Het is goed om te proberen je angsten te leren kennen, zegt deze godsdienstfilosoof
auteur: Stevo Akkerman
datum: 9 november 2020
website: www.trouw.nl
Het zijn bange tijden, zeggen we, maar zijn het de tijden of zijn wij het? En wat is angst eigenlijk? ‘Je moet beseffen dat het bestaan zelf erom vraagt genoten te worden’, zegt godsdienstfilosoof Renée van Riessen.
Renée van Riessen doceert godsdienstfilosofie in Groningen en is hoogleraar christelijke filosofie in Leiden. Ze is ook dichter. Dit is ‘De vrouw en de trommel’, een gedicht uit 1984.
‘Er is in haar een vrouw die valt,
één die om donkere wakken schaatst (…)
Er is in haar een vrouw die valt,
die niet met anderen eten kan,
één die haar hart niet bergen kan,
haar eigen dromen niet verstaat.
Er is in haar een vrouw die valt
en op een grote trommel slaat.
Ze voelt het donker op haar huid,
ze weet de angst daar ingegrift,
ze drijft die luid en dreigend uit.’
Deze vrouw kampt met heel veel angsten.
“Het is iemand die met de angst probeert te leven, en ja, dat is misschien ook wel een kamp, in de zin van een strijd. Maar ze zoekt die op. Dat schaatsen om die donkere wakken, ze zou het ook niet kunnen doen.”
Het is een vrouw die valt.
“Maar ze komt altijd wel weer terecht, toch?”
Niet zonder trommel om de angst uit te drijven.
“Dat is de manier om ermee om te gaan. Ik denk dat dichten ook een vorm van trommelen is. Het is in elk geval iets anders dan weglopen bij de angst, er niet dieper op durven ingaan, want dan wordt de angst alleen maar groter. Het is goed om te proberen je angsten te leren kennen.”
Gaat achter alle concrete vormen van vrees een fundamentele angst schuil?
“De existentiefilosofie gaat daarvan uit en ik vind dat wel een goede analyse. Stel dat ik bang zou zijn voor spinnen, wat ik niet ben, en die angst gaat mijn hele leven beheersen, dan wordt het in feite een vorm van bestaansangst. Het interessante van de existentiefilosofie is dat die zegt dat elk mens moet leven met het feit dat de angst er is. Of die zich nu vastzet in spinnen of in hoogtevrees, de angst hoort bij het leven. Als je daar niet op ingaat, dan blijf je jezelf ontlopen, dan kom je in een bepaalde oppervlakkigheid terecht, die op zichzelf weer een probleem kan worden.”
Kan oppervlakkigheid ook niet heel prettig zijn?
“Dat kan, maar dan kom je niet op het spoor van jezelf, terwijl er toch wel degelijk een probleem is. Mensen kennen allemaal hun vormen van slapeloosheid, vertwijfeling, wanhoop. Er is geen leven zonder dat soort lijden, dat is een illusie. Je kunt er maar beter aandacht aan geven, het leven wordt daar ook interessanter van. Boeiender.”
En wat is de angst die achter dat lijden ligt?
“Dat is sterk verbonden met eindigheid; dat het leven een einde heeft en dat we dat ook weten. Iets wat de vroegste filosofen overigens ook al zeiden: mensen moeten leren te sterven.”
Is eindigheid dan hetzelfde als sterfelijkheid?
“Het ligt er wel heel dichtbij. Heidegger zegt: we denken over de sterfelijkheid, maar dat is niet een punt aan het einde van het leven, ver weg. Nee, het besef van die eindigheid is voortdurend bij je, het is midden in je leven aanwezig. Als een soort leegte.”
Je bent nooit niet sterfelijk.
