PSALM 72
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd. We zongen ze thuis, bijvoorbeeld na het eten aan tafel.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 72 (HSV)
Gebed voor Salomo
1 Voor Salomo.
O God, geef de koning Uw recht
en Uw gerechtigheid aan de zoon van de koning.
2 Dan zal hij over Uw volk rechtspreken met gerechtigheid
en over Uw ellendigen met recht.
3 De bergen zullen voor het volk vrede dragen
en de heuvels, met gerechtigheid.
4 Hij zal de ellendigen van het volk recht doen,
Hij zal de kinderen van de arme verlossen
en de onderdrukker verbrijzelen.
5 Zij zullen U vrezen, zolang de zon en de maan er zijn,
van generatie op generatie.
6 Hij zal neerdalen als regen op het gemaaide veld,
als regendruppels die de aarde bevochtigen.
7 In Zijn dagen zal de rechtvaardige tot bloei komen;
er zal grote vrede zijn, tot de maan er niet meer is.
8 Hij zal heersen van zee tot zee,
van de rivier de Eufraat tot de einden der aarde.
9 De woestijnbewoners zullen voor Hem neerbukken,
Zijn vijanden zullen het stof oplikken.
10 De koningen van Tarsis en de kustlanden
zullen schatting brengen;
de koningen van Sjeba en Seba
zullen schatten aanvoeren.
11 Ja, alle koningen zullen zich voor Hem neerbuigen,
alle heidenvolken zullen Hem dienen.
12 Want Hij zal de arme redden die om hulp roept,
en de ellendige, en wie geen helper heeft.
13 Hij zal de geringe en arme sparen
en de ziel van de armen verlossen.
14 Hij zal hun ziel van list en geweld bevrijden,
hun bloed is kostbaar in Zijn ogen.
15 Hij zal leven!
Men zal Hem van het goud van Sjeba geven,
men zal voortdurend voor Hem bidden,
de hele dag zal men Hem zegenen.
16 Is er een handvol koren op het land,
op de top van de bergen,
de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon;
de stedelingen zullen bloeien als het gewas op de aarde.
17 Zijn Naam zal voor eeuwig blijven;
zolang de zon er is, wordt Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant.
Zij zullen in Hem gezegend worden;
alle heidenvolken zullen Hem gelukkig prijzen.
18 Geloofd zij de HEERE God, de God van Israël;
Hij doet wonderen, Hij alleen.
19 Geloofd zij voor eeuwig Zijn heerlijke Naam;
laat heel de aarde met Zijn heerlijkheid vervuld worden.
Amen, ja, amen.
20 Hier eindigen de gebeden van David, de zoon van Isaï.
PSALM 72 (berijmd)
Vers 1
Geef, HEER, den Koning Uwe rechten,
En Uw gerechtigheid
Aan ‘s Konings zoon om Uwe knechten
Te richten met beleid.
Dan zal Hij al Uw volk beheren,
Rechtvaardig, wijs en zacht;
En Uw ellendigen regeren;
Hun recht doen op hun klacht.
Vers 2
De bergen zullen vrede dragen,
De heuvels heilig recht;
Hij zal hun vrolijk op doen dagen,
Het heil, hun toegezegd.
‘t Ellendig volk wordt dan uit lijden
Door Zijnen arm gerukt;
Hij zal nooddruftigen bevrijden;
Verbrijz’len, wie verdrukt.
Vers 3
Zij zullen U eerbiedig vrezen,
Zolang er zon of maan
Bij ‘t nageslacht ten licht zal wezen,
En op- en ondergaan.
Hij zal gelijk zijn aan den regen,
Die daalt op ‘t late gras;
Aan droppels, die met milden zegen
Besproeien ‘t veldgewas.
Vers 4
‘t Rechtvaardig volk zal welig groeien;
Daar twist en wrok verdwijnt,
Zal alles door den vrede bloeien,
Totdat geen maan meer schijnt.
Van zee tot zee zal Hij regeren,
Zover men volk’ren kent;
Men zal Hem van d’ Eufraat vereren,
Tot aan des aardrijks end.
Vers 5
Het woeste volk zal voor Hem knielen;
Zijn vijand lekt het stof;
En Tarsis voert, met rijke kielen,
Geschenken naar Zijn hof;
Met giften zullen langs de stromen
De koningen der zee,
En Scheba nevens Seba komen,
Hem smekend om den vreê.
Vers 6
Ja, elk der vorsten zal zich buigen
En vallen voor Hem neer;
Al ‘t heidendom Zijn lof getuigen,
Dienstvaardig tot Zijn eer.
‘t Behoeftig volk, in hunne noden,
In hun ellend’ en pijn,
Gans hulpeloos tot Hem gevloden,
Zal Hij ten redder zijn.
Vers 7
Nooddruftigen zal Hij verschonen;
Aan armen, uit genâ,
Zijn hulpe ter verlossing tonen;
Hij slaat hun zielen gâ.
Als hen geweld en list bestrijden,
Al gaat het nog zo hoog;
Hun bloed, hun tranen en hun lijden
Zijn dierbaar in Zijn oog.
Vers 8
“Zo moet de Koning eeuwig leven!”
Bidt elk met diep ontzag;
Men zal Hem ‘t goud van Scheba geven,
Hem zeeg’nen, dag bij dag.
Is op het land een handvol koren,
Gekoesterd door de zon,
‘t Zal op ‘t gebergt’ geruis doen horen,
Gelijk de Libanon.
Vers 9
De stedelingen zullen bloeien,
Gelijk het malse kruid.
Zijn naam en roem zal eeuwig groeien;
Ook zal, eeuw in, eeuw uit,
Het nageslacht Zijn grootheid zingen,
Zolang het zonlicht schijn’,
Hun zal een schat van zegeningen,
In Hem, ten erfdeel zijn.
Vers 10
Dan zal, na zoveel gunstbewijzen,
‘t Gezegend heidendom
‘t Geluk van dezen Koning prijzen,
Die Davids troon beklom.
Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen,
Bekleed met mogendheên;
De HEER, in Israël geprezen,
Doet wond’ren, Hij alleen.
Vers 11
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov’ Hem vroeg en spâ;
De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen,
Met Amen, Amen na.