PSALM 52
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 52 (HSV)
1 Een onderwijzing van David, voor de koorleider;
2 toen Doëg, de Edomiet, gekomen was en aan Saul bekendgemaakt en tegen hem gezegd had: David is gekomen in het huis van Achimelech.
3 Waarom beroemt u zich op het kwaad, geweldenaar? Gods goedertierenheid duurt toch de hele dag!
4 Uw tong bedenkt enkel schadelijke dingen, als een geslepen scheermes dat bedrieglijk werkt.
5 U hebt het kwaad lief boven het goede, de leugen boven het spreken van recht. Sela
6 U hebt lief alle verslindende woorden en een tong vol bedrog.
7 Maar God zal u voor altijd afbreken; Hij zal u grijpen en wegrukken uit de tent, ja, u ontwortelen uit het land van de levenden. Sela
8 De rechtvaardigen zullen het zien en ontzag hebben; zij zullen om hem lachen en zeggen:
9 Zie, de man die God niet tot zijn kracht maakte, maar op zijn grote rijkdom vertrouwde; hij was sterk geworden door zijn schadelijk handelen.
10 Maar ik zal zijn als een bladerrijke olijfboom in het huis van God; ik vertrouw op Gods goedertierenheid, eeuwig en altijd.
11 Ik zal U voor eeuwig loven, om wat U gedaan hebt; ik zal Uw Naam verwachten, want die is voor Uw gunstelingen goed.
Psalm 52 (berijmd)
Vers 1
Waartoe u dus beroemd in’t kwade,
Vermeet’le dwingeland?
Ik steun gerust op Gods genade
En trouwen onderstand.
Zijn goedheid duurt den gansen dag;
Zijn almacht wekt ontzag.
Vers 2
Uw tong, die toelegt om te schaden,
En als een scheermes snijdt,
Durft zich met snood bedrog beraden,
Uit bitt’ren wrok en nijd.
Gij mint het onrecht; haat de deugd;
De logen baart u vreugd’.
Vers 3
Gij grieft mij door uw schamp’re woorden,
Door taal, die mij verbaast;
Gij tracht mij door uw tong te moorden;
Maar beef; gij wordt welhaast
Door God, die uw gedrag verfoeit,
Voor eeuwig uitgeroeid.
Vers 4
God zal u voor Zijn wraak doen bukken,
En, door Zijn sterke hand,
U uit uw tent en schuilplaats rukken;
Ontwort’len uit uw stand.
De vromen zullen, vrij van nood
Dan lachen om uw dood.
Vers 5
“Zie”, zal men zeggen, “zie den dwaze,
Die, op zijn rijkdom stout,
Ons wilde door zijn macht verbazen,
Op God niet heeft vertrouwd;
Zijn sterkte kreeg hij door geweld;
Nu ligt hij neergeveld.”
Vers 6
Maar ik zal als d’ olijfboom groeien,
In ‘t huis des groten Gods;
Ik zal in eer en godsvrucht bloeien.
God is mijn steun en rots;
Op Zijne gunst, mij toegezeid,
Vertrouw ‘k in eeuwigheid.
Vers 7
Mijn God, U zal ik eeuwig loven,
Omdat Gij ‘t hebt gedaan;
‘k Verwacht Uw trouwe hulp van boven;
Uw waarheid zal bestaan;
Uw naam is voor ‘t oprecht gemoed
Van al Uw gunstvolk goed.