“Inderdaad, maar ik zou tegelijkertijd een beetje afstand willen nemen van Heidegger, want doordat hij van sterfelijkheid iets filosofisch maakt is bij hem het concrete van sterven, de fysieke kwetsbaarheid en het moment van overgave, helemaal afwezig. Bij hem is de dood alleen een motor voor het ontdekken van je mogelijkheden. De sterfelijkheid dwingt tot het maken van keuzes, het geeft een verhevigd besef van tijd. Simpel uitgedrukt: als je nog maar een maand te leven had, wat zou je dan allemaal gaan doen?”
Het leven als bucketlist.
“Ja, maar mij spreekt dat beeld niet zo aan, omdat het niet mijn idee van leven is. Het leven reikt je ook dingen aan die je zelf nooit op jouw lijst zou zetten. De bucketlist gaat ervan uit dat ik het in de hand heb, ik vind dat een beetje beperkt, want dan kom ik alleen mijn eigen fantasieën, voorstellingen en gedachten tegen. Dat is een onwerkelijk beeld van het leven, alsof er niets is dat ons overkomt. En ik vind het wel prettig als mij dingen overkomen.”
Het begint er al mee dat leven zelf geen eigen keuze is geweest.
“Het is ons aangereikt. Als mijn ouders elkaar niet waren tegengekomen, had hier een ander figuur gezeten. Ik kan het fundament onder mijn eigen bestaan niet bouwen. We willen graag dat ons bestaan noodzakelijkheid heeft, maar dat heeft het niet. In de middeleeuwen had je natuurlijk de mooie gedachte dat er één is die wel noodzakelijk is: God. Als ik mijn bestaan in verbinding zet met die Ene, dan vind mijn bestaan een soort rust. Zoals Augustinus zegt: ons hart is onrustig tot het rust vindt in U. Je zou kunnen zeggen: het eindige is onrustig tot het rust vindt in de oneindigheid of in de eeuwigheid. Wat wijzelf dus niet zijn.”
Kunnen we die middeleeuwse gedachte herformuleren voor nu?
“Dat zou wel belangrijk zijn. Voor mij heeft het veel te maken met het besef van kwetsbaarheid. Als je bang bent, als er angst is, dan heeft je bestaan een schuilplaats nodig. Ik zou dan toch het woord God gebruiken. Waar verwijst dat woord naar? Voor mij gaat het om iets persoonachtigs. Je kunt ook denken dat God gelijk is aan de natuur of aan het zijn, ik ken al die mogelijkheden uit de filosofie. Maar voor mij voldoet dat niet. De filosoof Levinas zei daarover: er zijn veel denkers die naar dichters verwijzen, waarom zou ik dan niet naar Hebreeuwse dichters als Jesaja of de psalmisten mogen verwijzen? In de psalmen lees ik dat als er engte is of angst, er ook een plaats is waar die angst kan schuilen.”
Behalve de eindigheid kan ook de zinloosheid ons bang maken. Als niets zin heeft, waar haal je dan de moed vandaan om door te gaan?
“Maar wat versta je onder zin? Is dat wat nuttig is? Dat je kinderen hebt gekregen? Een goede baan hebt? Dan zou het leven zinloos zijn zonder nut, kinderen of werk. Ik zou zeggen: je moet het niet buiten het bestaan zoeken, maar beseffen dat het bestaan zelf erom vraagt genoten te worden. Om er gelukkig mee te zijn.”
Wie is Renée van Riessen?
Renée van Riessen (Lunteren, 1954) is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Universiteit Leiden en universitair docent godsdienstfilosofie aan de Protestantse Theologische Universiteit (Groningen). Ook publiceerde zij enkele poëziebundels.
René Gude zei, toen hij wist dat hij ging sterven: het leven heeft geen zin, maar je kunt er wel zin aan geven.
“Ik denk eerder dat er al zin ís, en dat die door mij opgezocht moet worden. Als ik daar niet in slaag, als ik mijn levensvreugde om wat voor reden dan ook kwijt ben, dan gaat het erom die weer op te zoeken. Maar de bron daarvan ligt buiten mij. Er is zin, en het is mijn opgave om daar meer oog voor te krijgen.
