“Sorry, mijn calvinistische achtergrond”
Hoe vaak horen wij via radio en televisie, lezen wij in kranten of tijdschriften, of blijkt uit gesprekken dat mensen hun rusteloze arbeidsinspanning verontschuldigen door te zeggen dat het de schuld van hun calvinistische achtergrond is? Het harde werken – soms zelfs gepaard gaand met verwaarlozing van vrouw/man, kinderen of familie – wordt verontschuldigd door een: “sorry, dat is mijn calvinistische achtergrond”. Is dat nu werkelijk zo? Is dat nu wat wij aan erfenis van Johannes Calvijn (1509-1564; Franse kerkhervormer) hebben meegekregen? Of is zo’n uitspraak weer een mogelijkheid om zichzelf te verontschuldigen en de kerk in een kwaad daglicht te stellen?
Gepubliceerd in: ‘Gereformeerd Weekblad’
datum: juni 1996 (03)
auteur: Dineke van Kooten
De encyclopedie (Kleine Winkler Prins) zegt van ‘calvinisme’ o.a.: “Niet alleen een theologisch en kerkelijk stelsel, ook de consequenties van Calvijns leer op wijsgerig, politiek, sociaal en cultureel gebied worden gewoonlijk onder de term calvinisme begrepen” waarin “elke eerbare arbeid wordt beschouwd als het vervullen van een goddelijke roeping.”
Nader onderzoek laat zien dat vooral Max Weber (1864 – 1920; Duits socioloog en historicus) heeft gezegd dat de calvinistische leer van soberheid, heilsonzekerheid, hard werken en sparen geleid heeft tot het kapitalisme.
De sobere levensstijl zou de calvinist in staat hebben gesteld veel van het verdiende geld over te houden. De onzekerheid over het al of niet uitverkoren zijn zou – volgens Weber – tot een rusteloze arbeid geleid hebben, om in de zegen op die arbeid (rijkdom) Gods welgevallen als blijk van uitverkiezing op te merken. De bijbelse troost van de uitverkiezing wordt daardoor ingeruild voor een grenzeloze onzekerheid, en het bijbelse idee van soberheid wordt ingeruild voor een ongeremd winststreven. Immers: hoe rijker, hoe groter Gods welgevallen.
Kenmerkend voor deze en vele andere benaderingen is, dat men het christendom zeer onzorgvuldig behandelt. Vele bijbelse notities over de zin van het werken worden volledig uit hun context gehaald en gebruikt om het christendom aansprakelijk te stellen voor alle negatieve gevolgen van de naoorlogse economische en technologische groei.
Juist het christelijk geloof schenkt de mens rust (en niet alleen zondagsrust) in zijn rusteloze arbeidsinspanning. Ons werk verlost ons niet. Maar Christus verlost ons juist van twee grote vijanden: de hebzucht en het bezorgd-zijn. Het werk dat in mensenogen geen waarde heeft, neemt Christus als dankoffer aan. De rusteloze arbeidsinspanning ontneemt de “harde werker” het overzicht om met de schepping en met zichzelf om te gaan als een rentmeester aan wie God zijn beheer gegeven heeft. Dezelfde rusteloze inspanning vergeet dat de arbeid er ook is om onze naaste te helpen. Die hulp aan de naaste heeft vele aspecten. In dit licht gaat het carrière maken niet ten koste van gezondheid, gezin of collega’s.
Als er zo ‘calvinistisch’ wordt gewerkt, zullen wij vol vreugde ons werk doen, ieder op zijn post als opdracht van Christus.
Helaas schieten christenen vaak te kort. Wij laten in onze omgeving (kerk, maatschappij en politiek) door en in ons handelen veel te weinig zien van wat Calvijn, maar bovenal God zelf, ons leert over werken. Onze arbeid kenmerkt zich – helaas – veelal niet door een houding die is tot eer van God en tot heil van onze naasten, uit dank voor Christus verlossing. Ook wij erkennen arbeid vaak pas dan als het beroeps- en productiewerk is waarvoor betaald wordt.
Is het juist nu niet de taak van de kerk om christenen te wijzen op de bedoeling van God met werk, zoals deze ook in de visie van Calvijn is vertolkt? Misschien leert de maatschappij dan iets begrijpen van de daadwerkelijke gevolgen van het ‘calvinisme’ en zal ze dan haar invulling van dat woord moeten herzien. Volgens Weber is er een verband tussen de rationele arbeid en de religieuze motivatie. Het zou te wensen zijn dat er zo’n verband is, alleen in een andere zin dan Weber bedoelt. Of is het een te hoog gegrepen verwachting dat ons christelijk geloof invloed heeft op de arbeid van vandaag?