Alleen bange mensen beoordelen elkaar
Vanmiddag zeg ik tegen mijn client: ‘alleen bange mensen beoordelen elkaar!”. Hij kijkt me met grote ogen aan, zijn hersenen kraken omdat hij er alles aan doet om dat te weerleggen. Maar het blijft stil tot hij zegt: ‘Meen je dat?’ Ik zeg: ‘Ja! Want waarom moet je bang zijn voor het oordeel van de ander,als je volwassen bent?’ Het is maar een idee van de ander. Het is geen realiteit.
Hij – hogeropgeleide, blanke man, die buitengewoon intelligent is en een goede baan – heeft een onzekere uitstraling omdat hij nauwelijks uit zijn woorden kan komen.
Hij voelt zich alle dagen beoordeeld en wil voorkomen dat de ander hem gaat veroordelen. Dus gebruikt hij heel veel van zijn hersencapaciteit om met de ander bezig te zijn. Hij wil én de ander vóór zijn en blijven én hij wil dat de ander positief over hem gaat en blijft denken. Een ware dagtaak en mijns inziens zonde van zijn hersencapaciteit. Maar dat was volgens hem geen probleem, want hij verveelde zich toch op zijn werk.
Ik leg hem uit dat het voor een kind noodzakelijk is om bang te zijn voor het oordeel van zijn ouders, zijn broertjes en zusje en later zijn juf en zijn vriendjes en zijn vriendinnetjes op school. Want als ze hem niet aardig vinden, dan krijgt hij geen eten en geen drinken, maar ook geen affectieve aandacht. Bovendien is het belangrijk dat een kind met aandacht naar anderen kijkt, om zo het leven te leren, maar ook om zo te krijgen wat hij of zij nodig heeft. In dat proces van leren, loop je allerlei butsen en builen op, want zo leer je nu alleen maar gaan staan en lopen. Die butsen en builen leren je het op een andere manier te doen om zo minder butsen en builen op te lopen. Dat zijn onze overlevingsmechanismen. Onze overlevingsmechanismen zorgen ervoor dat we díe butsen en builen zoveel voorkomen en als het kan niet meer oplopen. Het gekwetste kind is vaak bezig met de ontuitgesproken vraag; wat moet ik voor jou doen, zodat jij mij aardig vindt? Maar hoe het kind ook zijn best doet, het antwoord is vaak anders dan hij had bedacht.
Op onze 23ste hebben we onze prefrontale cortex ontwikkelt. Een optimaal functionerende prefrontale cortex is in staat om allerlei interne hersenprocessen aan te sturen en te reguleren. Zo kan dit hersengebied :
– de amygdala (het angstcentrum in je brein) onderdrukken,
– je reptielenbrein overrulen (bijvoorbeeld door niet toe te geven aan verleidingen),
– informatie opslaan in je kortetermijngeheugen en
– zorgen dat je je ergens op blijft concentreren.
Het neemt precies de taken over die onze ouders, onze leerkrachten in ons leven hadden. Wij zijn nu zover ontwikkeld dat we dat geheel zelf kunnen.
We hoeven nu niet meer bang te zijn, dan alleen als er echt iets ergs aan de hand is: een vuur, een gifwolk, een ongeluk, een alarm dat afgaat, etc.
Alle angsten die we nog wel hebben, zijn angsten uit onze kindertijd. Angsten die ons hielpen te voorkomen dat we weer dezelfde butsen en builen opliepen.
Als ik volwassen ben, dan ben ik in staat om de butsen en builen zelf te verzorgen en om óók te krijgen wat ik nodig heb, vanuit het in gelijkwaardigheid aangeven van mijn behoeftes en verlangens.
Voor de rest is de enige gedachte die je mag hebben: ik ben om van te houden, mogelijk zie jij dat ook!
Dat wil niet zeggen dat er niet nog genoeg te ontdekken valt over jezelf, dat wil niet zeggen dat je geen schaduwwerk of persoonlijke ontwikkeling hoeft te doen. Juist omdat je van jezelf mag houden, weet je dat er nog terreinen zijn in je ziel waar dat nog niet in doorgedrongen is.
Ik vraag hem hoe zijn leven eruit zal zien als hij zich geen zorgen meer maakt over het oordeel van de ander? Hij haalt opgelucht adem en zijn lichaam ontspant. Dan hoef ik mij niet meer in te houden. Dan kan ik zeggen wat ik denk en doen wat ik wil, in plaats dat ik zeg en doe wat ik denk dat de ander van mij verwacht!
Je bent alleen maar boos op mensen die jij zelf geen kritiek durft te geven.
Een andere eye opener is dat je alleen boos bent op mensen, die je niet echt durft te zeggen wat jjij lastig vindt.
Je bent boos, verontwaardigd, omdat je niet duidelijk je eigen grenzen aan durft te geven. Je durft niet SMART (specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch, tijdgebonden) te zeggen waar jij mee zit, of wat je eigenlijk nodig hebt maar niet krijgt.
Dat komt omdat je als kind eigenlijk niets in te brengen had. Je moest doen wat je ouders van je verwachtte of wat de juffrouw/meester op school je opdroeg om te gaan doen.
Dat geeft een machteloos gevoel en daar heb je ook met jouw overlevingsmechanismen op gereageerd. Door bijvoorbeeld te hopen dat de ander wel begrijpt wat jij zou willen, zodat je je niet afgewezen hoeft te voelen als je het zou vragen en de ander toch ‘nee’ zegt.
Of je hebt geleerd met veel omwegen, veel pleasen toch te krijgen wat je zou willen.
Of je hebt genoegen genomen met wat de ander dacht dat je nodig had en je reageerde daar niet op, maar nam het voor lief.
En toch diep in je, vreet het onrecht, de machteloosheid, misschien wel het oneerlijk gevoel dat je er aan overhoudt, jou op en ben je de ander in jou aan het aanklagen.
Die boosheid onder druk je, wuif je weg, maar komt er in andere situaties (bijvoorbeeld bij je dierbaren) toch uit.
Je hebt nu je 23+ de leeftijd om gewoon in gelijkwaardigheid te zeggen wat jij nodig hebt of te zeggen wat de ander van je vraag jij niet kunt geven.
Hij kijkt me verbaasd aan en zegt: dat is nog nooit in mij opgekomen!
Waarop ik hem vraag: Hoe zou het voor je zijn als je het wel gaat doen?
Hoe je over jezelf denkt wordt voor de ander zichtbaar in je handelen.
En ten slotte is de eye opener voor hem dat wat hij ten diepste denkt over zichzelf zichtbaar wordt in zijn lichaam en in zijn handelen.
Hoe meer ik mijzelf lief heb, hoe meer ik mijn lijf bewoon, hoe rustiger ik word.