“Ik denk dat het aansluit bij het leven zelf, bij de ervaring van het bestaan. Het is ook een keuze. Als filosofen zeggen dat we geworpen zijn in een bestaan dat in zichzelf zinloos is, dan is dat een levensbeschouwing, een visie op het leven.
“Je kunt ook een andere visie hebben, en de mijne is gestempeld door mijn geloof. God zag dat het goed was, zegt het scheppingsverhaal. Je kunt daar allerlei vragen bij stellen, maar bij mij resoneren vooral die twee woorden ‘God’ en ‘goed’, en de verbinding daartussen.
“Ook de filosoof die begint bij de zinloosheid, zal een plek moeten geven aan het geluk en het genieten. Zoals de levensbeschouwingen die beginnen bij het geluk en het genieten op hun beurt een plek moeten geven aan het kwaad en het lijden. Maar de fundamentele keuze voor je uitgangspunt kun je niet rationeel verantwoorden.”
Dicht bij de zinloosheid ligt de leegte. Die ook angstaanjagend kan zijn, maar toch niet helemaal hetzelfde is. Of wel?
“De mystiek houdt zich veel bezig met de leegte en ziet daarin een plek waar we bang voor zijn, waar we niet mee geconfronteerd willen worden, terwijl dat wel noodzakelijk is. God en leegte zouden weleens meer met elkaar te maken kunnen hebben dan meestal wordt gedacht. God en stilte trouwens ook. Het is het toelaten van het niet weten en dus ook het loslaten van de controle. Dat heeft in de grote mystieke stromingen van alle godsdiensten een belangrijke plek. In die mystieke tradities is het afbreken van je eigen godsbeelden deel van de religiositeit.”
En dan is er, tot slot, nog de angst voor het oordeel. Wat als we het niet goed doen of niet goed hebben gedaan?
“Ik denk dat we erg strenge meesters voor onszelf zijn. En de psychologie zegt dat dat te maken heeft met het internaliseren van de oordelen van anderen, om te beginnen die van je ouders.
“Ontwikkeling betekent dan dat je zelf degene wordt die oordeelt. Zo krijg je het geheel wat meer in eigen handen, zonder jezelf onnodig hard te veroordelen. Daarmee bedoel ik niet dat tekortschieten of schuldig zijn irreëele aangelegenheden zouden zijn. Het gaat wel degelijk ergens over. Maar je kunt er een systeem van maken waarin het veel te veel nadruk krijgt.
“Zelf verbind ik schuld niet met doem, maar eerder met verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Schuld betekent dan dat jij, of ik, aangesproken wordt. Niet om perfect te zijn of geen fouten te maken, maar om in beweging te komen en iets bij te dragen.
“Vaak vergeten we dat God wel eens oneindig veel barmhartiger zou kunnen zijn dan wij dat zijn voor onszelf. Het probleem is dat we er niet in slagen dat te geloven, omdat we denken dat we zo’n liefdevolle blik op ons leven niet waard zijn. Maar ondanks onszelf is er in God een grote ruimte waarin wij aanvaard zijn.”
Dit interview valt samen met de tv-reeks ‘Waar ben je bang voor?’ Donderdag, NPO 2, 23.00 uur.
Lees ook: Hoe angst werkt
Het zijn bange tijden, zeggen we, maar zijn het de tijden of zijn wij het? En wat is angst eigenlijk? ‘Ik denk dat er is niets ergers is dan de angst dat jouw bestaan zinloos is’, zei psychiater Jim van Os, in de eerste aflevering van deze interviewreeks
Het zijn bange tijden, zeggen we, maar zijn het de tijden of zijn wij het? En wat is angst eigenlijk? ‘Je moet beseffen dat het bestaan zelf erom vraagt genoten te worden’, zegt godsdienstfilosoof Renée van Riessen.