PSALM 47
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 47 (HSV)
1 Een psalm, voor de koorleider, van de zonen van Korach.
2 Alle volken, klap in de handen; juich voor God met luide vreugdezang.
3 Want de HEERE, de Allerhoogste, is ontzagwekkend, een groot Koning over de hele aarde.
4 Hij onderwerpt volken aan ons, Hij brengt natiën onder onze voeten.
5 Hij kiest voor ons ons erfelijk bezit uit: de trots van Jakob, die Hij heeft liefgehad. Sela
6 God vaart op onder gejuich, de HEERE vaart op onder bazuingeschal.
7 Zing psalmen voor God, zing psalmen, zing psalmen voor onze Koning, zing psalmen,
8 want God is Koning over de hele aarde; zing psalmen met een onderwijzing.
9 God regeert over de heidenvolken; God zit op Zijn heilige troon.
10 De edelen van de volken voegen zich bij het volk van de God van Abraham; want de schilden van de aarde zijn van God. Hij is zeer hoog verheven!
Psalm 47 (berijmd)
Vers 1
Juicht, o volken, juicht;
Handklapt, en betuigt
Onzen God uw vreugd;
Weest te zaâm verheugd;
Zingt des Hoogsten eer;
Buigt u voor Hem neer.
Alles ducht Zijn kracht;
Alles vreest Zijn macht;
Zijne Majesteit
Maakt haar heerlijkheid,
Over ‘t rond der aard’,
Wijd en zijd vermaard.
Vers 2
Naar Gods wijs bestel,
Op Gods hoog bevel,
Slaan wij, door Zijn hand,
Volken aan den band;
Die, door ons verneêrd,
Door ons overheerd,
Strekken tot een blijk,
Hoe Hij, liefderijk,
Aan Zijn woord gedenkt,
d’ Erfenis ons schenkt,
Jacobs heerlijkheid,
Aan hem toegezeid.
Vers 3
God vaart, voor het oog,
Met gejuich omhoog;
‘t Schel bazuingeluid
Galmt Gods glorie uit.
Heft den lofzang aan,
Zingt Zijn wonderdaân,
Zingt de schoonste stof,
Zingt des Konings lof
Met een zuiv’ren galm,
Met een blijden psalm;
Hij, de Vorst der aard’,
Is die hulde waard.
Vers 4
Zingt des Hoogsten eer,
Opdat ieder leer’,
Hoe Hij heerst alom
Over ‘t heidendom;
Hoe Hij van Zijn troon
Geeft Zijn rijksgeboôn,
Daar het al voor bukt,
Eed’len, gans verrukt,
Nu hun ‘t Godd’lijk licht
Straalt in ‘t aangezicht,
Delen in ons lot,
Eren Abrams God.
Vers 5
D’ eersten van den staat,
Die den onderzaat,
Naar Gods wijze wet,
Zijn ten schild gezet,
Eren ‘s Hoogsten macht.
God munt uit in kracht.