondere is dat – nu ik mee loop – het lijkt alsof de groep me naar voren duwt. Elke keer komt er een opening waardoor ik – voor ik er erg in heb – dichter bij Jezus kom. Ik hoor Hem praten. Ik hoor zijn discipelen antwoorden en verdringen om het dichts bij hem te lopen.
Dan zie ik zijn mantel en voor iemand het in de gaten heeft, raak ik Hem snel aan. Ik heb het te vluchtig gedaan, want ik raak zijn kleed net niet en ik word opzij geduwd. Weer krijg ik een gelegenheid en nu raak ik de stof van zijn mantel die opwaait aan, alsof het me in de hand gegeven word.
Ik voel of er iets gebeurd in mijn lichaam. Ik zoek naar een kracht in mijn ziel en in mijn geest. Ik schrik er zelfvan en duik snel weg. Ik wil zo graag de heelheid van zijn tot in alle hoeken van mijn lichaam ervaren. Heb ik niet genoeg geloofd?
Terwijl ik zo bezig ben met wat er in mij gebeurt, staat de stoet pardoes stil. Jezus heeft zich omgekeerd en de discipelen en de leider van de synagoge ook. Ik hoor ze zeggen: “Natuurlijk heeft iemand U aangeraakt! Moet u kijken hoe de mensen zich achter u verdringen.” Jezus kijkt in het rond en ik probeer weg te duiken. Het is niet gelukt…
Maar Jezus kijkt me zo aan, dat ik niet anders kan, dan eerlijk zijn en het komt uit de diepte van mijn ziel, en ik zeg zonder stemgeluid: Ik! Terwijl ik sta te rillen op mijn benen. Ik loop op hem af en val op mijn knieën. De tranen lopen over mijn wangen. Ik zie dat Jezus op zijn hurken gaat zitten. Hij legt Zijn hand op mijn schouder en kijkt met zulke intense ogen mij liefdevol aan. Ik, die zo graag beter wilde worden; die zo mijn best deed; die zo geloofde dat Hij het kon en nu… Zijn liefdevolle blik is als olie in mijn ziel. Ik sla mijn ogen toch neer en vertel hortend en stotend van mijn pijn terwijl de tranen over mijn wangen rollen. Ik vertel van de jaren vol eenzaamheid; de pijn in mijn lichaam; het niet kunnen delen, van deze verborgen ziekte die zo zichtbaar is omdat ik elke keer moet zeggen dat ik onrein ben; van de vele momenten van hoop; van de intense moeheid; van het niet meer kunnen; maar ook dat ik daardoor geen man beken en geen kinderen heb; dat ik niet meetel in deze maatschappij. Als ik af en toe opkijk, bemoedigen Zijn ogen mij om verder te gaan, om alles te vertellen: ook van het onbegrip; van de zielenpijn; van mijn ouders die niet zagen hoe ziek ik was; van mijn zorgen voor de anderen, ten koste van mijzelf; van mijn altijd maar doorgaan; van mijn overleven elke dag opnieuw; van mijn proberen; van mijn teleurstellingen; van mijn armoede, omdat het allemaal zoveel geld kost; en dat ik niet weet wie ik ben en niet weet wie ik mag zijn; …
En dan zegt Jezus: “Ga in vrede en wees genezen.” Ik voel de kracht van Zijn liefde, van Zijn begrip, van Zijn zien-van-mij tot in mijn zijn doordringen. Deze liefde raakt mijn ziel, mijn geest en mijn lichaam aan. Jezus staat op en geeft mij de hand, zodat ik ook op kan staan. Hij laat me los en kijkt me met een liefdevolle blik aan. Dit zal ik nooit meer vergeten!
Jezus draait zich om en vervolgt Zijn weg en ik ga uit de menigte en weet niet meer hoe ik dat gedaan heb. In het veld alleen, ga ik zitten. De zon schijnt op mijn huid en de tranen lopen over mijn wangen en mijn hart zingt: “Yes, this is JESUS!”